In februari vorig jaar kondigde minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken, PvdA) aan dat hij maatregelen wilde nemen om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren. Afgelopen december kwam hij met een waarin hij zijn plannen uiteenzette. In die brief veel hoopgevende termen als ‘professionalisering van de sector,’ ‘het vergroten van de effectiviteit van de handhaving,’ ‘het stevig verankeren van de eisen die worden gesteld aan de pedagogische kwaliteit,’ ‘kwaliteitsvisie,’ ‘kwaliteitsmeting en borging.’ Maar wie de brief kritischer leest, ziet dat de termen haaks lijken te staan op wat er gaat gebeuren of in de praktijk gebeurt.

schreef ik al over de twijfelachtige betrouwbaarheid van de door Asscher aangekondigde kwaliteitsvisie. Die kwaliteitsvisie, enkele jaren geleden ontwikkeld door pedagogen en psychologen, wordt op dit moment opnieuw gedefinieerd. Dit keer niet door onafhankelijke deskundigen, maar door de brancheorganisatie Kinderopvang zelf. Financieel belanghebbenden dus, die behoefte hebben aan een ‘praktischer meetinstrument’ om de kwaliteit te beoordelen. Verder worden er onder het mom van ‘minder regeldruk’ en ‘meer flexibiliteit’ maatregelen ingevoerd en onderzocht, die het voor ouders en ondernemers weliswaar beter maken, maar voor kinderen slechter.

Wat betekent ‘meer flexibiliteit’ precies en waarom hebben kinderen hier last van?

Minder kwaliteit in een wisselende groep

Flexibiliteit is een containerbegrip. Het wordt op allerlei terreinen ingezet om de gebreken van de marktwerking in de kinderopvang te verdoezelen. In het schreef ik over de flexpools waar veel crècheleidsters in terechtkomen. De leidsters die in zo’n pool zitten, krijgen een nulurencontract aangeboden en moeten op afroep beschikbaar zijn om op wisselende plekken personeelsgaten te dichten.

Weinig bevorderlijk voor hun motivatie: los van de onzekere inkomenssituatie die dit met zich meebrengt, wordt het werk zwaarder omdat ze steeds op een andere groep staan. Ook krijgen de leidsters geen kans een band op te bouwen met de kinderen. Dat is vaak juist wat het werk leuk maakt.

Ook krijgen de ouders volgens de GGD bijna standaard flexcontracten aangeboden als ze hun kind komen inschrijven bij een kinderdagverblijf. Met dit flexcontract stemmen ouders ermee in dat hun kinderen in verschillende groepen kunnen worden opgevangen. Handig voor ondernemers: op rustige dagen kan het overtollige personeel naar huis worden gestuurd en dat scheelt een hoop geld.

Dat ouders een speciaal contract moeten ondertekenen is veelzeggend. Een vaste groep (‘stamgroep’) behoort niet voor niets tot de minimumkwaliteitseisen, gebaseerd op de adviezen van pedagogen en psychologen van het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek. Een stamgroep biedt kinderen veiligheid en houvast.

Uurtje factuurtje

Deze flextrend wordt op advies van Asscher nu verder uitgebreid. Zo worden crèches aangemoedigd tegemoet te komen aan de wens van ouders minder vaste uren af te moeten nemen. Dat betekent dat ouders niet meer hoeven te tekenen voor een totaalpakket bij het kinderdagverblijf – drie dagen van standaard elf uur bijvoorbeeld - maar er ook voor kunnen kiezen alleen nog te betalen voor de uren die ze afnemen. ‘Uurtje factuurtje’ wordt dit genoemd.

Kinderopvangondernemers waren hier aanvankelijk niet enthousiast over. Ze hebben liever dat ouders de volle mep betalen; ook tijdens de vakantie of uren dat de kinderen er niet zijn, blijven ze immers open. Maar sinds ouders per 2012 zelf meer moeten betalen voor de kinderopvang, kampen crèches met een van maar liefst 18 procent. Door deze zware financiële tegenslag zijn kinderopvangondernemers steeds vaker bereid tegemoet te komen aan de wens van ouders om meer flexibele opvang te bieden. Zij verdienen liever iets dan niets.

Die flexibiliteit is natuurlijk fijn voor mensen die af en toe hun kind een dag of een paar uurtjes extra willen brengen of thuishouden. Maar voor kinderen is het minder goed. De gedachte hierachter is dezelfde als die van de stamgroep: kinderen hebben duidelijkheid en vastigheid nodig.

Het was al te flexibel

Zo het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) eerder voor minder dan voor meer flexibiliteit. Het NJI vindt dat kinderen, net als op school, in een vaste groep moeten worden opgevangen. Dat wil zeggen: op alle dagen dezelfde kinderen en dezelfde leidsters. Op die manier krijgen kinderen de kans vriendschappen te sluiten en een goede band met hun leidster op te bouwen. Ook de is kritisch. Zij dat als je dit soort flexibele contracten biedt, je het belang van de ondernemer en de ouder boven het belang van het kind stelt. En dat zou niet moeten.

Ondertussen wil minister Asscher laten uitzoeken of het toezicht op de kwaliteit ook nog wat flexibeler kan. Hij wil met de sector Kinderopvang in gesprek gaan over de ‘beroepskracht-kindratio’, het maximaal toegestane aantal kinderen per groepsleidster. Doel van de gesprekken is ‘om te komen tot regels die voor de praktijk beter werkbaar zijn en tegelijkertijd voldoende waarborg bieden voor kwaliteit.’

Eén van de voorstellen is crèches niet langer te controleren op het aantal leidsters per groep, maar op het totaal aantal leidsters per kinderdagverblijf. Het is een handige manier om de - terecht - strenge regels van de GGD te omzeilen. Nu kun je als crèche nog een boete krijgen als één leidster voor te veel kinderen moet zorgen. Met de voorgestelde wijziging kun je toch nog aan de eisen voldoen als je naast de te volle groep(en) één of meer legere groepen hebt. Je telt de kinderen van alle groepen gewoon bij elkaar op en deelt ze door het aantal leidsters dat ‘in huis’ is. Een handige rekentruc die zeer waarschijnlijk leidt tot een uitholling van de zorg.

Gelukkig is het niet zeker of dit laatste voorstel doorgaat. Dat zal afhangen van de ‘aanpalende regelgeving’, schrijft de minister. Nu maar hopen dat die aanpalende regelgeving genoeg rekening houdt met het recht van kinderen op goede zorg. Of dat zo is, zal afhangen van de rekbaarheid van het begrip ‘kwaliteit.’ Helaas is dat tot op heden heel flexibel gebleken.

Deze update is geschreven door Marilse Eerkens.

Werken in de kinderopvang is net zo zwaar als werken in de bouw Als je niks kan, kun je altijd nog crècheleider worden, zo luidt het vooroordeel. Toch valt of staat de kwaliteit van de kinderopvang bij degene die met de kinderen werkt. Wie zijn die meisjes en een enkele jongen die het beroep van ‘pedagogisch medewerker’ ambiëren? Wat leren ze en wat ervaren ze in de praktijk? Een kijkje op het ROC in Leiden. Lees hier de reportage over de opleiding de kinderopvangmedewerker Hoe crèches het kind van de rekening werden Marktwerking in de kinderopvang zou alles beter maken. Wachtlijsten zouden verdwijnen en de pedagogische kwaliteit zou stijgen. Acht jaar later na de invoering ervan blijkt dat het er voor het kind niet veel beter op is geworden. Hoe de marktwerking haar intrede deed in de kinderopvang Lees ook over de flexibilisering in de postsector Werkgevers ontdekten tijdens de crisis dat je met flexwerkers zonder cao eenvoudig de kosten kunt drukken. Zo verging het de freelance pakketbezorgers van PostNL. Bezorger Danny Verhulsdonk kwam vorig jaar in opstand en honderden collega’s volgden. Ze organiseerden zich en zitten volgende week bij de directie om tafel met achttien stevige eisen. De kleine, ritselende revolutie van de flexwerkende pakketbezorger En over de arbeidsomstandigheden van flexwerken in dit callcenter Journalist Dennis l’Ami werkte de afgelopen twaalf maanden als uitzendkracht in callcenter Arvato, dat de telefoon opneemt voor onder andere kledingbedrijf Zalando, luchthaven Schiphol en energiebedrijf Oxxio. Daar ontdekte hij dat achter de belofte van klantgerichtheid en service een bedrijfscultuur van permanente monitoring en allesoverheersende efficiëntie schuilgaat. Een verslag vanaf de andere kant van de lijn. Aan de andere kant van de lijn bij de klantenservice