In mijn 5-havoklas lezen de leerlingen Bezonken rood van Tijdens de les stel ik de vraag waar de wind in de roman voor zou kunnen staan. Als ik de vraag stel, blijft het stil. Als ik me een paar minuten een poging tot een discussie heb doorgeworsteld, steekt Melissa haar hand op.

‘Maar wat is nou het goede antwoord?’

En Melissa is niet de enige. Het gebeurt vaak dat leerlingen vragen of iets ‘goed’ of ‘fout’ is. En, of iets ‘moet’ of ‘mag’.

‘Meneer, is het goed als ik begin met een citaat?’

‘Meneer, is het fout als je je tekst niet begint met een anekdote?’

‘Meneer, mag je ook tégen de stelling zijn?’

Mijn reactie is altijd, op mildere toon dan dit digitaal papier doet vermoeden: ‘Wat denk je zélf?’ Vaak denkt een leerling zelf helemaal niets.

Leren volgens de krul en de rode streep

Dat ze weinig zelf nadenken, ligt niet per se aan de leerlingen. Het verbaast me niets dat ze constant vragen of iets goed of fout is, want door vrijwel alle antwoorden die zij moeten geven op vragen in het boek of in een toets gaat een krul of een rode streep. Hartstikke leuk dat jij kan beargumenteren dat de wind in Bezonken rood voor het verlies van kinderlijke onschuld staat, maar als het antwoordmodel daar anders over denkt levert jouw argumentatie nul punten op. Leerlingen willen altijd het goede antwoord geven, omdat hun nooit een andere vraag wordt gesteld.

Dat betekent natuurlijk niet dat alles een kwestie van interpretatie is en dat elk antwoord goed moet worden gerekend als een leerling zijn best maar heeft gedaan. De Tweede Wereldoorlog kwam wel degelijk na de Eerste Wereldoorlog, Gandhi vond de stoomtrein niet uit en heeft een andere palmares dan

Illustratie: Wijtze Valkema (detail)

Maar door de nadruk te eenzijdig te leggen op wat goed en wat fout is, stimuleert het onderwijs nauwelijks om leerlingen voorbij die tweedeling te laten denken. Concreter: het onderwijs stimuleert leerlingen nauwelijks om probleemoplossend, kritisch en creatief te denken.

Bij probleemoplossend denken is het doel duidelijk: er moet een probleem worden opgelost. De vaardigheid bestaat er dan uit te bedenken hoe zo’n oplossing eruit zou kunnen zien. Bij kritisch denken draait het om het verduidelijken van een bepaalde kwestie. Het doel is informatie te wegen en te beoordelen, zodat de achterliggende ideeën en consequenties van die ideeën helder worden. Wie kritisch nadenkt, leert niet uit zijn hoofd wat goed en fout is, maar denkt zelf na over die vraag. Bij creatief denken, tot slot, draait het juist niet om tot de kern komen, maar om het aandragen van alternatieven, het zogenoemde ‘out-of-the-box-denken.’ Ook hier gaat het niet om het vinden van het juiste antwoord, maar om het vinden van alternatieven.

De drie denkvaardigheden gaan dus een stap verder dan het goed-of-foutdenken dat zo dominant is in het huidige onderwijs.

Denken, waarom eigenlijk?

Nu voelen we instinctief aan dat leerlingen meer moeten kunnen dan het antwoord geven op een goed-of-foutvraag. Dat zij probleemoplossend, kritisch en creatief moeten kunnen denken. Maar waarom eigenlijk?

In haar manifest betoogt filosoof en hoogleraar rechtsfilosofie dat de vaardigheid om kritisch te kunnen denken één van de bouwstenen van de democratie is. Niet in staat zijn kritisch na te denken noemt zij, in navolging van ‘het ononderzochte leven leiden.’

Hoewel zij zich richt op de geesteswetenschappen, omdat die in tegenstelling tot de sociale en natuurwetenschappen onder druk staan, is haar betoog deels te lezen als een pleidooi voor kritisch denken in het gehele onderwijs.

Kritisch denken garandeert dat doelstellingen helder worden bekeken en dat zaken van wezenlijk belang niet uit haast of onoplettendheid worden genegeerd

Een gebrek aan kritisch denken leidt volgens Nussbaum tot onduidelijke doelstellingen. Kritisch denken leidt niet per definitie tot nobele doelstellingen, maar garandeert wel dat de doelstellingen die worden nagestreefd helder worden bekeken en dat zaken van wezenlijk belang niet uit haast of onoplettendheid worden genegeerd. Bezint eer ge begint.

Daarnaast stelt Nussbaum dat mensen die niet kritisch kunnen denken elkaar vaak respectloos behandelen. Het komt niet in hen op te streven naar een compromis of te zoeken naar gemeenschappelijke belangen, omdat zij zich niet enkel richten op de kwaliteit van de argumentatie, maar ook op degene die het argument naar voren brengt. Daardoor zien zij het politieke debat als een wedstrijd waarbij punten gescoord moeten worden en waarbij de tegenpartij de vijand is die een nederlaag toegebracht moet worden, of erger: die vernederd moet worden.

En wie niet in staat is kritisch na te denken, vervolgt Nussbaum, is bovendien makkelijk te beïnvloeden. Een demagoog die zich met veel retoriek maar slechte argumenten tot het publiek richt, kan zijn publiek overreden wanneer dit publiek geen aandacht heeft voor de kwaliteit van zijn argumenten. Wanneer hij het volk overtuigd heeft van zijn gelijk, kan een tweede volksmenner zonder moeite het publiek van het tegendeel van de zojuist door hen gevormde mening overtuigen.

Zoals de argumentatieve wind waait, waait ook het jasje van klas havo 3b. In die klas debatteerden we onlangs over de invoering van de doodstraf. De klas was verdeeld in twee kampen. Aan de ene kant van de klas zaten de leerlingen die vóór waren, een stuk of vijftien, aan de andere kant van de klas de leerlingen die tégen waren, tien in totaal. Als zij tijdens het debat van mening veranderden, mochten zij naar het andere kamp lopen.

Leerling 1 nam het woord en zei dat iedereen een tweede kans verdient.Twaalf leerlingen liepen naar zijn kant.

Leerling 2 bracht daar tegenin dat we in Nederland veel te mild straffen.Veertien leerlingen terug naar kamp ‘voor.’

Leerling 3 merkte op dat sommige mensen onterecht veroordeeld worden.En weer begon de helft van de leerlingen te lopen.

Conclusie: in havo 3b wordt de doodstraf om de dag ingevoerd.

Klaar voor de toekomst? Af!

Nussbaum richt zich in haar manifest dus in de eerste plaats op het belang van een kritisch denkende bevolking voor de democratie. Maar ook het bedrijfsleven is gebaat bij werknemers die kritisch kunnen denken. Een bedrijfscultuur kan volgens haar niet zonder individualisme en verantwoordelijkheid; kritische geluiden mogen dan niet worden onderdrukt.

Daarnaast, zo schrijft Nussbaum, is van steeds groter belang in het bedrijfsleven. En juist een andere, fantasievolle en onafhankelijke manier van denken, is van groot belang voor het in stand houden van een succesvolle innovatiecultuur. In betoogt Harvard-professor Tony Wagner dat er een kloof is ontstaan tussen wat leerlingen op school leren en wat zij nodig hebben om, in Wagners woorden, te ‘overleven’ in de 21ste eeuw.

Wagner interviewde honderden vooraanstaande personen werkzaam in het bedrijfsleven, de wetenschap, het onderwijs, bij non-profitorganisaties en goede doelen. En uit die interviews kwam één beeld duidelijk naar voren: het gaat er in de huidige arbeidsmarkt niet in de eerste plaats om wat werknemers weten, het gaat erom wat zij kunnen. Probleemoplossend, creatief en kritisch denken zijn volgens de geïnterviewden vaardigheden die daarbij onmisbaar zijn.

Karen Bruett, verantwoordelijk voor de strategische bedrijfsontwikkeling van Dell, legt in het boek helder uit waarom:

Work is no longer defined by your speciality; it’s defined by the task or problem you and your team are trying to solve or the end goal you want to accomplish. Teams have to figure out the best way to get there - the solution is not prescribed. And so the biggest challenge for our front-line employees is having critical-thinking and problem-solving skills they need to be effective in their teams - because nobody is telling them exactly what to do. They have to figure it out.’

Het politieke perspectief van Nussbaum, die de geesteswetenschappen als middel ziet om leerlingen te leren denken, wordt vaak lijnrecht tegenover het economische perspectief van Wagner gezet, die de nadruk juist op natuurwetenschappen, technologie, bouw- en wiskunde legt. Maar in de beste socratische traditie zou je ook kunnen zeggen dat ze in ieder geval één gemeenschappelijk doel hebben: een grotere rol voor denkvaardigheid in het onderwijs.

Illustratie: Wijtze Valkema (detail)

Les in denkvaardigheden

De vraag rijst dan: hoe leer je een leerling denken?

Leerling Iris Oosterhoorn (16) onlangs hier op De Correspondent dat er best een vak Denkvaardigheden gegeven zou mogen worden op school. Bij veel vakken wordt zij, zo schrijft ze, geacht de geleerde kennis toe te passen, te analyseren of interpreteren, maar aan hoe zij dat moet doen wordt weinig aandacht besteed.

zou inderdaad een welkome verandering zijn in het onderwijs. Kritisch denken kan bijvoorbeeld getraind worden door leerlingen socratische gesprekken te laten voeren: een gespreksvorm waarbij het er, anders dan in bijvoorbeeld een debat, om gaat dat de leerlingen puur en alleen op basis van hun eigen ervaringen een gesprek voeren om gezamenlijk tot een antwoord te komen op een socratische vraag. Wat is tolerantie en waar houdt onze privacy op, bijvoorbeeld.

Maar een vak Denkvaardigheden alleen is niet genoeg. ‘Socratisch denken kan op scholen of universiteiten worden onderwezen als onderdeel van het vakkenpakket, maar kan niet op goede wijze gedoceerd worden, tenzij het diep geworteld is in de pedagogiek en het algehele ethos van de school,’ schrijft Nussbaum. Anders gezegd: het heeft weinig zin om de eerste twee lesuur kritisch na te mogen denken bij het vak Denkvaardigheden, als je het derde uur bij Duits de klas uit wordt gestuurd omdat de docent je een betweter vindt.

Willen we de pedagogiek en het algehele ethos van scholen veranderen, dan moeten we beginnen bij de manier waarop getoetst wordt. Van een toetscultuur die zich voornamelijk richt op antwoordmodellen die alleen voorzien in goed en fout naar een cultuur waarin leerlingen zelf moeten nadenken over de vraag wat goed en fout is.

Laat leerlingen dus niet alleen essays schrijven bij Nederlands, maar laat leerlingen ook bij geschiedenis nadenken en schrijven over middeleeuwen, renaissance of romantiek. Houd het practicum niet voorbehouden aan de sectie biologie, maar stuur leerlingen ook bij Nederlands, aardrijkskunde of economie op onderzoek uit. Bij het nieuwe vak Denkvaardigheden moet het onderwijs leerlingen leren denken, bij andere vakken moet het onderwijs leerlingen laten denken.

Oh, en voor de leerlingen uit 5 havo die aanstaande maandag een toets maken over Bezonken rood: de wind staat voor het leven, antwoord C.

Wat vindt de leerling zelf? Er wordt vaak gedaan alsof leerlingen op de middelbare school alleen maar leren de lesstof te reproduceren. Maar naarmate de schoolperiode van een leerling vordert, komt de nadruk juist veel meer te liggen op vaardigheden als interpreteren, analyseren en evalueren. Alleen: hoe doe je dat? Leerling Iris Oosterhoorn (16) schreef er een column over in mijn tuin. Geef ons een lesje interpreteren, betoogt Iris Oosterhoorn (16) Alles voor het cijfer - of toch niet? Onlangs zwengelde correspondent Economie Jesse Frederik een interessante discussie aan over het prestatiefetisjisme in het onderwijs, dat hem een afkeer van de middelbare school bezorgde. ‘Wat mij betreft krijgt het onderwijssysteem een 4,’ schrijft hij. Een reactie vanuit de praktijk. Lees hier ‘Meneer, is het voor een cijfer?’ terug Wat te doen tegen de compensatiecultuur? Het compenseren van onvoldoendes met mooie cijfers is doodnormaal geworden op de middelbare school. Zo krijg je leerlingen die met een vlotte presentatie slagen voor Nederlands, terwijl ze geen fatsoenlijke zin op papier krijgen. Wat te doen tegen de compensatiecultuur? Lees hier ‘Waarom Jori uit 4 vwo nog steeds niet kan schrijven’ terug