Een tijd geleden kocht ik in de Jordaan een armband voor de verjaardag van mijn vriendin. Ze was er blij mee, maar na een tijd dreigde het steentje eruit te vallen en ze vroeg of ik terug wilde gaan naar de goudsmid om het cadeau te laten repareren. Dat deed ik. Onze relatie was gaandeweg steeds onduidelijker geworden – was het een relatie? Was het vriendschap? Was het seks zonder vriendschap of was het vriendschap zonder seks? – het stond hooguit vast dat alles steeds onduidelijker werd. Dat gold allicht niet alleen voor onze relatie.

Voor ik geïnstalleerd zou worden als lid van de ging ik met het armbandje naar de Jordaan. Een dame in de winkel zei: ‘Volgens mij zit het steentje best stevig, maar ik kan het atelier er even naar laten kijken.’

‘Doet u dat,’ antwoordde ik.

Mijn vriendin droeg het armbandje vrijwel dagelijks, ze zou wel weten waarover ze klaagde.

Daarop nam ik een taxi naar het Conservatorium van Amsterdam, waar ik mijn petekind nog eens een pianoconcert had horen geven. Er was een ontvangst op de eerste verdieping, waar thee, koffie en kraanwater werd geschonken. Iedereen leek vrolijk. Dat mocht ook wel, het was lente en er lagen geen bermbommen langs de weg. Zo’n ontvangst is net een hotellobby, alleen loop je er minder snel doorheen.

Charlotte Mutsaers, die ik jaren geleden in het bijzijn van de journalist Mark Schaevers in een café in de Jordaan was tegengekomen, kon zich die ontmoeting nog uitstekend herinneren. ‘Ik heb een olifantengeheugen,’ zei ze. Ze had toen een hondje bij zich. Overigens was mijn vriendin ook bij die ontmoeting geweest, toen nog zonder armbandje.

Het dreigde pijnlijk te worden, maar ik loste het beleefd op. Overleven is weinig anders dan het vermogen en de bereidheid potentiële conflicten beleefd op te lossen

Op weg naar de plechtigheid raakte ik in een discussie verwikkeld over achterdocht. ‘Goede schrijvers zijn achterdochtig,’ zei Mutsaers.

‘Intelligente mensen zijn achterdochtig,’ antwoordde ik.

Waarop de architecte Francine Houben zei: ‘Ik ben niet achterdochtig, ik ben eerder naïef.’

Het dreigde pijnlijk te worden, maar ik loste het beleefd op. Overleven is weinig anders dan het vermogen en de bereidheid potentiële conflicten beleefd op te lossen.

Na de plechtigheid, die mij in de verte deed denken aan mijn was er een borrel. De fotograaf Erwin Olaf was zo vriendelijk naar mij toe te komen. Hij zei: ‘Ik lees altijd je stukjes in de Volkskrant, soms moet ik lachen en soms denk ik: hij zou een pak op zijn broek moeten hebben.’

Ik voelde op dat moment een merkwaardig verlangen, misschien was het vooral nieuwsgierigheid: ik wilde dat Erwin Olaf mij een pak op mijn broek zou geven. Dat was wellicht genoeg bestaansrecht voor de Akademie van Kunsten: dat Olaf ons allemaal een pak op de broek zou geven.

Helaas kon ik er niet verder met hem over praten, want de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen snelde op mij af; ijdelheid en beleefdheid dwongen mij het pak op de broek uit te stellen.

Het gesprek met de minister was ook al uiterst aangenaam. Ik kon mij een vriendschap voor het leven voorstellen, maar eveneens een affaire à la François Hollande. Ik zou op een brommer, met helm uiteraard, naar het ministerie rijden, en pas als ik de kamer van de minister binnenkwam, zou ik de helm afzetten.

Er was ook nog een man van de radio die wilde weten wat de Akademie ging doen. Een merkwaardige vraag. Wist de man dan niet wat over het was gezegd:

Ik geloof niet dat wij de illusie moesten hebben het Congres van Wenen naar de kroon te steken.

Een andere journalist zei: ‘Helaas zijn Viktor & Rolf al naar huis.’

Een paar weken daarvoor was ik met Artsen zonder Grenzen in op stap geweest en ik was getroffen door de expats. Aardige, hardwerkende mensen, maar toch een tikkeltje verdwaald in Congo. Zoals zij verdwaald waren in Congo leken wij verdwaald in het Conservatorium van Amsterdam.

Gijs Scholten van Aschat, een acteur voor wie ik alleen maar een buiging kan maken, zei: ‘Op ons rust nu de verplichting van het optimisme.’

Zeker, maar die verplichting rustte ook op de socialistische jeugdvereniging in de DDR. De DDR bestaat niet meer, maar het optimisme heeft de DDR overleefd.

Ik had last van hooikoorts en zocht in mijn broekzak naar een zakdoek, maar vond alleen een papiertje van de goudsmid waarop stond dat ik een armbandje had ingeleverd met een los steentje.

Het zou een mooi symbool zijn, als daad van optimisme, dat de Akademie van Kunsten een bibliofiele uitgave doet verschijnen waarin de belastingaangiften van haar negentien leden over het jaar 2012 of 2013 zijn opgenomen. Of over beide jaren. Zo’n uitgave mag best wat kosten, 1.000 euro bijvoorbeeld, en de opbrengst komt ten goede aan de kunsten.

Denkend aan de DDR herinnerde ik mij Solidaritätslied van Ik zou dat wel in willen studeren met voormalige kindsoldaten uit Afrika, dan leren die meteen ook een mondje Duits en kunnen ze misschien makkelijker terecht in de fabrieken van Dr. Oetker.

Ik stel me voor dat, bij wijze van kunstproject, twaalf kindsoldaten uit Afrika worden geïmporteerd. Ik reken in dezen op medewerking van Fred Teeven, die ik sinds ik hem heb geïnterviewd in Fred mag noemen, en dan gaan we aan de slag.

Samen met de voormalige kindsoldaten zal ik door de vinexwijken van Nederland trekken – ik ben al eens alleen door een vinexwijk getrokken, het wordt tijd dat ik dat samen met voormalige kindsoldaten ga doen – liederen van Brecht zingend. Der Kanonensong is in dit verband natuurlijk niet te versmaden. Hierdoor zal de burger op onverwachte wijze worden geconfronteerd met de geschiedenis van het idealisme.

Als de kindsoldaten een aardig mondje Duits aan dit project overhouden, en ik zal mij daarvoor inzetten, want Brecht moet je in het Duits zingen, was het allemaal niet voor niets.

Wat mij betreft spreken Hotelmensen Duits.

Vorige week: schrijven in een psychiatrische inrichting Afgelopen zomer verbleef de Hotelmens in een psychiatrisch inrichting. Om te schrijven. Pas veel later, na een hereniging met een patiënt uit het ziekenhuis, besefte de Hotelmens: er zijn alleen maar patiënten, maar sommigen ontsnappen - veelal om dubieuze redenen - aan opname. Lees: ‘Het verschil tussen patiënten en niet-patiënten is klein’ De Hotelmens drink wijn met zijn accountmanager De Hotelmens drinkt een glas met Carlos. Carlos is zijn accountmanager en gaat van bank verhuizen - de Hotelmens gaat mee. Al is het maar omdat een accountmanager vaak meer van je weet dan je vrienden of je partner. Thuis ben je waar je een bankrekening kunt openen. Lees hier ‘Alcoholisme is ook een accountmanager’ terug De Hotelmens is hierop gebaseerd Schrijver Joseph Roth (1894-1939), de inspiratiebron van De Hotelmens, is populairder dan ooit. Vijfenzeventig jaar na zijn tragische dood wordt het werk van de berooide, aan lager wal geraakte auteur herdrukt en maken tal van beroemde schrijvers goede sier met hem. In Oostende, waar Roth langere tijd verbleef, werd onlangs een Roth Genootschap opgericht. Joris van Casteren ging met de oprichtster op pad, op zoek naar sporen van Roth. Lees hier de zoektocht naar Joseph Roth terug