‘Ik woonde in een houten hutje met een tuin met een mangoboom, vlak bij het strand. Ik ging fluitend naar m’n werk, elke dag. Kanoën door mangrovebossen, snorkelen boven koraalriffen. Ik verdiende goed. Het was echt het paradijs.’

‘Maar ja. Geen voldoening, hè.’ 

En dus verlaat Peter Van den Ende (34) het paradijs, of: de Kaaimaneilanden, om vlak voor z’n dertigste tóch nog gehoor te geven aan een lang onderdrukte scheppingsdrift en het paradijs dan maar te gaan tekenen, vanaf een zolderkamer in België. 

Gelukkig, want je ziet niet vaak zoiets fraais als Van den Endes debuut, het prentenboek Zwerveling (2019). Zwerveling is bedoeld als kinderboek, maar is stiekem een beeldroman voor alle leeftijden, over een papieren bootje dat zijn weg zoekt door de wijde waterwereld. Ik kreeg het onlangs van een vriend. 

Wat opvalt is dat Van den Ende heel goed weet wát er allemaal in die waterwereld leeft. Houden veel prentenboeken het gezien bij haaien en krabbetjes, in Zwerveling zeilen de obscuurste ribkwallen, diepzeeslakken en zeekatten voorbij. Afgewisseld door hallucinante samenraapsels van stukjes mens en dier.

Het papieren bootje zwemt met klompvissen, wordt neergeschoten door een boorplatform, raakt verstrikt in een eindeloze zeeslang, wordt gered door een nautilusschelp vol maanmannetjes en begroet vliegende vismensen als oude vrienden, op een strand bezaaid met propellers.

Zelfs een van de grootste illustratoren van deze tijd, is fan en noemt het werk een ‘minutieus uitgewerkte, epische droom’. Een droom in romantisch aandoende zwart-witte pentekeningen, alsof Van den Ende naast het oceaanleven eveneens de negentiende-eeuwse gravurekunst van Édouard Riou – illustrator van Jules Vernes Twintigduizend mijlen onder zee (1870) – populair wil maken bij de minimens.

Hoe komt hij erbij? Ik zoek Van den Ende op in Antwerpen om hem te vragen naar zijn overduidelijke liefde voor de natuur.

Hij blijkt biologie gestudeerd te hebben. 

Hoe kan het ook anders.

‘Haha ja, maar ik heb biologie niet afgemaakt. Ik vluchtte voortijdig naar de Kaaimaneilanden met mijn beste vriendin Lune, die daar vacatures had gevonden voor natuurgidsen voor toeristen bij Hele dagen op en in het water, een geweldige job. Dat heb ik twee jaar gedaan.’

Aha, Zwerveling is opgedragen aan deze Lune. Heeft zij jou haar obsessie met het mariene in getrokken?

‘Nee nee nee. Op de zee was ik al verliefd sinds ik tiener was. Zo heb ik Lune ontmoet: tijdens een les chemie op de universiteit. Het was heel saai, zij kwam naast me zitten en ineens zei zij tegen mij: 

"Zijde gij die jongen van de kwallen?" 

Ik zeg: "Nee, inktvissen."

En sindsdien is die vriendschap gegroeid.’

Inktvissen?

‘In Sea Life Blankenberge aan de Belgische kust, zag ik als jongetje voor het eerst een levende Onvoorstelbaar, dat lijkt op niks wat je kent en toch is het slim. Thuis begon ik hem meteen na te tekenen. En elk jaar ging ik terug. Soms stond ik een uur te wachten tot de octopus tevoorschijn kwam. Maar ik vond de zee in het algemeen fascinerend. Je kijkt ernaar vanaf het strand, maar je ziet niet wat daar gebeurt. Dat is een magisch rijk uit zicht.’ 

Wat heb je denk je overgehouden aan die studie biologie?

‘Een professor in de evolutieleer, zei vaak: a jack of all trades is a master of none.’ 

‘Dan had hij het over Darwins vinken op de Galapagoseilanden. Die hebben allemaal verschillende snavels, gebouwd op grote zaden eten, of juist kleine – maar ik betrok het meer op mezelf. Ik dacht: als ik ergens heel goed in wil zijn, moet ik één ding kiezen. Je kunt niet twee sterren volgen. Je moet één ster kiezen en dan geraakt ge misschien nog ergens. Dus ik koos tekenen. Beetje laat.’ 

Grappig dat je het zo binair ziet, het is kunst óf wetenschap. Ik zie jouw werk en vind je typisch een hybride van beide.

‘Maar ik kijk niet als een wetenschapper naar dieren, meer als een kunstenaar.’ 

Wat is het verschil?

‘Ik kijk naar de schoonheid, maar ik hoef die niet per se te ontraadselen. Waarom heeft dat dier een bepaald soort veertjes op zijn hoofd? Ik bezie dat puur als: wow, dat is schoon – alhoewel... nee, ik vraag mij dan ook wel af: wat is daar het evolutionair nut van? Hmm. Misschien zit ik er toch tussenin.’

Het waarom van schoonheid?

‘Ja, neem paradijsvogels. Die leven op een eiland waar geen roofdieren zijn, dus natuurlijke selectie is daar vooral seksuele selectie. Overleving wordt bepaald door de seksuele voorkeur van vrouwtjes. Dus die paradijsvogels hebben allerlei rare, bonte veerpatronen en dansjes gecreëerd die heel erg opvallen – dat kan alleen zonder roofdieren. Heel mooi.’ 

Waarom vind je dat de keuze voor tekenen ‘laat’ kwam?

‘Ik had al op een kunstzinnige middelbare school gezeten, maar was toen te schijterig om voor de kunsten te kiezen en dacht, wat vind ik nog meer leuk? O ja, natuur. Maar in mijn biologieschriften vind je vooral schetsen, geen college-aantekeningen. Die kreeg ik aan het einde van het jaar dan van Lune. Enfin, je mag je droom niet verspillen, dat heb ik nu wel geleerd.’

Dus weg van de Kaaimaneilanden.

‘Ja. Ik ben eigenlijk zo’n engel uit Paradise Lost (1667) die uit de hemel is gevallen. In dat boek staat dat hele bekende zinnetje: it’s better to reign in Hell than serve in Heaven. Zo voelde ik dat ook op de Kaaimaneilanden: ik leefde in het paradijs, onder de vleugels van een groot bedrijf, het was zalig, maar ik was niet vrij. Mijn dagen werden ingevuld door een ander. Nu doe ik mijn eigen zin. Ik voel voldoening, maar het is vele malen zwaarder.’

Een zoekend bootje – eigenlijk is het een autobiografie.

‘Veel is uit het leven gegrepen, ja. Ook kleine dingen. Ralph, een collega-gids op de Kaaimaneilanden, zei tijdens zijn nachtelijke snorkeltochten bijvoorbeeld altijd: ‘Oké, nu doet iedereen zijn lampen uit. En trappel heel hard met je voeten!’ 

‘Dat deden alle toeristen dan met hun flippers. En dan zag je allemaal kleine lichtjes verschijnen in zee – dinoflagellaten zoals zeevonk, een soort plankton. Ze zijn bioluminescent en geven ’s nachts licht als je ze stoort.’ 

‘Zei Ralph: "Ah, nu ziet gij sterren boven u én onder u!"’ 

‘Dat beeld heb ik dan verwerkt tot plaat.’

Ziet snorkelen rond de Kaaimaneilanden er zo uit als in Zwerveling?

‘Iets kaler wel. In het boek komt een koraalrif voor dat echt barst van de vissen, maar in het echt was het iets meer verspreid. Het gaat ook niet zo goed hè, met de koraalriffen daar. Op sommige plaatsen was het eigenlijk niks dan rots met gekleurde algen erop. Dat vonden de toeristen ook mooi. Maar het was echt niet gezond, schrijnend zelfs.’ 

Je had niet de behoefte zo’n milieuboodschap op te nemen in je tekeningen.

‘Nee, ik wil mensen niet de les lezen. Sinds de jaren vijftig zeggen wetenschappers al: zo moet je de natuur niet behandelen – en de biodiversiteit gaat maar sneller en sneller achteruit, er wordt amper geluisterd.’ 

Zwerveling moest meer over verwondering gaan. Ik wilde een hele rijke wereld creëren, vol leven. Uiteindelijk zit de destructie en vervuiling er toch een beetje in. Dat ging vanzelf. Iedere plaat symboliseert een ander gevoel. De platen met overbevissing en het boorplatform: frustratie en machteloosheid. De polen: eenzaamheid. Het mangrovebos: nieuwsgierigheid. Het bootje zinkt af naar de oceaanbodem: een dipje.’ 

Sommige beesten zijn ook half menselijk?

‘Als je vaak op dezelfde plekken gaat duiken, kom je steeds dezelfde vissen tegen. Zoals een stelletje vliegende knorhanen. ’s Nachts ging ik een keer op de bodem liggen met mijn duiklamp en kwam het mannetje op mijn arm zitten. Letterlijk, hij heeft twee keer drie pootjes onder z’n voorvin.’

‘Dat creëert dan zo’n hele speciale herinnering. Alle vismensen in het boek zijn beesten waar ik dit soort herinneringen aan heb.’ 

‘Zoals de zeehaas, dat is een zeeslak die ik vaak in de mangrove trof. Lune was er verzot op, ze heeft er zelfs een keer eentje gekust. Dus ik heb de slak armen en benen gegeven en een kreeft laten berijden. Die slakken zijn zo groot als een A4’tje, gigantisch. Of de pauwbot, een vis waar ik altijd naar uitkeek. Als je zo veel in zee bent, dan worden dat je vrienden. Van: "ah daar zijt ge weer". Onnozel om te zeggen, maar het is zo.’

Weer andere beesten dienen als decor.

‘Klopt, zoals de alen. Op Kaaimanse zandvlaktes op een diepte van twintig meter denk je soms zeegras te zien. Maar dan kom je dichterbij en opeens verstopt dat zeegras zich in kleine gaatjes Het zijn namelijk hele fijne lange dunne palingen, die samenleven in een groep. Je kunt bij dat gaatje gaan liggen totdat ze er weer terug uit komen piepen.’ 

Bizar. Dat is zo leuk aan Zwerveling, dat sommige beesten die echt bestaan er vreemder uitzien dan de beesten die je verzonnen hebt.

‘Je bedoelt vast een soort zeekomkommers uit de diepzee. Of de vis met een half transparant hoofd, Of de die lijkt op met enorme vliezen tussen zijn armen.’

Waarom is de held eigenlijk een papieren bootje?

‘Lune vroeg me ooit, heel lang geleden, om iets voor haar te tekenen uit mijn wereld. En dat werd toen een meisje – dat was zij – in een papieren bootje, met op de achtergrond een soort kruising tussen een walvis en een Iets surrealistisch.’

‘Papieren bootjes zie je vaak in kinderboeken. Daar staat dan het standvastige tinnen soldaatje in, of twee dieren varen ermee door een riool. Maar het papieren bootje is nooit het personage zelf. Ik vond het juist een mooie metafoor voor als je jouw plaats in de wereld zoekt en die wereld is turbulent en chaotisch, en je voelt je heel klein en fragiel. Zo voel ik mij toch soms.’

‘Dit bootje is ook geen ik-ik-ik-personage – zo van: kijk naar mij – maar juist: kijk naar de wereld rond mij. Zo komt iedere prent hopelijk over.’

Uiteindelijk vaart het bootje een haven in.

‘Een havenstad die gebaseerd is op Antwerpen, Gent en Brugge. Sommige schepen heb ik gewoon hier uit de haven geplukt. De havenkranen zijn tekeningen van kranen uit begin twintigste eeuw die je hier nog vinden kunt, verzameld De karkassen van reuzen.’ 

En dan stapt een nieuwe gedaante het bootje uit, aan wal.

‘Dat is een metamorfose, hè. Sommige mensen denken dat er de hele tijd iemand aan boord zit, maar waarom zou het bootje dan verdwijnen? Het is één en dezelfde figuur. Je maakt een reis, je verandert, je blijft niet hetzelfde. Ik weet wat ik ermee wil zeggen, maar elke betekenis die je eraan geeft, is goed.’

‘Waarom zou ik anders een boek zonder woorden maken?’ 

‘Voilà.’

Op de hoogte blijven van m’n avonturen in niet-mensland? Ik schrijf over die andere 99 procent van de wereld: van pluizige pauwspin tot mens-varken-hybride. In deze mail houd ik je geregeld op de hoogte van vragen die ik heb, stukken die ik schreef of mooie wetenschapsverhalen van anderen. Schrijf je hier in voor mijn wekelijkse mail

Meer zeebeesten?

Vergeet de dinosaurus, omarm de échte heerser van de prehistorie: inktvis Dinosaurussen kent iedereen, maar over de verloren heerschappij der inktvissen hoor je nooit iemand. Nu Platvoet en zijn vriendjes al lang en breed zijn uitgestorven, is de inktvis bezig de oceaan te heroveren. Vergeet de dinosaurus, omarm de échte heerser van de prehistorie: inktvis Lees mijn artikel hier terug.