Goed nieuws! We zijn minder alleen dan we denken. 

Van oudsher bezien we het leven door een hiërarchische bril, met de mens bovenaan de ladder. De evolutie bracht allemaal wonderlijk leven voort en daar zouden we dan, op eenzame hoogte, absoluut boven staan. De mens als summum. Wij maken immers gereedschap, plannen vooruit. We hebben bewustzijn, pijn, cultuur, taal en moraal. Wij hebben de iPhone. 

Maar zo zit het niet. Voortschrijdend wetenschappelijk inzicht laat steeds minder ‘uniek menselijke eigenschappen’ heel. Mensapen plannen ook – wanneer ze stenen verzamelen om noten te kraken die ze nog moeten vinden. Krabben en kreeftjes voelen ook pijn – ze leren ervan, verzorgen Papegaaien hebben ook een taal – ze geven hun babyvogels namen, melden elkaar waar je het beste fruit haalt, ze blozen, en in gevangenschap verzinnen ze nieuwe termen in mensenlingo.

Zoals ‘yummy bread’ voor taart.

Lang vonden we zo’n ontdekking iedere keer weer wonderlijk. Maar inmiddels denken biologen: logisch. Want waar we de evolutie eerst zagen als grillige kunstenaar, als eindeloze bron van volstrekt nieuwe vormen van leven, wordt nu steeds duidelijker: de evolutie is óók een puzzelaar. Heel vaak verzint ze gelijksoortige oplossingen voor vergelijkbare problemen. Zo kan het dat soorten die genetisch totaal niet aan elkaar verwant zijn, meer gemeen hebben dan gedacht.

Dit fenomeen heet: convergente evolutie. Naar elkaar toe bewegende evolutie.

Neem de mens en de octopus. Op het eerste gezicht compleet verschillend. Wat hebben wij nu gemeen? Nou, onze oogballen. Ze zijn zelfs vrijwel identiek. Eenzelfde oplossing voor het probleem: moeten weten waar je bent. Ook al zwom onze laatste gemeenschappelijke voorouder 550 miljoen jaar terug niet rond met iets wat je ogen kunt noemen. Het octopusoog is zelfs beter dan dat van ons, het heeft géén blinde vlek. 

(Ook zal iedereen die de Netflix-documentaire My Octopus Teacher zag zich afvragen of de octopus niet eveneens een menselijk vermogen tot

Dan zijn er zelfs uiteenlopende evolutionaire takken die niet alleen qua oogbal op elkaar zijn gaan lijken, maar in z’n geheel. Denk aan de dolfijn, de haai en de ichthyosaurus. 

De een is een zoogdier, de ander een vis en de laatste een reptiel. Toch kwamen al die verschillende takken van de evolutionaire boom uit bij hetzelfde gestroomlijnde lichaamsontwerp: een torpedo met rugvin, twee flippers en een krachtige staart. Ze zaten namelijk allen in dezelfde niche: die van snel roofdier te zee. 

Je ziet ook convergentie in hoe organismen over de dingen ‘denken’. De modderwesp, termiet, klifzwaluw en de mens vonden los van elkaar de boog uit als noodzakelijk onderdeel bij de constructie van natuurstenen woonhuisjes. Termieten doen zelfs aan tuinbouw. Ze verbouwen eetbare schimmels in hun termietenheuvels, al tientallen miljoenen jaren langer dan wij. Bladsnijdermieren gebruiken daar ook nog

Soorten kunnen dus naar elkaar toe evolueren in elk aspect van hun biologie, in uiterlijk en gedrag. Zo bezien is er nooit sprake van ‘meer of minder geëvolueerd’, maar alleen van ‘optimale oplossingen voor omgevingsproblematiek’.

We zijn net vogels

Ik zie elk dier inmiddels als een ingenieuze optelsom van mooie vondsten. Dat klinkt misschien berekenend, maar het maakt juist een nieuw gevoel van verwantschap mogelijk: opeens kun je van alles gemeen hebben met nog veel meer wezens dan alleen de eeuwige zoogdieren uit je directe

Immers: ook de modderwesp vindt de boogconstructie superhandig. 

Sterker nog, een mens lijkt in sommige aspecten zelfs nog méér op dieren die 340 miljoen jaar aan evolutionaire geschiedenis van ons afstaan, dan op de genetisch haast identieke mensaap. 

YouTube
De briljante kea en zijn inschattingsvermogen


Kijk je naar eigenschappen als werktuiggebruik of taal, dan zie je dat bepaalde vogels als kraaien en papegaaien dingen kunnen die veel te hoog gegrepen zijn voor een primaat. De kea doet bijvoorbeeld aan kansrekening. En parkieten hebben hersenstructuren voor taalverwerking die je bij apen niet vindt. ‘Ik denk dat weinigen zich realiseren dat wij in veel opzichten meer op vogels dan op apen lijken’, zei een vogelbreinonderzoeker me ooit. 

Denk aan de geelnekamazones Verschillende populaties van deze papegaai communiceren met elkaar in verschillende dialecten. Jonge vogels die in een nieuwe populatie belanden – ‘allochtonen’ – pikken een nieuw dialect veel sneller op dan vogels op leeftijd, die het niet meer kunnen bijbenen of gewoon de moeite niet nemen. 

Gevolg: geen integratie in de nieuwe gaaigroep. 

Herkenbaar.

Toeval of niet?

Maar hoe werkt die convergente evolutie precies?

En als de evolutie inderdaad uitmondt in optimale oplossingen voor specifieke problemen, en er is maar een beperkt aantal oplossingen echt handig – is het verloop van evolutie dan voorspelbaar? Is te weten waar het heen gaat? 

De evolutionaire biologie maakt zich druk om allerlei grote vragen als: waarom heeft het leven de vormen die het heeft? Hoe passen soorten zich aan aan hun omgeving? Of hoe verandert één soort in vele andere, verschillende soorten?

Een beetje ander DNA in je celkern en je bent opeens geen mens meer (lees: waterige vleeszak die eindeloos getuur naar Google Docs omzet in salaris), maar bijvoorbeeld een wit pluizig bolletje dat insecten omzet in witte veertjes – een staartmees. Terwijl mens en vogel 340 miljoen jaar terug nog beide een soort gewervelde viervoeter waren genaamd onze gezamenlijke voorouder. Bizar. 

Maar wat bij het grote ontstaan der soorten de precieze rol is van een fenomeen als convergente evolutie, daar is onder biologen nogal wat hommeles over. Daarbij zijn er twee duidelijke scholen: de ene gelooft in het toeval, de andere niet zo.

Nemen we het ontstaan van de mens als voorbeeld, dan denken de gelovers in toeval dat onze aanwezigheid op aarde nu, 535 miljoen jaar geleden heeft afgehangen van een vijf centimeter lange waterworm met een soort-van Zijnde de voorouder van alle gewervelden: de Pikaia gracilens.

Gelukkig, stellen zij, dat een meteoriet, ongebreidelde algenbloei of plotse El Niño geen vroegtijdig einde maakte aan de kleine Pikaia! Daarom zijn we er: wat een toeval. Zoals alle leven het leven zou danken aan toeval. Toevallig ontstaan, toevallig in leven gebleven.

Door de grote rol van dit toeval zou de variatie aan levensvormen die evolutie voort kan brengen eindeloos zijn. Draai de band der evolutie meerdere malen af en je krijgt geen twee keer hetzelfde resultaat. Oftewel: zonder Pikaia geen gewervelden en geen mens – maar wel weer hele andere curieuze beesten. 


De andere school is minder van het toeval. Zij geloven in grenzen aan de diversiteit. Het leven is slechts zo divers als er ecologische niches zijn om te bekleden, lees: problemen om op te lossen. Deze groep biologen vindt ‘de evolutie’ vrij voorspelbaar: de klusjesman vindt vaak dezelfde antwoorden op dezelfde vragen. Soorten die in gelijke omgevingen leven, evolueren gelijke eigenschappen: convergentie. 

En wat mensen betreft, was er blijkbaar een niche voor tweebenige schepsels met twee handen, platte gezichten, kleine nekjes en een Als zoogdieren die niche niet hadden ingenomen met hun Homo sapiens, dan was er wel een reptiel in dit gat gesprongen (of zoals een bioloog zou zeggen: opgestaan tot ‘dinosauroïde’). 

Die tweede school van evolutionair biologen ontdekt de laatste jaren steeds meer onvermoede gelijkenissen tussen uiteenlopende beesten. 

De evolutie plagieert zichzelf

Geen bioloog ontkent het bestaan van convergente evolutie. Allerlei dieren ontwikkelden allerlei soorten ogen. Zoogdier, vogel en insect kwamen elk op een eigen ontwerp vleugel. Eveneens vonden zoogdier, vogel én hommel los van elkaar ‘warmbloedigheid’ uit, om te kunnen overleven in de kou (daarom zijn hommels pluizig, dat houdt warmte vast).

De discussie tussen de twee kampen gaat vooral over de vraag: hoe groot is de rol van convergente evolutie precies? Kamp ‘toeval bestaat niet’ gooit daarbij graag de volgende anekdote in de strijd: over de zoogdieren in Australië.

Na het uitsterven van de dino’s namen de zoogdieren het land over. Bijna overal in de wereld waren dit zoogdieren die hun baby’s in de baarmoeder dragen, de ‘placentadieren’. Niet in Australië. Daar waren het de buideldieren: ook zoogdieren, maar dan met twee ‘baarmoeders’, waarvan eentje dus die externe buidel is. 

Desondanks evolueerden de placentadieren en de buideldieren helemaal los van elkaar een heel scala aan wezens die zowel qua gedrag als uiterlijk sterk op elkaar lijken. 

Beide kwamen met een soort ‘mol’. Beide verzonnen een zwevende eekhoorn. Waar kamp placenta met de bosmarmot kwam, verzon kamp buideldier de De placenta’s ontwierpen katten, de buideldieren hadden hun – waarvan gezegd wordt dat deze eveneens zeer geschikt is als huisdier.

Maar het mooiste voorbeeld uit de reeks is wel de buideldiervariant op onze wolf: de buidelwolf of Tasmaanse tijger, ook een topcarnivoor. Zie op YouTube hoe hondachtig ze waren. Helaas zijn ze een eeuw terug uitgeroeid door Tasmaanse veehouders. De laatste buidelwolf stierf in een vergeten uithoek van een Australische dierentuin, aan ondervoeding. 

YouTube
De uitgestorven Tasmaanse tijger of buidelwolf

Evolutie kan snel gaan

Zijn dit nu uitzonderingen die de regel van evolutionaire willekeur bevestigen, of niet? 

Mede dankzij de opkomst van goedkope DNA-sequencing is de evolutionaire geschiedenis van dieren nu goed na te gaan. Wat blijkt? Allerlei dieren die wetenschappers, door overeenkomsten in uiterlijk en gedrag, eerder nog zagen als naaste genetische verwanten, zijn dat vaak niet.

En kamp geen-toeval is zelfs gaan experimenteren met evolutie. Eén experiment toonde bijvoorbeeld aan dat mannelijke guppy’s bonte kleuren evolueren om vrouwtjes te imponeren, maar alleen als er géén predatoren in de buurt zijn. Bij de introductie van roofdieren aan hun watertje, worden ze weer suf. 

Darwin was van z’n stoel gevallen. Hij zag evolutie als een uiterst traag proces, waar je miljoenen jaren op kan wachten. Maar dat evolutie opeens heel snel kan gaan, weten we eigenlijk ook al door heel alledaagse voorbeelden. Hoeveel ratten werden wel niet resistent tegen rattengif? Hoeveel insecten tegen insecticide? Hoeveel bacteriën in mum van tijd tegen antibiotica? Ook dat is

En nu doet zich nóg een uitgelezen kans voor om evolutie live te volgen. 

Darwin comes to town

De verstedelijking van de planeet gaat hard. Duizenden metropolen nemen inmiddels zo’n 3 procent van het landoppervlak in beslag. Geen wonder dus dat allerlei dieren druk bezig zijn zich aan onze bouwsels aan te passen.

Een grappig voorbeeld uit Nederland is dat de slakkenhuisjes van stadse slakken, onafhankelijk van elkaar, steeds lichter worden van kleur. Waarom? Steden zijn warme plekken en donkere huisjes houden te veel extra warmte vast van de zon. Van Groningen tot Maastricht verbleken de slakken in

En in Groot-Brittannië ontdekten biologen dit jaar dat een steeds nauwere omgang met mensen leidt tot zelf-domesticatie Ze worden tammer, krijgen kortere snuiten en kleinere hersenen, met sterkere kaken om door het assorti aan menselijk afval heen te bijten.

Beesten worden ook slimmer. ‘Steden vereisen een hoger probleemoplossend vermogen en dat is ook wat we bij stadsdieren vaak zien ontstaan’, zegt evolutiebioloog Menno Schilthuizen, auteur van het boek dat de dierentrek naar de stad beschrijft: Darwin comes to town. Denk, wasberen die meesters worden in het openbreken van speciaal Sowieso leren veel dieren hun voorpoten als ‘handjes’

Ook papegaaien hebben het stadsleven ontdekt. Niet vreemd, in de Amazone bewegen papegaaien zich over grote afstanden, zijn ze goed in navigeren, herinneren ze zich veel, vormen ze sociale groepen – allemaal zaken die de groei van grote hersenen bevorderen, allemaal weer handig in de stad.

Natuurlijk, steden lopen niet opeens vol met dieren onderweg naar het ontwerp ‘mens’. Al is het dus niet ondenkbaar dat de dieren om ons heen steeds ‘menselijker’ worden. (Duimen dat de kampioen raamcrashen, de houtsnip, ogen recht op z’n

In het licht van al deze convergente evolutie, lijkt het me daarom mooi om het idee van ‘verwantschap’ anders op te gaan vatten. Niet langer in termen van hoeveel-DNA-deel-ik-precies-met-jou, of, we-moeten-wel-een-recente-gemeenschappelijke-voorouder-hebben, maar eerder, dat je naar het leven om je heen kijkt en vraagt: 

Voor welke problemen in het leven staat dit beestje?

En: in hoeverre lost het die net zo op als ik?

Misschien dat jij en die staartmees wel ergens in de verte op eenzelfde manier door het leven worstelen.

YouTube
Wasbeer versus vuilnisbak


Op de hoogte blijven van m’n avonturen in niet-mensland? Ik schrijf over die andere 99 procent van de wereld: van pluizige pauwspin tot mens-varken-hybride. In deze mail houd ik je geregeld op de hoogte van vragen die ik heb, stukken die ik schreef of mooie wetenschapsverhalen van anderen. Schrijf je hier in voor mijn wekelijkse mail

Vriendschap met een octopus?

Filmtip: Man valt totaal voor vrouw met acht armen In de documentaire My Octopus Teacher bezoekt een man met burn-out elke dag de octopus woonzaam in het kelpwoud naast zijn huis. Er bloeit iets op. Lees over de band tussen mens en octo