Als je een scherp debat wilt, lijkt er weinig dommer dan samen te gaan wandelen. Voor je het weet loop je in een lentezon langs roze bloesemende kersenbomen en vind je elkaar te sympathiek. 

Daar was ik tenminste bang voor, toen Hasna voorstelde om samen door Rotterdam te struinen. Waar ik ook bang voor was: dat ik met mijn mond vol tanden zou staan. Ik vind praten moeilijker dan schrijven. Maar soit, het moest maar. 

Wat eraan vooraf ging: ik over waarom ik een hekel heb aan het woord diversiteit. Zij had daar een felle, mooie op geschreven. Korte samenvatting: stel je niet zo vreselijk aan, witte man met koophuis. 

En nu zaten we in de tram vanuit het centrum naar Lombardijen in Rotterdam-Zuid. Prachtig weer. Beide doemscenario’s dreigden al gauw uit te komen.

Hasna woont nu in een verhipsterd stukje Rotterdam-Noord, maar ze wilde laten zien waar ze vandaan komt. Ze groeide op aan de Ovidiusstraat, als jongste uit een groot gezin van acht. Haar vader werkte in de fabriek, haar moeder ontwierp en herstelde tapijten.

Foto’s: Katarina Jazbec

Vooral de mooie herinneringen blijven hangen

We liepen door de Ovidiusstraat, ze was er jaren niet geweest. Haar straat was gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Destijds woonden in haar buurt vooral mensen van kleur, zonder veel geld. Ze zag dingen die je als kind niet hoort te zien, zoals vluchtende bankovervallers. Maar het geheugen is een goede vriend: vooral de mooie dingen blijven hangen. Zoals: op zomerdagen met alle buren bij elkaar op het grasveld. Saamhorigheid.

Vanwege die sloop verhuisde Hasna rond haar elfde naar Vreewijk, een soort wit arbeidersdorp binnen de stad, waar de PVV bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen de grootste partij werd. Daar kreeg ze voor het eerst door dat ze ‘anders’ was. 

Sloop heeft een niet te onderschatten invloed op kinderlevens, dacht ik. Goede les voor de achteloosheid waarmee deze stad nu opnieuw huizen neerhaalt. 

Hasna vertelde dat ze de verhalen van haar familie ging opschrijven. Dat wordt een heel mooi boek, dacht ik, over heel bijzondere mensen. Bepaalde details bleven me bij. Zoals: haar vader die in pak en das naar zijn werk in de fabriek ging, uit trots. Of: Hasna zelf die erg goed was in turnen, maar moest stoppen omdat er geen geld meer voor was.

Ze was selfmade, kwam duidelijk van ver. Bewonderenswaardig. 

Mond vol tanden

En ja, ik stond een paar keer met mijn mond vol tanden. Bijvoorbeeld nadat ik zei dat ik moest wennen aan de demografische verschuivingen in Rotterdam. In 1980, toen ik hier geboren werd in Overschie, was bijna iedereen wit. En nu ben ik teruggekeerd in een stad waar al 70 procent van de schoolkinderen van kleur is.

‘Eh, veertig jaar is best lang om ergens aan te wennen’, zei Hasna toen. Waarop ik geen weerwoord had.

Wat me vooral bijbleef was hoeveel we op elkaar leken

Maar wat me vooral bijbleef was hoeveel we op elkaar leken. En dat bedoel ik niet als zoetsappige afsluiter. Geenszins.

Opgroeien in een groot Rotterdams gezin? Check. (Ok, zij in een gezin van acht kinderen, ik zeven.) 

Vader werkte in fabriek? Check. (Ok, mijn vader deed papierwerk, maar ging wel op zijn vijftiende of zestiende van school.)

Afkomstig uit een religieus nest? Check. (Ik in een orthodox-gereformeerd gezin; Hasna gaat nog heel af en toe naar de Essalammoskee bij voetbalstadion de Kuip.)

Het thuis niet heel breed hebben? Check. 

En dan had ik ook nog eens net als Hasna op turnen gezeten, bedacht ik pas toen ik thuiskwam. Slechts drie maanden, de gratis proeftijd. Ik had gelukkig geen talent.

Waarom ik zo’n hekel heb aan het woord ‘diversiteit’

Er zijn vast ook duizend verschillen. Elk mens is gevormd en gekneed door duizend factoren. Dat is precies de reden dat ik zo’n hekel heb aan het woord ‘diversiteit’: omdat het negen van de tien keer mensen reduceert tot hun kleur of gender, en onzichtbare diversiteit – zoals klasse – negeert. En dat is dus waarom ik het slecht trek als ik hoor dat ik ‘als witte man’ in een ketel met privilege ben gevallen.

Maar vergeet mijn verhaal vooral. Bedenk dat in het Rotterdam van nu een op de vijf kinderen opgroeit in armoede. En van welke kleur ze ook zijn, zij hebben pas echt wat aan goede scholen, goede huizen, goede zorg. We moeten het ideaal van sociale verheffing niet inruilen voor zoiets gratuits als groepsfotodiversiteit. 

Anders wordt Rotterdam net als Amsterdam, een stad die onbetaalbaar is geworden voor mensen van alle kleur en smaak, maar waar het stadsbestuur druk bezig is met de straatnaambordjes, en of die wel inclusief genoeg zijn.


Wanneer je vanachter de computer elkaars zinnen ontleedt, de woorden weegt om deze vervolgens te bekritiseren, lijkt dat misschien op een echte uitwisseling van gedachten en ideeën. Een nobele manier van discussiëren, zo je wil. 

Maar wat in werkelijkheid plaatsvindt is een oneerlijke dialoog. Een schaakspel, waarin de schaker die het best weet te anticiperen als winnaar uit de bus komt. De ander verliest. Echt nader tot elkaar kom je zelden. 

Na mijn reactie op het artikel van Arjen kreeg ik in mijn omgeving veel bijval. Men vond wat ik had geschreven ‘raak’ en noemde het ‘terecht’ dat ik hem op zijn al dan niet bewuste blinde vlekken had gewezen. En toch knaagde er iets. 

Het was me namelijk niet te doen geweest om alleen een weerwoord te bieden of mijn gelijk te halen. Ik wilde Arjen laten zien dat zijn zorgen meer met het beleid van de gemeente Rotterdam te maken hebben, dan met de aanwezigheid of zichtbaarheid van Rotterdammers met een migratieachtergrond. Dat het oneerlijk is om hen die jarenlang onzichtbaar waren en zich in de marge van de samenleving bevonden, te verwijten nu eens in het spotlicht te staan.

Hard werken loont niet altijd

Ik besloot hem in navolging van onze uitwisseling daarom mee te nemen op een wandeling naar de wijk waarin ik ben opgegroeid: Lombardijen, op Rotterdam-Zuid. Om hem te laten zien dat diversiteit geen vanzelfsprekendheid is. Waarom het zo ontzettend nodig is. Gelukkig accepteerde hij mijn uitnodiging. 

Onze wandeling leidde ons langs de plek waar mijn oude basisschool ooit stond, via mijn oude turnzaal, naar de plaats waar in 1985 mijn wieg stond, in de Ovidiusstraat. Zoals het gaat met nostalgie, herinnerde ik me vooral de fijne momenten, zoals het spelen van ‘busjetrap’ met alle buurtkinderen. 

Het zijn de vragen van Arjen – ‘Heb je een “trauma” overgehouden aan het feit dat je van turnen af moest omdat het te duur was?’ – die me zo nu en dan emotioneel terugwerpen naar mijn jeugd. Een trauma kan ik het niet noemen, al heeft het me in zekere zin wel getekend. Het was het vroegste besef dat niets in het leven gratis is, en dat hard werken niet altijd loont. 

Het was het vroegste besef dat niets in het leven gratis is, en dat hard werken niet altijd loont  

Tijdens de wandeling valt op hoeveel Arjen en ik eigenlijk met elkaar gemeen hebben – soort opvoeding, samenstelling van het gezin, socio-economische klasse, noem het maar op. Het wordt zowaar een gezellige wandeling, omdat ik doorkrijg dat we beiden een Rotterdam voor ogen hebben waar plaats is voor iedereen. Waar gezorgd wordt voor elkaar en de zwakkeren in de samenleving. 

We zijn allebei bezorgd over het sloopbeleid van de gemeente, en de wijze waarop dit de sociale cohesie in sommige wijken kapot maakt. De oude woning van mijn familie aan de Ovidiusstraat is er een mooi voorbeeld van, merkt Arjen treffend op.

Angst voor een troonsafstand

Alleen wanneer het op diversiteit en inclusie aankomt, blijven we botsen. Hij is bang om iets kwijt te raken, ik vind dat iedereen moet krijgen waar hij of zij recht op heeft, juist omdat ik van ver heb moeten komen.  

We lopen over het Lange Pad, langs slootjes waar vroeger grote grasvelden lagen. In het weekend kon ik er uren met de buurtkinderen voetballen of knikkeren. Vlak na Johnny’s verjaardag, de enige witte jongen in onze straat, was het pas echt feest: dan werd er getennist of gehonkbald, afhankelijk van wat hij nu weer cadeau had gekregen.  

Wanneer ik Arjen vraag waar hij bang voor is, zegt hij onomwonden last te hebben van ‘statusangst’

Wanneer ik Arjen vraag waar hij bang voor is – tussen de regels van zijn essay door had ik angst geproefd – zegt hij onomwonden last te hebben van ‘statusangst’. Hij beseft dat de opkomst van intellectuelen, schrijvers en andere creatieven met een migratieachtergrond een feit is. Hij ziet het als een bedreiging voor zijn eigen positie. 

Het is de angst voor ‘troonsafstand’ waar hij eerder over schreef: er is straks simpelweg minder plek bovenaan de sociale ladder. Bovendien gaat de verandering hem te snel: veertig jaar geleden was Rotterdam nog overwegend wit. Wanneer ik hem vraag hoeveel langer dan veertig jaar hij nodig denkt te hebben, valt hij even stil.

‘Daar heb je wel een punt.’

Niemand wil gereduceerd worden tot één label

De veranderingen in de samenleving lijken door de ontwikkelingen in het maatschappelijk debat – bijvoorbeeld rondom diversiteit of quota – sneller te gaan dan daadwerkelijk het geval is. De discussie rondom Zwarte Piet wordt bijvoorbeeld al jaren gevoerd. Ieder jaar schuift de perceptie een klein beetje op, maar van totale afschaffing is nog steeds geen sprake. 

Of neem het gebruik van vrouwenquota: links Nederland werd jarenlang voor gek versleten omdat ze vóór was. De overheid bleef in het bedrijfsleven aandringen op verandering, met richtlijnen en targets, maar deze werden jaar in jaar uit niet gehaald. Uiteindelijk moest het kabinet toegeven dat het op deze manier niet lukt, en dat harde quota toch nodig zijn. 

Niemand wil gereduceerd worden tot zijn of haar etniciteit, religie, gender, klasse of seksuele voorkeur, we zijn allen immers multidimensionale mensen, van wie sommigen zich op de van die ‘labels’ bevinden. Maar wanneer we weten dat verandering en dat the powers that be er structureel anders (lees: wit en man) uitzien, dan is actief diversiteitsbeleid wat mij betreft een noodzakelijk kwaad. 

Tegen iedereen die bang is dat zijn of haar taartpunt in de toekomst aan een ander toekomt kan ik alleen maar zeggen: koop een grotere taartvorm. 

Voor dit artikel werkten we samen met het Rotterdamse online tijdschrift Vers Beton. Je kunt

Meer lezen?

Diversiteit is geworden wat het moest bestrijden Rotterdam presenteert zichzelf als gidsstad voor een succesvolle superdiverse samenleving. Maar vaak bedoelen mensen met ‘diversiteit’ juist een heel specifiek groepje. Ik noem het überdiversiteit: een multicultureel geloof dat juist mensen uitsluit. Lees het artikel hier Diversiteit is geen wedstrijd Diversiteit is geen wedstrijd, in ieder geval niet één die ik graag zou willen winnen, maar wanneer je structurele uitsluiting in de samenleving onder de loep neemt, dan wordt de lijst toch echt aangevoerd door een andere demografische groep dan die van Arjen van Veelen. Lees het artikel hier