Voor fietsenmaker Arie Liefhebber uit Nieuwegein begon het rijden op de hoge bi als reclamestunt, tijdens de start van de Tour de France in 2015 in Utrecht. Hij haalde er de voorpagina van De Telegraaf mee.

Daarna begon hij er in zijn dagelijks bestaan mee te fietsen, van zijn huis in Vianen naar zijn winkel in Nieuwegein. Dat deed iets met zijn leven onderweg.  

Uit de serie Short Flashes door Wiktoria Wojciechowska.

‘Zelfs de grootste zuurpruim begon te lachen als ik op die fiets reed’, vertelt hij op zijn vrije maandagochtend in zijn fietsenwinkel in Nieuwegein, waar alles is gemaakt van oude fietsonderdelen en waar de muur volhangt met krantenknipsels over Liefhebber.  

De hoge bi, dat is die antieke fiets met een voorwiel dat tot je borst komt en een achterwiel tot je kuit. Koosnaam: naar de wielgroottes. De bi is als een olifant: hoog, charmant en vroeger waren er meer van. De oorspronkelijke bi’s, ‘de eerste fiets die zich een fiets mag noemen’, werden vanaf 1870 geproduceerd, tot ze verpletterd werden door de komst van de ‘veiligheidsfiets’ – de fiets die we nu berijden. 

Foto: Harry Todd / Getty

Arie werd afgelopen jaren Europees kampioen en wereldkampioen op de moderne hoge bi’s. Zijn twee exemplaren torenen rank en slank uit boven alle andere fietsen in zijn winkel. Zijn wedstrijdmodel heet de Ariel. vernoemd naar een ‘Ik heet Arie L.’, zegt hij. Dat kon dus geen toeval zijn. 

‘Het is niet zomaar een fiets, het is een kunstwerk’, beschrijft een van de reuzenfiets de hoge bi. Koninklijk opstijgen boven de wereld, terwijl je rustig zittend in de lucht trapt. Zo zitten veel van de selecte groep berijders op hun fiets: als charmeurs, toneelspelers, dandy’s. Mensen die het leven zelf tot kunst verheffen. 

Voor Arie draait het vooral om de kick.

Er zit geen rem op een hoge bi. Je benen stilhouden kan niet, omdat de trappers direct aan de as van het voorwiel zitten. Dat levert de kick op maar dan zit je ook nog eens op enorme hoogte. Zonder tandwielen en ketting bepaalt de grootte van het wiel je snelheid.

Defensief rijden, anders ben je kapot

In de nieuwste van Tesla rijdt de auto met 64 kilometer per uur tegen een betonnen muur. De dummies in de auto zijn dan nog heel (net als de muur). Val van een hoge bi op lage snelheid, en je gaat zelf kapot. Dat lokt ander weggedrag uit dan zo’n sterke kooiconstructie.

Uit de serie Short Flashes door Wiktoria Wojciechowska.

‘De fiets maakt je een heel defensieve weggebruiker,’ vertelt Arie, ‘want je kan dus niet remmen. Alleen een beetje tegendruk geven. Dus je komt aanrijden en ziet dat het stoplicht al een tijdje op groen staat. Dan ga je inschatten: kan ik nog doorrijden of springt-ie zo op rood?’ Het gaat makkelijk mis. Arie heeft wel eens een schoen vol bloed leeggegoten en nu is er een botje stuk in zijn enkel. 

De fiets lokt ook ander gedrag uit bij de omgeving. Mensen accepteren het als Arie op zijn hoge bi door rood rijdt, de autowereld met zijn op snelheid gerichte logica wordt even stilgezet. Andere weggebruikers stoppen om te kijken naar het spektakel. ‘Vaak duurt dat een heel aantal seconden, want: mobieltje pakken, camera aanzetten, klik.’ 

Kijk, een olifant!

Dit jaar hielp Arie de eerste hogebiwedstrijdraces en toertocht in Nederland organiseren, samen halsbrekende toeren uithalen is leuker dan alleen.

Bij de toertocht zag je mannen (en twee vrouwen) met lorgnetten en pilotenbrillen voorbij komen, en daartussen ook fietsers in volledig professioneel wielren-ornaat. De route liep langs Na de finish was de winnaar van zijn bi gevallen en had hij zijn heup gebroken, maar hij had toch ‘a brilliant weekend’ gehad,

Verschijnt er een hoge bi op straat dan verandert die in een theater, net als wanneer er iemand met een eenwieler ineens uit de coulissen een schoolplein op komt rijden. Of is het misschien andersom? Daar waar de straat een plek is voor mensen om samen te komen, daar past de hoge bi perfect.

Op elke soort fiets een ander mens

Wat een feestje. Kan ik dit ook leren?

Zelf heb ik drie fietsen die onderweg verschillende mensen van me maken.

De degelijke moederfiets met een zitje voor- en achterop is de sociaalste fiets van de drie: ik kijk recht naar voren en naar opzij. Heb ik een kindje voorop, dan kan ik met hem goed praten. Achterop is het niet zo makkelijk praten, dat kindje kijkt naar mijn rug. Rijdend op deze fiets kan ik niet snel versnellen of snel remmen, wat me een relatief rustige passant maakt. Automobilisten laten me, ook als er niemand in die zitjes zit, vaker voor in de regen. Wanneer ik op deze fiets door rood rijd, denk ik in de blikken van andere weggebruikers te lezen: wat-een-on-ver-ant-woor-de-lij-ke-moe-der. 

Mijn racefiets is de fiets waarop ik me het beste voel als ik alleen wil zijn

Dan heb ik een oude racefiets, gemaakt om snel te gaan, lekker licht. Er kan behalve ikzelf niemand op en ik zit niet met mijn rug recht, maar voorovergebogen, in een hoek van tegen de 45 graden. Dat kletst minder makkelijk met mensen naast me, en ik zie minder van de mensen en de wereld om me heen. Op mijn stadsfiets wandel ik op wielen, op mijn racefiets, daar ren ik op. Wielrennen heet dat dus. Dit is de fiets waarop ik me het beste voel als ik alleen wil zijn.

De derde fiets is een elektrische bakfiets. De motor laat me een tijd lang 20 kilometer per uur fietsen, terwijl ik rechtop zit en rustig doortrap. De kindjes op het bankje voor me kan ik goed horen en zien. Deze fiets zegt vooral anderen veel over wie ik ben. Volgens Willem Boterman, universitair docent sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam, zijn bakfietsen een symbool van En dat zegt weer iets over de veranderende positie van vrouwen. Er zijn steeds meer vrouwen met banen die in de stad willen blijven wonen, die hun banen combineren met een gezin en graag hun leven op fietsafstand inrichten. Bakfietsmoeders hebben het imago van ‘assertieve carrièremakers’.

Wat een boel fietsen om je verschillende soorten mens op te voelen.

Toen lifestyles nog niet waren uitgevonden

Vroeger, ‘vroegah’, had je twee soorten fietsen. Fietsen en bromfietsen. Hier een foto uit 1960 uit Rotterdam. Hier staat een fietsfile bij een van de ingangen van de Maasfietstunnel, en je ziet het: allemaal dezelfde sturen zonder handremmen, dezelfde lampjes-aan-een-dynamo en allemaal zijn ze zwart of grijs. Of zou dat aan de foto liggen?

Rij fietsers voor de Maastunnel. Foto: Spaarnestad / HH

Nu zijn er al die verschillende fietsen, en ook nog scooters en en elektrische steps op het fietspad. Allemaal vertellen die verhalen over onszelf en onze lifestyles. En die lifestyles, gegoten in staal en aluminium, maken weer iets zichtbaar van wat zich in de samenleving afspeelt. 

Neem de Swapfiets, te herkennen aan de blauwe voorband. Dat is een huurfiets, een klassiek Hollands model, waarop je een abonnement neemt voor Is-ie kapot, dan swapt het bedrijf ’m binnen een dag voor een ander. Dat heeft gevolgen voor het sociale en economische leven in de stad. Wie een abonnement op Swapfiets heeft, leert geen band meer plakken, of anderszins zijn fiets onderhouden. Alle reparaties lost Swapfiets voor je op, dus leer je ook je lokale fietsenmaker niet meer kennen. Je leert wel hoe je het bedrijf Swapfiets – inmiddels actief in – oproept om je een andere fiets te bezorgen. 

Mobiliteit als een dienst: je wordt consument en gebruiker van je fiets, in plaats van eigenaar en klusser. De Groene Amsterdammer wijdde onlangs een essay aan de Swapfiets, getiteld en beschreef hoe die symbool staat voor wat filosoof Zygmunt Bauman vloeibare moderniteit heeft genoemd: ‘Dat aanzien niet meer wordt bepaald door materiële rijkdom maar juist door het tegenovergestelde: de mogelijkheid om niet verbonden aan, en afhankelijk van, spullen te zijn, en zo ‘licht’ mogelijk door

Collega-schrijver Arjen van Veelen over het ontbreken van een bagagedrager op de Swapfiets (en steeds meer andere fietsen). ‘Dan kan je nooit meer iemand achterop nemen’, zei hij. Wat te denken van die achterop-scène in Turks fruit, het liedje Bagagedrager (‘Spring maar achterop’) en dat mooie verhaal van de zanger van Pearl Jam die tig jaar na dato nog zocht naar de Nederlandse fan die hem ‘s nachts naar huis had gebracht, terwijl haar haar in zijn gezicht wapperde?

‘Die fabrikanten vernietigen ons cultuurgoed’, zei Arjen tegen mij 

‘Die fabrikanten vernietigen ons cultuurgoed’, zei Arjen tegen mij. 

Niet lang daarna huurde ik in Groningen een deelfiets die wel een bagagedrager had: de OV-fiets. Ik nam een vriendin achterop mee van het reüniefeest van onze studie naar de Airbnb die we hadden gehuurd. Zij droeg mijn rugzak, zodat ik die niet in haar gezicht zou duwen. Arjen had gelijk: die achterop was niet alleen handig, maar ondersteunde ook onze vriendschap, bracht ons letterlijk dichter bij elkaar. 

Leren fietsen op de Karrenstraat

Nu wilde ik hoge bi leren rijden. Bij de toertocht in Zaltbommel had ik maar één vrouw op een bi gespot, maar als je even verder kijkt zit de van Elsa von Blumen, die voor publiek een wedstrijdje reed tegen paard Hatti, tot aan Marilyn Monroe aan toe.

Op een zondag pakte ik de trein naar Den Bosch, waar je op hogebi-les kan. De fiets die je daar krijgt was maar half zo hoog als die van Arie, en dat was voor mij, geen thrillseeker, precies hoog genoeg. Een vrouw die Tatum heette ging het voordoen op de Karrenstraat, in het hart van Den Bosch. 

O ja, zo ging dat, als je nog niet kan fietsen: je kan niet opstappen zonder steppend een flinke vaart te maken. Met je handen op dat hoge stuur en met je linkervoet op een klein stijgbeugeltje achter het grote wiel hink je op rechts naar voren. Daarna (lijkt dit niet op een paard bestijgen?) moet je, je linkerbeen strekkend op de stijgbeugel, je rechterbeen over het beest heen gooien. En dat dus rijdend.

‘Goed idee, op zondag je nek breken!’, riep een Bosschenaar me vriendelijk toe

Tatum deed het veertien keer voor, ‘je moet er niet te veel bij nadenken’. En toen kon ik het, zolang ik ‘bergaf’ ging op de Karrenstraat, die heel licht afloopt. Het uitzicht daarboven was zoals wanneer je een keer een busje huurt terwijl je een gewone auto gewend bent: je kan de weg verder overzien. Op een echte hoge bi moest je vrachtwagenperspectief hebben. Ik voelde me al kwetsbaar genoeg en zo zag ik er kennelijk ook uit. ‘Goed idee, op zondag je nek breken!’, riep een Bosschenaar me vriendelijk toe vanaf zijn stoepje.

Les twee: je kunt een hoge bi niet goed besturen zonder je benen van de trappers te halen, omdat die aan het voorwiel vast zitten. En dan kun je, met je benen in het luchtledige, nog steeds niet scherp sturen omdat het wiel zo groot is. Als je wilt stoppen, moet je iets totaal tegenintuïtiefs doen: vaart maken. Zodat je al rijdend af kan stappen: het omgekeerde van opstappen.

Uit de serie Short Flashes door Wiktoria Wojciechowska.

Uiteindelijk fietste ik een rondje door het centrum van de stad, Tatum holde naast me. Afstappen leek eenvoudig, maar het lukte alleen soms, en ik wist nooit van tevoren wanneer. Dan liet ik me, ondersteund door Tatum, maar achterlangs van het zadel glijden. Maar nu moest ze weg: er wachtte een groep andere uitjesmakers op haar bij een escape room.

‘Je mag ook een step lenen’, zei ze.

Arie Liefhebber, Marilyn Monroe en Tatum, begreep ik nu pas, waren acrobaten. Daarna stepte ik door Den Bosch en spoelde over de schuine stoepjes voor rolstoelers en kinderwagens tussen stoep en straat, op een tempo net tussen lopen en fietsen in, het hele centrum door. Steppen maakt je vloeibaar, glibberig. Maar het kost ook veel energie en mijn rechterbovenbeen voelde al snel moe.

Wat was de veiligheidsfiets, de gewone Hollandse fiets, dacht ik al steppend en mijn zegeningen tellend (niks gebroken), toch een Dat je als je even trapt gewoon vooruit blijft gaan, ook al zit je daarna stil.  Maar ook: zo relatief makkelijk om te leren berijden en zo ongevaarlijk. Zo praktisch en open en – zeker de Hollandse opoefiets – niet te snel. Sociale interactie met je omgeving is nog mogelijk.

Het is bijna onmerkbare technologie. ‘Een fiets is iets, maar bijna niets’, en niets wint het van die

De straat: waar we samenleven

Een hoge snelheid is niet handig als je menselijke interactie wil laten plaatshebben in een stad. Hoogleraar Toekomsten van Stedelijke Mobiliteit alias Fietsprofessor, liet in academisch zien dat op straat, de plek waar de samenleving wordt gebrouwen, ontmoetingen met onbekenden bijdragen aan de mate waarin je blootgesteld wordt aan diversiteit, aan ‘mensen buiten je bubbel’. Het ligt sterk aan je vervoermiddel hoe die omgang met anderen verloopt.

In het ov en te voet ontmoet je makkelijk mensen, maar ben je niet zo vaak gedwongen om met ze te onderhandelen over wie voorgaat en wie dat bepaalt. 

In de auto ontmoet je moeilijk andere mensen en wordt het meeste voor je geregeld, omdat je zo hard kan en geïsoleerd bent in een afgesloten kooi. Een verkeerslicht – in verkeerskundige taal een ‘verkeersregelinstallatie’ (VRI) –

Maar op de fiets leer je bij uitstek hoe je met andere mensen onderhandelt, in een soort dans, vooral op plekken zonder verkeersregelinstallaties. Op een stadsfiets kun je goed om je heen kijken, communiceren met je hele lichaam, door je benen stil te houden of juist te bewegen, door om te kijken, door iets te zeggen tegen elkaar. Een heel zichtbare plek is de aan de achterkant van station Amsterdam Centraal. uit het programma Voor de vorm.

Een land vol hoge bi’s

Onderhandelen voor Nederlanders is op de fiets even gewoon als op Koningsdag. Willem-Alexander zijn dochters als die voor het eerst op de fiets naar de middelbare school Ook minister-president Mark Rutte als om te benadrukken: we zijn onder gelijken hier in Nederland.

Uit de serie Short Flashes door Wiktoria Wojciechowska.

Ik begon te fantaseren. Wat als die veiligheidsfiets nooit was uitgevonden? Hoe zou de samenleving eruit zien in een land waar iedereen – inclusief de koning – hoge bi reed?

Hoffelijkheid zou een belangrijk nationaal karakteristiek van die natie zijn, iets waar je trots op bent, zoals ze in Frankrijk trots zijn op hun keuken, in Amerika op hun veerkracht en in het Verenigd Koninkrijk op hun absurde humor.

Men zou van jongs af getraind zijn om om te gaan met risico en waarschijnlijk alsnog de beste botbreukspecialisten van de wereld hebben. Auto’s zouden niet worden toegelaten op straat: dat gaat niet in een theater.

De straten zouden vergevingsgezind zijn ontworpen, zodat je makkelijk kunt uitwijken, zonder scherpe randjes, glooiend, en zo dat je goed naar elkaar kan kijken, kan flaneren, daar boven in de lucht.

Ik zou na lang oefenen hebben leren bi-rijden, zonder te vallen – of juist door te vallen. Of ik zou het nooit leren. Lopen zou vast ook een kunstvorm zijn. Misschien liep ik op stelten. 

En misschien kwam er dan toch weer iemand die de veiligheidsfiets uitvond, omdat die zoveel handiger en efficiënter was. Maar totdat het zover was, zouden ze in dit land vast vaak drinken op de schoonheid en de lol van de omwegen van het bestaan.

In zijn winkel in Nieuwegein haalt Arie een bruine fles tevoorschijn, gebotteld ter ere van die laatste races in Zaltbommel: Hoge bier. ‘Met extra hoge gistingsgraad.’

Meer lezen?

Een gepixelde foto van een vrouw die uit een autoraam kijkt vanuit een witte auto. Op de weg is iedereen een hufter – behalve jij Zelfs de kalmste mensen kunnen in opgefokte monsters veranderen zodra ze de weg op gaan. Waar komt die road rage vandaan en vooral: wat kun je eraan doen? Ik stapte in de auto met een super-ervaren rij-instructeur en leerde: kijk door het glas, rubber en blik en zie de mens. Lees het artikel hier