De Correspondent leest voor
Marc Chavannes - De politiek bemoeit zich te veel met de rechtspraak
SoundCloud
Luister hier naar het voorgelezen verhaal

Die ochtend was advocaat Derk Wiersum doodgeschoten. De bibliotheek van de rechtbank begon leeg te lopen na een spontaan samenzijn om ontzetting te delen. Toevallig had ik al afgesproken die middag bij een broodje in de bieb de rechtbank mijn eerste indrukken te geven van m’n rondtocht langs de rechterlijke macht.

‘Is de rechter het volgende doelwit?’, vroeg een van de deelnemers zich zachtjes af.

Het leek me zo triviaal na deze bijeenkomst-in-shock te gaan praten over werkdruk in de rechtspraak, wachttijden voor rechtszaken, de schadelijke gevolgen van outputfinanciering en de worsteling van rechters in familie-, vreemdelingen- en strafrecht om de productienormen te halen. De democratische rechtsstaat lag veel directer onder schot.

Het lag niet alleen aan de politiek, het bestuur, het lag ook aan de rechters zelf

Ik deed een poging. Er ontstond zoiets als een gesprek. En toen ging iedereen weer aan het werk. Het recht riep. Een jonge rechter kwam naar me toe en zei: ‘Zal je niet te aardig voor ons zijn?’ Hij uitte ongeduld over de weerstand die hij proefde tegen vernieuwingen. Het lag niet alleen aan de politiek, het bestuur, het lag ook aan de rechters zelf.

Die waarschuwing heb ik als een amulet met me meegedragen tijdens m’n verdere bezoeken en ontmoetingen. De afgelopen maanden sprak ik met rechters over de stand van de rechtspraak. Ik wilde weten hoe het komt dat de rechtspraak steeds meer moeite heeft te voldoen aan de maatschappelijke vraag naar tijdig recht en waarom de politiek het recht liever omzeilt dan ondersteunt.

Ik stelde vast dat het twee voor twaalf is voor de rechtspraak. Dat is ernstig, want rechtspraak is geen luxe, maar een van de drie essentiële pijlers van de democratische rechtsstaat.

Ik heb gekeken hoe rechters hun werk doen, hoe zij van een soms gebrekkig dossier toch een zo compleet mogelijke zitting maken. Hoe zij proberen binnen de wet het goede te doen voor mensen in de penarie. Hoe zij er niet in slagen zich uit het moeras van regels en praktische bezwaren omhoog te trekken.

Rechters zijn stelselmatig overvraagd en werken 40 procent over. Dat van de rechtspraak. De politiek probeert al jaren om mogelijk strafbare feiten en conflicten om af te handelen. De toegang tot de rechtspraak, een grondrecht voor iedere burger, wordt Rechtszaken duren vaak

Mijn indruk is dat veel rechters dagelijks improviseren in het belang van goede rechtspraak. Dat zij zich net zo veel zorgen maken als iedereen over zaken die te lang duren. Zij werken niet voor niets aanzienlijk meer uren dan waarvoor zij betaald krijgen, om nog meer vrije tijd te besteden aan het bijhouden van hun vakkennis.

Maar velen hebben moeite met aanmoedigingen van bovenaf om steeds maar sneller recht te produceren – bijvoorbeeld door liefst aan het slot van de zitting nog vonnis te wijzen. Waarna een proces-verbaal van dat vonnis volstaat en de vaststelling van de feiten en de juridische lezing van die feiten erbij in dreigen te schieten. Daarmee wordt de verliezende partij tekortgedaan. En wordt het recht een flipperkast.

Rechters hebben een gezonde scepsis jegens oude wijn in nieuwe zakken

Staan rechters negatief tegenover kwiekere rechtspraak uit weerstand tegen vernieuwing? Het zou kunnen. Mijn indruk is dat mogelijke weerstand eerder voortkomt uit respect voor het geldend recht. Ook de gerechtelijke procedure zelf maakt onderdeel uit van de rechtsbescherming waarop iedere persoon, ieder bedrijf of iedere instantie aanspraak kan maken. Dat is geen behoudzucht maar trouw aan de essentie van de democratische rechtsstaat.

Daar komt een gezonde dosis scepsis bij jegens oude wijn in nieuwe zakken. Rechters zijn niet vergeten dat veel gerechtelijke locaties zijn gesloten of tot hulpposten teruggebracht. In naam van efficiëntie én kwaliteit. Ministers en andere leidinggevenden die met iets innovatiefs in de blik vertellen over pilots met wijkrechters, spreekuurrechters, en andere laagdrempelige dichtbij-varianten kunnen rekenen op enig gebrom. Zoals twee oudere rechters me toevertrouwden: ‘We deden alles al wat nu als nieuw wordt aangeprezen, dicht bij de mensen, brandjes blussen, zorgen dat kwesties niet escaleren.’

Velen werken overigens loyaal mee aan dergelijke experimenten.

De toga weer aan

Met Herman van der Meer kijk ik terug op wat ik de afgelopen maanden tegenkwam. Hij is voormalig kantonrechter en nu president van het Gerechtshof Amsterdam en waarnemend president van de Rechtbank Noord-Nederland. Hij was bovendien voorzitter van de laatste commissie die de vergoeding van advocaten in de gesubsidieerde rechtsbijstand onderzocht.

Hij is het in grote lijnen eens met m’n bevindingen. Maar, zegt hij, die stukken schetsen vooral het beeld van de werkvloer en de ontvangers van maatregelen. ‘Ik zit als president iets dichter bij de bron van allerlei maatregelen. Zo is de geuite achterhaald. Inmiddels zijn zes van de laatste acht benoemingen van rechtbankpresidenten geen Haagse parachutisten, zoals critici willen doen geloven, maar mensen die de rechtbank in kwestie van binnenuit kennen. Dat Den Haag daar te veel macht in uitoefent is naar mijn waarneming niet meer correct.’

Ook de kritiek dat gerechtsbestuurders vervreemd zouden zijn van de werkvloer, gaat, in ieder geval voor Van der Meer zelf, niet op. Hij doet al ruim tien jaar anderhalve dag per week zitting-gerelateerd werk. ‘Er was een tijd dat collega-bestuurders geen toga meer aantrokken. Besturen op afstand zou het makkelijker maken om voor het eigen gerecht moeilijke beslissingen te nemen. Daar was ik het helemaal niet mee eens. Dat heeft geleid tot protesten als het en de Bestuurders realiseren zich nu steeds meer dat zij om pragmatische redenen contact met het werk moeten onderhouden.’

Hoe vind je een goede rechter?

Rechters hebben intussen veel meer werk dan zij aankunnen. Er zijn minder zaken, maar ze zijn ingewikkelder. Daardoor staat de kwaliteit van de rechtspraak onder druk. Want te late rechtspraak is geen goede rechtspraak. Dat vinden rechtzoekenden en dat vinden rechters. Maar wat doe je eraan?

‘De pavlovreactie is: meer geld erbij’

Van der Meer: ‘Bij mensen die werken bij rechtbanken en gerechtshoven is de pavlovreactie: de problemen kunnen alleen maar worden opgelost door meer geld erbij te doen. Op Prinsjesdag is er 95 miljoen bij gekomen. Dat is nu alweer op aan oude tekorten en nieuwe projecten. Het zal iets helpen, maar de problemen niet één, twee, drie oplossen. Je zou er nog eens 100 miljoen per jaar bij moeten doen. Dan kun je 800 nieuwe rechters aanstellen boven op de 2.500 die er al zijn. Daarmee zou je het overwerk van rechters kunnen terugbrengen van 40 naar 20 procent. Dat is acht uur in de week, niet ongebruikelijk op dit salarisniveau.’

‘Maar die 100 miljoen komt er niet. De politiek heeft meer prioriteiten. Bovendien wordt het steeds lastiger om goede rechters te vinden. De opleiding van één raadsheer bij het Hof kost tweeënhalve ton. De eerste anderhalf jaar kan een nieuwe raadsheer nauwelijks productief zijn. Het salarisniveau voor academici is best goed, maar we kunnen niet concurreren met de top van de markt in de advocatuur waar een deel van die rechters uit zou moeten komen. We hebben permanent advertenties openstaan waar soms weinig respons op komt.’

Een blik rechters opentrekken om de achterstanden weg te werken, lijkt een wensdroom

Kortom, een blik rechters opentrekken om de achterstanden weg te werken, lijkt een wensdroom. Tenzij de politiek de noodzaak inziet en genoeg geld vrijmaakt om extra rechters tegen een concurrerend salarisniveau aan te trekken.

In het regeerakkoord staat dat de rechterlijke macht het moet doen met de huidige begroting. De minister voor Rechtsbescherming, Sander Dekker, heeft met de overkoepelende Raad voor de rechtspraak bovendien afgesproken dat in ruil voor het tijdelijke extra geld de achterstanden binnen drie jaar worden ingelopen én innovaties worden getest. ‘Het is een mooi streven maar ik zie het niet gebeuren’, zegt Herman van der Meer.

Als productie belangrijker wordt dan kwaliteit

De rechtspraak is de afgelopen jaren financieel in een negatieve spiraal terechtgekomen. Sinds begin deze eeuw zijn politie, Openbaar Ministerie en rechtspraak gecentraliseerd. Voor de rechterlijke macht bracht dat financiering per voltooide zaak met zich mee. Zolang het aantal zaken groeide werkte dat redelijk, al kregen rechters toen al het gevoel dat productie belangrijker werd dan kwaliteit.

Sinds 2010 past de minister zijn eigen systeem maar gedeeltelijk toe. Wegens de economische crisis hield Justitie een deksel op de begroting. De rechtspraak moest stevig bezuinigen, terwijl de vaste kosten doorliepen. Alle fusies en het (mislukte) automatiseringsproject KEI moesten ook nog eens worden betaald uit eigen zak. De veronderstelling dat de fusies en automatisering per saldo kosten zouden besparen bleek, ook hier, onjuist. De bleken sindsdien extra hardnekkig.

Door verhoging van de griffierechten, en de aanmoediging van geschillenbeslechting buiten de rechter om vielen de eenvoudiger zaken weg bij de rechtspraak. Dat pakte dubbel negatief uit voor de financiering: het aantal zaken daalde en de overblijvende zaken waren gemiddeld ingewikkelder, maar werden vergoed als de doorsnee zaak van vroeger.

Herman van der Meer is er resoluut over: ‘Daar is ons de rekening voor gepresenteerd. Wij geven geen euro verkeerd uit. We hebben zo veel mogelijk zaken gedaan. Toch hebben we minder euro’s ‘verdiend’ binnen de huidige manier van financieren. Dat bekostigingssysteem is failliet. Jarenlang is er kaalslag geweest en kwamen er te weinig rechters bij. Nu zitten we met de gebakken peren. Terwijl investeren in rechtspraak loont. Het is maatschappelijk nuttig. ruim twee euro economische groei op.’

zou symbolisch zijn voor de onafhankelijke positie van de rechtspraak. Het is ongelukkig dat de politiek het wetsontwerp dat een dergelijke financiering van de rechtspraak voorstelde niet heeft gewild. Wij willen en zullen geen buitendienst van het ministerie van Justitie worden. Persoonlijk laat ik me niet beïnvloeden. Maar velen binnen de rechtspraak maken zich zorgen over de opstelling van politici die met hun uitlatingen in de media te dicht op de rechter gaan zitten en daarmee de onafhankelijkheid onvoldoende respecteren.’

Is het recht een product of een waarde?

Het is twee voor twaalf voor de rechtspraak. Het is niet duidelijk of de Tweede Kamer dat voldoende beseft.

De Kamer hield in januari een hoorzitting met rechters en deskundigen over de rechtsstaat. Een van de twee thema’s was ‘Recht als product of waarde?’. Het was een vraag, maar wel een die tekenend is voor de manier waarop de afgelopen twintig jaar in Den Haag is omgegaan met de rechtspraak als bedrijfsonderdeel van Justitie.

‘De politiek is niet de baas, rechters zijn ook niet de baas. Het recht is de baas’

Daarna volgde een schermutseling over de vraag of rechters de plaats van de politiek overnemen, een door Geert Wilders al jaren gepropageerd debat dat met nieuwe brutaliteit op de agenda is gezet door Thierry Baudet. De Kamer stelde een werkgroep in die een rondetafelgesprek heeft georganiseerd over de vraag of er in Nederland sprake is van een

Minister van Staat en oud-vice-president van de Raad van State Herman Tjeenk Willink sloeg een uitnodiging van die werkgroep af omdat hij geen geloofwaardigheid wil geven aan een ongrondwettelijk verwijt, noch aan een werkgroep die niet tot stand had moeten komen. In sprak hij zijn verontrusting uit dat andere partijen in de Kamer niet principieel stelling hadden genomen tegen uitspraken van Baudet dat rechters met hun uitspraken de zouden ondermijnen.

Zijn rechters te politiek?

Aanleiding voor de dikastocratie-stelling zijn zaken als de Urgenda- en stikstofuitspraken, waarin rechters de overheid herinnerden aan verplichtingen uit de wet of internationale verdragen die Kamer en regering eerder samen hebben vastgesteld of goedgekeurd. In Nieuwsuur voerden D66-fractievoorzitter Rob Jetten en Forum voor Democratie-leider Thierry Baudet er een vinnig debat over.

Ybo Buruma, raadsheer in de Hoge Raad, is er duidelijk over: ‘Verwijten dat rechters politiek bedrijven, staan ver af van hoe rechters hun werk zelf beleven en hoe ’t werkt. Denk je heus dat de Hoge Raad in december om politieke redenen de veroordeling van een Pegida-mevrouw vernietigde en haar vrijsprak? Het was juridisch geen goed vonnis van het Hof. Daarom was gepast.’

Uit een recent van Maurice de Hond komt naar voren dat 61 procent van de ondervraagden meent dat in sommige van de vonnissen de politieke voorkeur van rechters doorklinkt. Onder aanhangers van FvD (90 procent) en PVV (84 procent) leefde die opvatting het sterkst, gevolgd door VVD (72 procent) en CDA (69 procent). Bij D66 (22 procent), GroenLinks (29 procent) en PvdA (33 procent) was er de minste steun voor die gedachte. Het continue Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau laat overigens zien dat 71 procent van de ondervraagden vertrouwen heeft in de rechtspraak (een 6 of hoger geeft).

Dat geeft Buruma het vertrouwen om te zeggen: ‘Het is moeilijk de indruk van bevooroordeeldheid te weerleggen op een manier die beide uitersten overtuigt. Maar we leven in een rechtsstaat, niet een rechtersstaat. De politiek is niet de baas, rechters zijn ook niet de baas. Het recht is de baas. De politiek verandert de wetten. Rechters spreken recht in individuele gevallen op grond van het recht. Zij bepalen niet hoe het verder gaat. Het recht verandert langzaam. Van een dikastocratie is lang geen sprake.’

Van der Meer is even stellig: ‘Is de rechtspraak te politiek geworden? Helemaal niet. Als burgers ons vragen te kijken of de overheid zich aan de wet houdt, dan doen we dat. Zo is het met de stikstof-uitspraak gegaan. Het is de taak van rechters de overheid te toetsen aan de wet. Soms kan dat vervelend zijn voor politici, maar daar zullen we niet mee ophouden.’

Het verschil tussen rijbewijzen en rechtspraak

Het is tijd de rekening op te maken. Er is in Den Haag veel gebeurd met de rechtspraak, met een zelden kritisch onderzochte vanzelfsprekendheid. Maar er is enige hoop. De politiek lijkt weer toe aan een fase van zelfreflectie. In februari werd besloten een (de beknopte vorm van een parlementaire enquête) in te stellen naar het (dis)functioneren van uitvoeringsorganisaties zoals het UWV, de Belastingdienst en rijbewijzendienst CBR. De Kamer wil uitdrukkelijk ook in het ‘aansturen’ van deze organisaties tegen het licht houden.

Enige hoop, schreef ik. Niet al te veel, want bij recente parlementaire enquêtes kwam de Kamer steeds het eigen falen tegen en kon ze de verleiding meestal niet weerstaan de conclusies te vernauwen tot het toeschuiven van politieke verantwoordelijkheid. Wie wist wat en wanneer en handelde waarom niet anders? Ook in de spiegel kun je zien wat je wil zien.

De rechterlijke macht wordt niet genoemd bij de dit jaar te onderzoeken diensten. De rechtspraak is natuurlijk ook geen publieke dienst. Maar zo gaan politiek en bestuur er wel mee om. Veel van de bij genoemde diensten gemaakte denkfouten zijn ook gemaakt ten aanzien van de rechtspraak.

De basisfout: publieke diensten besturen als een bedrijf, met omzet- en winstverplichtingen, de burger behandelend als klant

De basisfout: publieke diensten besturen als een bedrijf, met omzet- en winstverplichtingen, de burger behandelend als klant – een klant die meestal geen andere winkelier voor genoemde dienst heeft. Een parlementair onderzoek zou kunnen vaststellen dat die bijzonder weinig heeft opgeleverd en wel aanzienlijke schade heeft aangericht.

Tweede standaardfout: de Kamer bestuurt te veel in detail mee en verwart haar controlerende taak met haar wens in coalitieverband de handen aan het stuur te houden. Dat gebrek aan afstand maakt het de Kamer moeilijk om tijdige onafhankelijke, inhoudelijke vragen te stellen aan de regering over de doelmatigheid van uitvoerende diensten.

Ook bij de rechtspraak heeft de Kamer steeds meegetekend voor de betutteling van de rechterlijke macht – leidend tot onvoldoende constante begrotingsruimte en onvoldoende doordachte reorganisaties en centralisatie, uitmondend in steeds weer vluchten naar voren met prestatietoezeggingen die niet kunnen worden waargemaakt.

Een plan om de rechtspraak z’n plaats terug te geven

De rechtspraak in Nederland is door onverschilligheid bij velen in politiek en bestuur en malicieuze politieke scoringsdrift van sommigen in een slechtere positie gebracht dan nodig. Het meest ondermijnend is geweest het roekeloos toegepaste bedrijfsmodel dat de rechtspraak in een negatieve spiraal heeft gebracht.

Gelukkig is het niet te laat. Er is nog geen meerderheid die het recht via de rechterlijke macht wil muilkorven. Maar er moeten wel een paar dingen gebeuren. Hoe eerder hoe beter.

1. Erken dat de rechterlijke macht de derde staatsmacht is

Het is hoog tijd dat door een ruime meerderheid in het parlement wordt erkend en verdedigd dat de rechterlijke macht de derde staatsmacht is in de Nederlandse parlementaire democratie. Daar begint het opnieuw doordenken van de organisatie en financiering van de rechterlijke macht. Dat dwingt tot grotere terughoudendheid bij minister en Kamer, en het dragen van een grotere verantwoordelijkheid door alle rechters. Goede rechtspraak is gebaat bij continuïteit – niet te veel beleid.

2. Geef de rechterlijke macht een eigen begroting

De rechterlijke macht verdient een toereikende, eigen begroting zoals die kennen. Dat betekent geen automatische immuniteit voor het economisch getij, maar wel een betere onderbouwing van de noodzaak en mogelijkheden van eventuele kortingen en een grotere bij het inrichten van de rechterlijke functie. Minister en Kamer mogen best zeggen: willen jullie kleine zaken sneller en effectiever behandelen? Het is aan rechters om hun werk te organiseren en hun beschikbaarheid aan te passen aan de eisen van de tijd.

3. Hou het recht toegankelijk

Politiek en bestuur horen te erkennen dat zij de toegang tot het recht niet mogen afknijpen door te hoge griffierechten of voor

4. Verander de rol en samenstelling van de Raad voor de rechtspraak

De samenstelling en rol van de Raad voor de rechtspraak moeten principieel en praktisch veranderen. Die Raad kan alleen voor en namens de rechtspraak optreden als niet de minister maar de rechterlijke macht bepaalt wie erin zitten en wat zijn prioriteiten zijn.

Eerder in deze serie heb ik me geconcentreerd op de werkelijkheid van de rechtspraak, en de institutionele bestuurlijke inrichting even gelaten voor wat-ie was. Maar ‘de werkvloer’ kwam steeds met opmerkingen over projecten en beslissingen waarin zij niet of onvoldoende waren gekend, met de Raad voor de rechtspraak als afzender. Deze Raad is in de loop van twintig jaar meer een instrument in handen van de minister geworden om de gerechten te besturen, dan een vertegenwoordiger van de rechters in Den Haag.

De Raad is een bestuursinstrument in handen van de minister geworden, niet een vertegenwoordiger van de rechters in Den Haag

De Raad voor de rechtspraak, bedoeld als buffer tussen minister en rechters, heeft sinds zijn instelling in 2002 steeds meer geprobeerd rechters volgens productienormen te besturen. Dat kostte veel vertrouwen en motivatie. Wanneer het gewenste effect uitbleef werd – in toenemende mate volgens de Haagse departementale mode – meer van hetzelfde medicijn voorgeschreven. Opnieuw zonder veel resultaat. Verschillende visitatiecommissies constateerden wat er niet werkt, maar kwamen desondanks met vergelijkbare adviezen uit het handboek management. 

Dit is wat opperrechter Ybo Buruma erover zegt: ‘We hebben het in wezen nog slechter geregeld dan in Polen. Daar heb je verkiezingen voor de Raad voor de rechtspraak, hier niet. Voor een komt het erop neer dat de rol van de minister op papier groot is en de inbreng van de rechters die door de Raad worden bestuurd minimaal. Zijn er ongelukken geweest? Nee, ik zie de Raad niet aan de leiband lopen. Dat moet ook zo blijven, maar de wet levert daar geen garanties voor.’

De rechterlijke macht is een staatsmacht, gevormd door alle rechters als professionals. Die verantwoordelijkheid moeten zij gezamenlijk waarmaken door de leiding te nemen en te delegeren aan enkelen uit hun midden zonder inmenging van de andere staatsmachten, die zij in een dynamische driehoeksverhouding desgevraagd moeten controleren.

5. Maak het gerechtsbestuur een collectieve professionele verantwoordelijkheid

De gerechten moeten ook meer in collectieve professionele verantwoordelijkheid worden bestuurd. Niet in opdracht, maar met ondersteuning van de Raad voor de rechtspraak. De Raad moet niet de baas maar de dienaar zijn van de professionals die het werk doen.

Buruma legt uit hoe de huidige situatie is ontstaan: ‘Het leek handig de Raad voor de rechtspraak tussen de minister en de gerechten te schuiven. Vroeger moest iedere rechtbankpresident een individueel gevecht met de minister voeren om het geld. Naar die tijd wil je niet terug. Maar het heeft een prijs. De centralisatie sinds begin van deze eeuw maakt de rechtspraak als geheel niet alleen (financieel) gevoeliger voor invloed uit de politiek, maar ook praktisch kwetsbaarder. Een achteraf foute organisatorische beslissing raakt nu de hele rechtspraak in plaats van alleen de lokale rechtbank waar ze is genomen.’

6. Blijf de rechter inschakelen

De oplossing van de problemen van de rechterlijke macht moet niet worden gezocht in het op steeds meer manieren en terreinen Onafhankelijke rechtspraak is een essentieel onderdeel van onze democratische beschaving, een steeds organisch verder groeiend weefsel dat niet kan worden vervangen door een berg commerciële plastic zakjes.

Illustraties: Esther Aarts (voor De Correspondent)

Een ideale democratie bestaat nergens

De zes punten hierboven maken nog geen perfecte rechtspraak, maar ze zijn een essentieel begin van herstel. Vitaal voor het behoud van onze democratische rechtstaat.

Het zal lastig zijn en moed vergen, want we hebben geen ideale democratie. Die bestaat trouwens nergens. Ook in landen met een min of meer solide vorm van parlementaire democratie heeft de uitvoerende macht, gesteund door een meerderheid van de volksvertegenwoordiging, de neiging zich met de rechterlijke macht te bemoeien. Door kritiek te uiten op rechterlijke uitspraken die politiek of bestuurlijk even niet goed uitkomen, door via het begrotingsrecht voorwaarden te stellen en door benoemingen te sturen.

Overal wordt geduwd en getrokken om de rechtspraak te laten sporen met de dominante politieke opvattingen

Zo gaat het in de Verenigde Staten. Zo gaat het in Frankrijk en Italië. En zo gaat het in Nederland. Overal wordt de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht plechtig bezongen. Overal wordt geduwd en getrokken om de rechtspraak te laten sporen met de dominante politieke opvattingen. In China en Rusland is de speelruimte van rechters gelijk nul. In Turkije, Hongarije en Polen steeds beperkter.

En in Nederland? Deze serie onderzocht dat. Niet uitgaand van een vermoeden van grootschalige politieke inmenging. Wel in reactie op signalen dat de rechterlijke macht haar taak niet zo goed kan vervullen als wenselijk. Ik denk dat het de hoogste tijd is voor groot onderhoud.

Rechters moeten het doen. Maar de rechtspraak is van ons allemaal. We hebben regering en parlement om het algemeen belang te definiëren en te dienen. Op afstand. Voor hen is er werk aan de winkel. Red de rechtspraak. Niet meer en niet minder.