Het is de grootste hervorming van ons zorgstelsel sinds de Tweede Wereldoorlog, met de stoffigste naam sinds de Tweede Wereldoorlog: de decentralisatie van de zorg. De landelijke overheid zei in 2015 tegen de gemeenten: ‘En nu moeten jullie zelf de zorg voor jullie inwoners gaan inkopen’.

Krap vijf jaar later. Jeugdzorg staakt voor het eerst in de geschiedenis. Vakbond meldt dat 18 procent van alle jeugdzorgers ziek thuis zit, 50 procent het idee heeft dat ze hun kennis en vaardigheden niet in kunnen zetten, 90 procent weleens overweegt de jeugdzorg te Jongeren krijgen Tientallen jeugdzorginstellingen – ze hebben te weinig geld om alle jongeren te kunnen helpen, hun werk goed te kunnen doen.

En dat werk raakt een groot deel van de samenleving. In Nederland ontvangt een op de tien jongeren een vorm van jeugdzorg, dat waren in 2018. Het aantal stijgt sterk sinds de transitie in 2015; toen waren het er nog 380.000. 

Wat is hier gebeurd?

Alle Nederlandse gemeenten werden op 1 januari 2015, na een rommelige en overhaaste voorbereidingsperiode, verantwoordelijk voor de uitvoering van in totaal drie nieuwe wetten.

De komende tijd ga ik me richten op de Jeugdwet. Die regelt dat de zorg die een kind in een bepaalde woonplaats kan ontvangen, aan het begin van elk jaar wordt ingekocht door lokale ambtenaren. Denk aan: zoveel uren jeugdpsychiatrie, zoveel handen in de reclassering, zoveel hulp bij opvoedproblemen. 

Het inkoopbudget krimpt sinds de overgang elk jaar, terwijl meer kinderen zorg behoeven

Voor het inkopen van die zorg krijgt elke gemeente budget van de landelijke overheid. De gemeenten schatten in hoeveel zorg nodig is op basis van ervaring en feedback vanuit hun wijkteams, die zicht houden op welke kinderen hulp nodig hebben.

Maar het inkoopbudget krimpt sinds de overgang elk jaar omdat het kabinet wil bezuinigen, terwijl er door het lokale toezicht nu juist van méér kinderen bekend is dat ze zorg behoeven.

Deze zorgcrisis komt niet als verrassing

De decentralisatie was een bezuinigingsmaatregel óf een manier om betere zorg te kunnen verlenen, afhankelijk van wie je het vraagt. Laten we hier voor het gemak gaan voor allebei. Want wie strak in het vizier heeft welke mensen precies welke zorg nodig hebben, kan deze heel precies inkopen en verlenen.

We zijn uit de chaotische beginperiode; welkom bij het chaotische nieuwe normaal. Er is in alle gemeenten meer zicht op welke kinderen hulp nodig hebben. Er is alleen niet ineens extra hulp. Je kunt niet veel méér zorg verlenen met veel mínder geld.

Pretty basic stuff, zou je zeggen. Alsof je alle vrouwen van Nederland preventief screent op borstkanker, ontdekt wie er allemaal ziek zijn en vervolgens zegt: ‘maar behandelen kan niet, geen geld voor’.

Wrang is dat deze zorgcrisis niet als een verrassing komt. Er werd door mensen die in de zorg werken aan alle kanten gewaarschuwd voor de lonkende tekorten, de abrupte overgang, de onduidelijke nieuwe verantwoordelijkheden. 

De beoogde positieve uitwerking van de decentralisatie (kortere lijntjes, beter zicht op de problemen) is nog steeds veelbelovend maar komt door geldgebrek en bureaucratische druk niet overal zo lekker uit de verf als zou kunnen, luidde van de nieuwe Jeugdwet door het ministerie van Volksgezondheid uit 2018.

Hulp gezocht: wat zijn precies de problemen, en wat zijn mogelijke oplossingen?

De komende tijd ga ik dus schrijven over de Jeugdwet, omdat dat vrij letterlijk is waar alles begint – zowel in de maatschappij als in het traject van de meeste mensen die langdurig zorg ontvangen. 

De Jeugdwet gaat over alle zorg op het gebied van opvoedings- en gedragsproblemen, geestelijke gezondheidszorg, reclassering, lichte geestelijke en verstandelijke beperkingen, hulp bij persoonlijke verzorging, kinderbescherming en de gesloten jeugdzorg. Andere vormen van zorg die kinderen kunnen ontvangen, zoals bijvoorbeeld specialistische medische zorg, huisartsenzorg of verpleging, vallen onder een aantal andere wetten.

Als je je verdiept in de decentralisatie, en de Jeugdwet in het bijzonder, kom je al snel op fundamentele vragen over hoe we met elkaar omgaan. Zoals: waarom moeten we, in een land van zeventien miljoen, toch vooral zo veel en lang mogelijk ‘zelfredzaam’ zijn? En: hoeveel volwassen zorgvragen creëer je, als je kinderen met een zorgvraag niet fatsoenlijk behandelt?

Laten we daarom samen uitzoeken hoe de uitvoering van de Jeugdwet verloopt sinds 2015. 

Hoe het ging, hoe het gaat en hoe het gaat gaan. Wat zijn precies de problemen waar de verschillende betrokkenen in de jeugdzorg tegenaan lopen en wat kunnen we doen om ze aan te pakken?

In de eerste plaats wil ik dat blootleggen door te gaan praten met mensen die met jeugdzorg te maken hebben, ouders en jeugdzorgers zelf. Dus kom maar op: draag bij onder dit stuk of mail me op vera at decorrespondent punt nl.