De Correspondent leest voor
Jorie Horsthuis - Mijn tweelingzusje kwam dood ter wereld, maar daar werd nooit over gepraat
SoundCloud

Als we over haar spraken – wat zelden gebeurde – noemden we haar voorzichtig ‘die ander’. Of abstracter nog: ‘het verdrietige’. Een naam had ze wel gekregen, maar die mocht niemand weten. Mijn moeder moest altijd huilen als ze aan mijn geboorte dacht, en aan wat daar was misgegaan. Daarom vroegen mijn broertjes en ik liever niets. Je moeder aan het huilen brengen, dat wil je als kind koste wat kost voorkomen.

Toen ik een jaar of zes was, had mijn moeder mij verteld dat ik eigenlijk met z’n tweeën was, dat mijn tweelingzusje dood was geboren. Totaal onverwachts was ze overleden, de avond voor onze geboorte klopte haar hartje nog. Ik was te jong om vragen te stellen. Dat ik een tweeling was vervulde me met een zekere trots: ik ben bijzonder! Pas toen ik wat ouder werd, begon ik nieuwsgierig te worden en vragen te krijgen. Zou ze op me hebben geleken? Waarom was ze doodgegaan? En ben je eigenlijk nog tweeling als je tweelingzus er nooit is geweest?

Antwoorden kwamen er niet. Het verdriet van mijn ouders was zo groot, dat ik het onderwerp niet aan durfde te boren. Als gezin hadden we een modus gevonden: stilte. Zelf hield ik die in stand toen ik volwassen werd, door er met niemand over te spreken en dicht te klappen zodra het woord ‘tweeling’ ook maar genoemd werd. Ik was bang om mijn ouders pijn te doen, en wilde ook mezelf beschermen tegen het verdriet dat ik voelde, maar niet goed thuis kon brengen.

Totdat het steeds meer begon te wringen. Waarom was de doodgeboorte van mijn tweelingzusje zo’n taboe geworden? Welke impact had haar overlijden op ons gezin? En zou ik zelf wel zwanger durven te worden in de wetenschap dat het zo mis kan gaan? Toen vrienden van mij een doodgeboren kindje kregen, vond ik dat het tijd werd om niet langer over dit onderwerp te zwijgen. Ik besloot op zoek te gaan naar het verhaal over mijn zusje.

Traan van Macarena. Uit de serie Imaginarium of Tears door Maurice Mikkers.

Een dode baby gaat tegen alle regels en wetten van de natuur in

Niets maakt meer indruk op de mens dan het begin en het einde van het bestaan. Leven en dood. Het begin vieren we, het einde stellen we zo lang mogelijk uit: het liefst liggen ze mijlenver uit elkaar. Maar wat als deze twee juist samenvallen? Als een zwangerschap niet leidt tot de geboorte van een prachtig, gezond kind, maar tot de dood?

Een dode baby gaat tegen alle regels en wetten van de natuur in, vinden wij. Toch sterven in Nederland jaarlijks nog altijd ruim baby’s aan het einde van de zwangerschap of tijdens de bevalling – dat zijn er twee per dag. Begin jaren tachtig, rond mijn geboorte, waren dat er bijna drie keer zoveel: tweeduizend baby’s per jaar. Als de kinderen worden meegerekend die in de dagen na de geboorte overlijden, ligt het cijfer nog veel hoger.

Toch is het nog altijd een onderwerp waar relatief weinig aandacht voor is. Dode baby’s, daar praten we liever niet over. Zelfs onze overheid houdt de stilte impliciet in stand. ‘Het kind waarvan een vrouw zwanger is wordt als reeds geboren aangemerkt, zo dikwijls zijn belang dit vordert’, staat in ons ‘Komt het dood ter wereld, dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan.’

In 2015 was er een kleine doorbraak, toen ouders van doodgeboren kinderen 83.000 handtekeningen ophaalden voor een petitie om deze kinderen in de persoonsregisters van de overheid te krijgen. Baby’s die buiten de buik niet geademd hebben, kwamen tot voor kort namelijk niet voor in de gemeentelijke basisadministratie, nu de Basisregistratie Personen (BRP). Dit tot woede en verdriet van veel ouders, die daarom een campagne startten om hier verandering in te brengen.

Sommige ouders gaven een kind aan dat al veertig jaar geleden doodgeboren was

Op 3 februari 2019 werd na lang soebatten een doorgevoerd, waarna binnen een jaar tijd meer dan 12.000 kinderen werden bijgeschreven. De behoefte bleek groot, sommige ouders gaven een kind aan dat al veertig jaar geleden doodgeboren was. Ouders kwamen op radio en tv om hun verhaal te vertellen.

Uit de interviews bleek dat ouders nog steeds ongemak ervaren bij familie, vrienden en collega’s als het gaat om hun verdriet. Veel mensen vinden dat er heus even gerouwd mag worden, maar dat het na een paar maanden wel ongeveer over zou moeten zijn. Vrouwen worden gestimuleerd om gauw weer zwanger te raken, om het verloren kind zo snel mogelijk te vergeten en zich te richten op de toekomst. Na verloop van tijd stoppen de vragen.

‘En, heb je het al verwerkt?’ vroeg iemand aan Jeannette Rietberg, die haar zoon Carel vlak na de geboorte verloor en het handboek publiceerde. ‘Aardappels verwerk je tot patatten, met rouw gaat het zo niet’, schrijft ze. ‘Verdriet om je kind is verdriet dat altijd blijft.’

Hoe zat dat bij mijn ouders? Hoe reageerde hun omgeving op hun verdriet, en welke invloed heeft het verlies van mijn zusje en het taboe erop gehad op mijn jeugd, op ons gezin? 

Traan van Edward. Uit de serie Imaginarium of Tears door Maurice Mikkers.

Alleen als journalist durfde ik mijn ouders moeilijke vragen te stellen

Zeven jaar geleden, ik was 32, besloot ik mijn ouders te interviewen, als journalist. Ik schaamde me voor de constructie die ik had gekozen, maar voor mij was dat de enige manier om de drempel over te kunnen en de stilte te doorbreken. Als journalist durfde ik hun vragen te stellen die ik als dochter nooit over m’n lippen had gekregen. Ik durfde kritischer te zijn en door te vragen, ook als mijn moeder moest huilen. Tot mijn verbazing bleken zowel mijn vader als moeder het niet erg te vinden om met mij over dit onderwerp te spreken. Eerder het tegenovergestelde: het leek wel alsof ze op dit moment hadden gewacht.

Al gauw werd echter duidelijk dat ze me op veel vragen nauwelijks antwoord konden geven. Mijn ouders wisten zelf ook niet precies waaraan mijn zusje was overleden (‘iets met de navelstreng’) en wat er met haar was gebeurd nadat ze was overleden (‘gecremeerd, waarschijnlijk in Usselo’). De dubbele spullen waren al uit ons huis verdwenen toen ik met mijn moeder terugkwam uit het ziekenhuis. Bij de uitvaart is niemand geweest – als hij al heeft plaatsgevonden. Dat vond mijn moeder misschien nog wel het ergste: niet naar de uitvaart van je eigen kind. ‘Wat voor moeder ben je dan?’ zei ze, terwijl ze met haar wijsvinger tegen haar voorhoofd tikte.

Tot diep in de jaren tachtig werd niet over dit onderwerp gepraat – niet in ziekenhuizen, niet in verloskamers, niet in de kerk, op school of op straat

Om meer van de tijdgeest te begrijpen, las ik talloze boeken over doodgeboorte, evenals academische literatuur. Dat we niet het enige gezin waren waarbinnen het onderwerp taboe was, bleek al snel. Tot diep in de jaren tachtig werd niet over dit onderwerp gepraat – niet in ziekenhuizen, niet in verloskamers, niet in de kerk, op school of op straat. ‘Na een doodgeboorte doet iedereen alsof er niks is gebeurd’, schreef de  

Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig kwam het wetenschappelijke onderzoek mondjesmaat op gang. Veel artikelen uit die tijd zijn nog erg medisch of juridisch van aard, met formuleringen waarvan ouders in de huidige tijd direct op tilt zouden slaan. ‘Het als geboorte erkennen van een zwangerschapsprodukt [sic] promoveert dit tot een individu met rechten en plichten’, schreef een bijvoorbeeld nog in 1987. Volgens hem waren er veel redenen om daarom maar liever niet te spreken van een geboorte. Je zou dan een kind bijvoorbeeld moeten begraven, en daar waren uiteraard kosten aan verbonden.

Traan van Danae. Uit de serie Imaginarium of Tears door Maurice Mikkers.

Hoe traumatisch ook, doodgeboorte werd afgedaan als ‘non-event’

Emanuel Lewis was een van de eerste wetenschappers die onderzocht welke psychische impact doodgeboorte had op een gezin. Hij constateerde dat het overlijden van een baby rondom de bevalling zowel in de medische wereld als in de samenleving werd afgedaan als een ‘non-event’, terwijl het voor veel gezinnen een traumatische ervaring was.

De verloskundigen en gynaecologen die ik de afgelopen jaren interviewde, beaamden dit. ‘Bij de bevalling hielden we een stoffen luier voor de onderkant van de moeder, zodat ze haar dode baby niet zou zien’, vertelde een verloskundige die al decennia in het vak zit. Vanuit ons huidige perspectief lijkt het ondenkbaar, maar er leken goede bedoelingen achter te schuilen: als de moeder het kind niet zou zien, zou ze zich er ook niet aan kunnen hechten, wat de rouw minder hevig zou maken. Bovendien wilden artsen en verloskundigen de vrouwen beschermen tegen het aangezicht: niet alle doodgeboren kinderen zien er mooi uit, vooral niet als ze al een tijdje levenloos in de buik hebben gezeten. 

De katholieke kerk speelde ook een dominante rol in de zwijgcultuur: doodgeboren kinderen konden volgens de christelijke opvatting niet in de hemel komen, omdat ze nog niet waren Daarom werden ze anoniem begraven aan de rand van het kerkhof, achter een heg, naast de mensen die zelf een einde aan hun leven hadden gemaakt. Voor veel ouders maakte dit het verdriet nog intenser. Pas in 2007 besloot de paus in Rome dat doodgeboren kinderen toch in de hemel konden komen, wat voor veel betrokkenen een enorme

Traan van Herbert. Uit de serie Imaginarium of Tears door Maurice Mikkers.

Om zichzelf te beschermen, keerden mijn ouders naar binnen

Mijn ouders zijn niet gelovig, maar de stilte rondom het overlijden van mijn zusje raakte hen hard. ‘Wees toch blij, je hebt er nog één’, zeiden sommige mensen tegen mijn moeder. ‘De meesten krijgen er maar één.’ Pijnlijk vond ze dat. ‘Alsof ik per saldo hetzelfde had.’ Meer mensen nog begonnen er helemaal niet over – ze begrepen het verdriet niet, of wisten simpelweg niet wat ze moesten zeggen.

Mijn moeder hield zelf ook de boot af, bang om moeilijke vragen te krijgen. ‘Als ik in de verte iemand zag aankomen die ik kende, dook ik zo, hup, een zijstraatje in’, biechtte ze me een keer op. ‘Ik zag er zo tegenop om ermee geconfronteerd te worden.’

Om zichzelf te beschermen, keerden mijn ouders naar binnen. Precies dat mechanisme heb ik op latere leeftijd gekopieerd. Sterker, ik deed er nog een schepje bovenop. Zodra iemand over mijn geboorte begon, smeet ik direct de deur dicht. Een enkele keer had ik schoorvoetend aan een goede vriendin of een vriendje verteld dat ik een tweelingzusje had gehad, maar hun reactie stelde mij teleur.

Zelf had ik geen woorden voor mijn worsteling, en de woorden van anderen kwamen niet in de buurt van wat ik voelde. ‘Waarom vind je het zo erg?’ vroeg een vriendin op een dag. ‘Je hebt haar toch nooit gekend?’ Dat vond ik zo harteloos dat ik besloot het nooit meer met iemand te delen. Zelfs mijn ouders en broertjes konden mij niet meer bereiken als het over ‘het verdrietige’ ging. Ik ging simpelweg uit.

Traan van Lola. Uit de serie Imaginarium of Tears door Maurice Mikkers.

Kun je iemand missen die je nooit hebt gekend?

Pas toen ik al een tijd in mijn zoektocht verwikkeld was, begreep ik dat de vraag van mijn vriendin misschien minder ongepast was dan ik had willen toegeven. Kun je iemand missen die je nooit hebt gekend? Die vraag werd een belangrijke leidraad van mijn zoektocht, juist omdat het zo lastig is om er eenduidig antwoord op te geven.

Ook vroeg ik me af hoe je dat doet: rouwen om iemand die er nooit is geweest. Herinneringen spelen een belangrijke rol bij rouwverwerking, leerde ik toen ik me erin ging verdiepen. Maar dat was nou precies waar het ons aan ontbrak. Mijn zusje was direct weggehaald na de geboorte, mijn moeder heeft haar nooit gezien. We hebben geen echo, geen voetafdrukje, niks. 

De afgelopen jaren sprak ik uiteenlopende mensen over doodgeboorte en het stille verdriet dat daarmee gepaard gaat. Wetenschappers, medici, crematoriummedewerkers, maar ook mensen die het hadden meegemaakt – zelf, of in hun naaste omgeving. Vroeg of laat kwamen ze bijna allemaal met een persoonlijk verhaal.

Door met hen te spreken, leerde ik niet alleen veel over onze samenleving, maar ook over mezelf en ons gezin. Ik begreep waarom ik het zo moeilijk heb met babyshowers, gender-reveal-parties en Waarom ik het zo lastig vind dat de twaalfweken-echo steeds meer wordt gezien als een magische grens, waarna ouders iedere twijfel verliezen en beginnen met het fantaseren over de inrichting van de babykamer. 

‘Het gaat alleen maar over jouw ouders. Maar wat doet het met jou?’

Maar misschien belangrijker nog: ik begreep dat mijn pijn nog veel dieper zat. ‘Waarom word je niet eens een keer boos op je ouders?’ vroeg een jeugdvriendin toen ik over mijn zoektocht vertelde. In eerste instantie begreep ik niet wat ze bedoelde. Boos op mijn ouders? Ze hadden al verdriet genoeg, en ik deed daar nog een schepje bovenop door alles weer op te rakelen. Nu moest ik ook nog boos op ze worden? ‘Waar ben jij in dit verhaal?’ vroeg ze. ‘Het gaat alleen maar over hen. Maar wat doet het met jou?’

Haar opmerking liet me niet meer los. Inderdaad lag de focus altijd op mijn ouders, op hun verdriet om het verlies van een kind. Nooit had iemand mij gevraagd wat het betekende om een zus te verliezen, om te weten dat ik eigenlijk met z’n tweeën had moeten zijn.

Datzelfde zag ik terug in de literatuur: bijna alle boeken en artikelen zoomen in op de ouders, op de sterfte van een kind, niet op die van een broer of zus. Hoewel de impact van een doodgeboorte op overige kinderen in een gezin vaak groot is, is er weinig aandacht voor.

‘Kinderen die voor of na een doodgeboorte worden geboren kunnen ernstige emotionele problemen krijgen als er niet is gerouwd om de doodgeboorte’, schreef ‘Echter, het zijn juist zij die in het duister worden gelaten, eenzaam met hun verdriet.’ Vaak zijn ouders zo verstrikt in hun emoties, dat ze nauwelijks ruimte hebben voor het proces

Toen ik dat na eindeloos uitstellen eindelijk aan mijn ouders voorlegde, sloeg dat in als een bom. ‘We dachten: als je het er niet over hebt met Jorie, is het er ook niet’, zei mijn moeder met tranen in haar ogen. Met al hun beste bedoelingen hadden ze me een vrolijke jeugd willen bezorgen. Omdat een kind geen herinneringen aan z’n eerste levensjaren heeft, dachten ze dat ze me veel verdriet konden besparen door mij niet lastig te vallen met hun rouw. Dat dit averechts heeft gewerkt, is iets waar ze nooit bij stil hadden gestaan.

Traan van Carlijn. Uit de serie Imaginarium of Tears door Maurice Mikkers.

Mijn dode zusje is een mens geworden

Psychische klachten heb ik nooit gehad, net zomin als mijn broertjes. Maar de eenzaamheid waar Lewis over sprak, die herken ik wel. De informatie die ik in de afgelopen jaren vond over mijn zusje heeft me geholpen het verdriet minder abstract te maken. We noemen haar nu niet meer ‘het verdrietige’ of ‘die ander’. Ze is een mens geworden. Een dood mens, weliswaar, maar toch een meisje, van vlees en bloed. Toch blijf ik het soms ongrijpbaar vinden, en zoek ik nog steeds naar een goede manier om te rouwen om iemand die er nooit écht is geweest.

Aan het einde van mijn zoektocht werd ik zwanger – of liever: raakte ik ‘in verwachting’, zoals een verloskundige dat zo mooi zei. ‘Vroeger was je in verwáchting: letterlijk in afwachting van hoe het af zou lopen, goed of slecht. Nu weten mensen al heel vroeg: ik krijg een kind, het is een jongen of een meisje, en ik kan m’n hele kinderkamer er al op inrichten. Er wordt geen rekening meer gehouden met het feit dat het ook mis kan gaan.’

Dat het mis kan gaan, dat weten wij in het gezin waarin ik opgroeide maar al te goed. Daarom voor mij geen babyshower, en geen leeg wiegje naast mijn bed. ‘Eerst zien, dan geloven’, is altijd het credo geweest van mijn moeder, en dat heb ik overgenomen. ‘Wat een donkere gedachten’, zei een vriendin toen ik haar dat vertelde, een paar maanden nadat wij beiden een gezond kind hadden gekregen. Voor mij voelt het eerder realistisch: zwangerschappen leiden niet altijd tot een vrolijke, levendige baby. Als we bereid zouden zijn dat onder ogen te zien, zou het misschien ook makkelijker worden om erover te praten.

van Jorie Horsthuis ligt sinds eind augustus in de boekhandel.

Over de beelden Maurice Mikkers verzamelt en fotografeert tranen. Hij vraagt mensen om tranen op te vangen in de Tear Collection Kit en ze op te sturen. Vervolgens fotografeert hij de tranen onder een microscoop. Sommige tranen zijn van verdriet, andere van geluk of van woede. Iedere traan heeft zijn eigen, bijzondere verhaal. Door de persoonlijke, emotionele gebeurtenissen te vereeuwigen, creëert Mikkers aandacht voor de verhalen achter de beelden. De verhalen zijn terug te vinden op zijn website. Imaginarium of Tears

Meer lezen?

Rouw heeft geen eindpunt. En dat is hoopvoller dan het klinkt Na de dood van mijn moeder had ik rouwhaast: ik wilde dat mijn verdriet snel voorbij was. We denken vaak dat rouw in opeenvolgende fasen verloopt, met aanvaarding als eindpunt, maar de wetenschap laat ons zien: rouw is nooit klaar. Lees het artikel hier