Ik heb Ida nooit ontmoet. Grote kans dat ik nooit zal weten hoe ze eruitziet of hoe haar stem klinkt. Toch is Ida, 93, degene die mij het meest voor ogen staat als ik terugdenk aan mijn eerste jaar als jullie correspondent Sanity.

Vorig jaar, een paar weken na de lancering van het Engelstalige zusje van De Correspondent, wees Ida me op een verontrustende trend in de manier waarop media berichten over psychische aandoeningen, met name depressies: in artikelen over deze ziekte, die onze huidige tijd zo kenmerkt, zijn we, zoals bij zo veel andere journalistieke onderwerpen, geobsedeerd door jeugd.

Als oudere mensen al voorkomen in reportages over geestelijke problemen, dan is dat vrijwel altijd in de context van ouder worden – het gaat over dementie, alzheimer en parkinson. Vóór covid-19 werden op de homepage van het Amerikaanse National Institute of Aging zelfs uitslúítend deze drie ziektes genoemd. Als het om depressie gaat – de psychische aandoening die ontegenzeggelijk de meeste publieke aandacht krijgt – gaat het vaak niet over mensen als Ida, of de 60-jarige Angaharad, of Babette van 50, stuk voor stuk leden van De Correspondent.

Dit is zo’n ingebakken patroon dat ik me rot schrok toen ik erachter kwam dat depressie onder 60-plussers de meest voorkomende psychische stoornis is. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie wordt 7 procent van de wereldbevolking Ida was degene ‒ de ‘bron’ ‒ die me tot deze ontdekking bracht. 

‘Depressie (...) heeft 75 jaar van mijn leven ontwricht’, schreef ze als op mijn allereerste nieuwsbrief. In een intens emotionele e-mailuitwisseling gaf deze dochter van Russische en Centraal-Europese immigranten me een intiem kijkje in haar leven, en deed ze me inzien wat we dreigen te missen als we niet naar stemmen zoals de hare luisteren.

Onze mailwisseling was voor mij de aanleiding om een artikel te schrijven waarmee ik korte metten wilde maken met de Het blijft een van mijn favoriete stukken, omdat het het soort verborgen structurele waarheden blootlegt waarvoor De Correspondent in het leven werd geroepen.

Maar belangrijker is dat ik dankzij Ida een antwoord vond op de fundamentele vraag: Wie is de ‘expert’ op een platform dat zichzelf ‘constructief, samenwerkend en transnationaal’ noemt?

‘Bel maar even een bron voor een quote’

Voordat ik bij De Correspondent terechtkwam, werkte ik tien jaar als zakenjournalist in India, waar ik gewend was aan het wat merkwaardige journalisten-adagium ‘een quote halen’; de wijdverspreide gewoonte onder journalisten om een vast aantal deskundigen – adviseurs en commentatoren die over van alles en nog wat iets te zeggen hebben – aan hun sneltoetsen te koppelen, om die bij elk artikel hun mening te laten spuien. Er wordt over geginnegapt op redacties, maar niemand doet er moeilijk over omdat het lekker makkelijk werkt. 

Mijn ervaring is dat journalisten om twee redenen extra afhankelijk worden van deze deskundigen. De eerste is ‘toegangsjournalistiek’ waarbij journalisten systematisch worden tegengewerkt door invloedrijke mensen en hun pr-machines, tenzij ze bereid zijn een compromis te sluiten. Dit brengt ethisch gemotiveerde journalisten in een onmiskenbaar lastig parket. Voor veel redacties is het nog altijd normaal om verslaggevers aan te nemen op basis van hun adresboekje.

Verder worden journalisten in het overgrote deel van de mediawereld getraind om een neutrale toon aan te houden. Ze worden aangemoedigd om elk nieuw inzicht en elke nieuwe analyse door een deskundige te laten verwoorden, in plaats van die als een eigen mening te poneren. De drang om bij elk ‘breaking news’ zo snel mogelijk een deskundige aan het woord te laten, maakt het journalisten onmogelijk nieuwe geluiden te laten horen.

Mettertijd creëert de bel-een-bron-cultuur een incestueuze echokamer die andere perspectieven buitensluit, met name die van ondervertegenwoordigde groepen. En de werktuiglijke zoektocht naar ‘expertise’ – als iets wat je kan afvinken – maakt het journalistieke werk koud en onpersoonlijk.

De mensen die zelf ervaring hebben met psychische aandoeningen

Die reflex om op de standaardplekken naar expertise te zoeken was een van de valkuilen die ik wilde vermijden toen ik begon als jullie correspondent Sanity, en mezelf de opdracht had gegeven ‘een nieuwe taal te vinden om te praten  

Geestelijke gezondheid is een intens politiek onderwerp. Het gaat over macht en marginalisatie, over geweld en onderdrukking. Het is een gebied waarbinnen van oudsher medici en onderzoekers uit ontwikkelde landen hun macht laten gelden, daarbij vaak gesteund door een sterke farmaceutische lobby. Door de onevenredig sterke aanwezigheid van deze deskundigen komen stemmen van mensen uit landen met lagere inkomens niet aan bod, net zomin als die van mensen die gebrek hebben aan goede gezondheidszorg, of die van de mensen die daadwerkelijk zelf ervaring hebben met psychische aandoeningen.

Het kwalijkste gevolg hiervan is dat psychische aandoeningen bovenmatig worden gemedicaliseerd – met als uitgangspunt dat psychische problemen niets meer zijn dan het gevolg van een ‘chemische onbalans’ of een neurologische storing. Door het individu verantwoordelijk te houden voor zijn eigen lijden, geeft de maatschappij zichzelf een vrijbrief om door te gaan met haar verwoestende praktijken: racisme, seksisme, economische uitbuiting van machteloze mensen, en parasitair kapitalisme.

OluTimehin Adegbeye, onze correspondent Othering, herinnert ons er maar al te graag aan dat zolang de prooi niet heeft leren schrijven, elk verhaal geschreven wordt Als iemand die bijna zijn hele volwassen leven te maken heeft gehad met depressie en angst, kan ik dit alleen maar enthousiast beamen.

Zolang de prooi niet heeft leren schrijven, lees je altijd het perspectief van de jager

Maar hoe kon één schrijver in één land dit wereldwijde probleem aankaarten? Waar moest ik die nieuwe stemmen vinden? Hoe kon ik te weten komen wat ik niet weet?

Hier treden de mechanieken die The Correspondent en De Correspondent hebben ingebouwd in werking. Een van onze basisprincipes is ‘op leden gebaseerde journalistiek’. We gaan er niet van uit dat we alles weten. We werken actief samen met onze leden uit meer dan 140 landen. En soms is het dus gewoon een kwestie van een oproep plaatsen.

Op deze manier legde ik een van de belangrijkste contacten uit mijn loopbaan. Toen ik besloot een serie artikelen te schrijven over de coronapandemie en dat in een nieuwsbrief meldde, was de 25-jarige Micaela uit de VS een van de eersten die reageerden. Micaela heeft spinale musculaire atrofie. Ze is volledig rolstoelgebonden en kan haar armen net genoeg bewegen om te eten of telefoontoetsen aan te klikken.

Micaela vertelde me dat ze een ‘haat-liefdeverhouding heeft met lichamelijk contact’. ‘Helaas word ik grotendeels aangeraakt uit fysieke, en niet emotionele zorg, dus lichamelijk contact is – vaker dan ik zou willen – een louter praktische aangelegenheid’, legde ze uit.

Ik was niet van plan om te schrijven over mensen met een handicap en hun relatie tot lichamelijk contact. Maar Micaela opende mijn ogen voor een woud aan menselijke ervaringen dat al ver vóór de pandemie voor miljoenen wereldwijd de werkelijkheid was en waarvan ik onmogelijk kon wegkijken.

Sindsdien heb ik drie artikelen geschreven over de wisselwerking tussen handicap Toen Micaela erin toestemde als deskundige mee te doen en vragen van andere leden te beantwoorden, was dat een hoogtepunt. 

Ik moest mijn journalistieke reflexen opnieuw trainen

Als ik nu aan een onderzoek begin, doe ik standaard En zo ontdekte ik tijdens mijn serie over schuld en schaamte het Stanford Forgiveness Project, dat 20 jaar geleden al had aangetoond dat vergeving werkelijk als medicijn

Ik leerde ook hoe een kleine stad in Nederland terugvocht nadat een dodelijk ongeluk een gehele gemeenschap had vernietigd, wat aan bod kwam in een serie artikelen over het voorkomen Een lid uit mijn eigen land wist me te vertellen hoe het voor een groep Indiërs een therapeutisch ritueel was geworden om mee te doen met protesten tegen allerlei draconische  

Het proces is niet zo eenvoudig als het klinkt. Je moet namelijk doelbewust op zoek gaan naar nieuwe informatie, en de verleiding weerstaan om uit bekende bronnen te putten. Je spiergeheugen, dat gevormd is door jarenlang te werken met een silomentaliteit en menselijke bronnen te ‘gebruiken’ in plaats van ze te zien als gelijken, moet opnieuw getraind worden. Dat vereist een sterke vertrouwensbasis, en een oprechte interesse in de mensen die besluiten hun grootste kwetsbaarheid met jou te delen. Vooral als je met stemmen werkt waarnaar normaal gesproken nauwelijks geluisterd wordt, is het van het grootste belang niet te vergeten dat ze jou niets verschuldigd zijn. Ze hoeven jou niets te ‘leren’. Ze zijn er niet om als inspiratieporno te dienen, of om jou goede sier te laten maken als journalist. 

Deze nieuwe vorm van journalistiek kan ook verwarrend zijn, omdat je ervoor kiest om je openlijk achter een bepaalde wereldvisie te scharen. Op traditionele redacties, waar ‘evenwicht’ en ‘neutraliteit’ heilige huisjes zijn, is subjectiviteit een vloek. Gelukkig is een ander basisprincipe van De en The Correspondent dat we niet in gekunstelde neutraliteit geloven – wij zijn niet ‘onbevooroordeeld’ of ‘neutraal’. 

Op de lange termijn werken alleen openheid en transparantie

Ervaringsdeskundigen op de voorgrond plaatsen en aansluiting bij hen zoeken betekent uiteraard niet dat je niets meer te maken wilt hebben met degenen die zijn opgeleid tot deskundigen. Zo laat ik onder andere aan het woord: een een neurowetenschapper die onderzoekt wat schuld met en een cultuurtheoreticus die ’s werelds toonaangevendste historicus is op het gebied  

Maar ik benader deskundigen niet langer alleen maar om mijn werk geloofwaardig te maken. En ik ben me ook veel meer bewust dat zogenaamd empirisch onderzoek en wetenschappelijke expertise hun eigen vertekeningen hebben: lees van een willekeurig wetenschappelijk artikel maar de paragraaf ‘beperkingen/aannames’. 

Mede door de opkomst van autoritaire bewegingen, waarbinnen het ‘recht van de meerderheid’ heerst, krijgen de media steeds prangender vragen over de ‘balans’ die ze najagen Een deel van de journalistieke wereld – met name in het Westen – is daarom met hernieuwde urgentie gaan nadenken over de interne diversiteit. 

Maar wil diversiteit meer betekenen dan alleen mooie woorden, dan moet zij uiteindelijk tot uitdrukking komen in ons werk. Een redactie samenstellen uit mensen die ‘anders’ zijn garandeert helemaal niets, omdat we allemaal onze vooroordelen hebben. Het enige bestrijdingsmiddel dat op lange termijn werkt, is totale openheid en transparantie, en ook dat zit verankerd in een van de basisprincipes van De Correspondent: we delen onze leercurve met elkaar.

Zo lieten sommige lezers me onlangs weten dat ze mijn enthousiaste verslag over een nieuwe prothese-technologie hadden gelezen alsof ik vond dat een handicap iemand incompleet maakt. Dat was het tegenovergestelde van wat ik had willen zeggen, maar het was duidelijk dat ik me niet goed had uitgedrukt. De reacties zaten me behoorlijk dwars. Na enig nadenken besloot ik in een uitgebreid Twitterdraadje uit te leggen waar ik volgens mij verkeerde woorden had gebruikt en hoe ik van plan was Het voelde bevrijdend om geen excuses te hoeven maken of een halfslachtige rectificatie te plaatsen.

Ik ben me er ook van bewust dat ik, om mijn werk diverser te maken, niet uitsluitend kan terugvallen op de leden van De Correspondent. Mijn zoektocht naar authentieke stemmen op het gebied van bijvoorbeeld neurowetenschappen of kritische psychiatrie levert nog veel te vaak namen van witte mannen op. Voor een beter resultaat moet ik zowel qua inspanning als verbeelding grotere stappen nemen.

De pandemie heeft een streep gezet door veel van mijn plannen voor 2020, waaronder het maken van een reportage op locatie over succesverhalen uit de gezondheidszorg in Zuid-Azië. Ik wil graag meer alledaagse helden als ontdekken, een journalist uit Wuhan die via social media een campagne voerde tegen het stigma en de haat waarmee de inwoners van Wuhan aan het begin van de pandemie te maken kregen.

Het is frustrerend opgesloten te zitten in een tijd dat er wereldwijd een radicale verandering plaatsvindt in het denken en Die revolutie is in gang gezet door activisten die meer ruimte opeisen voor stemmen uit minder ontwikkelde landen en voor die van de user-survivors – een ontwikkeling die ik in omschreef, terwijl het overgrote deel van de mainstream media er geen aandacht aan schonk.

Maar nu we het tweede jaar van onze reis in gaan, troost ik me met het feit dat ik tegenwoordig samen met tienduizenden geëngageerde, geïnteresseerde, meevoelende leden deel uitmaak van een beweging die de journalistiek wil veranderen. Zoals een van onze leden vorig jaar opmerkte, staat ons nog heel veel werk te wachten – ‘Maar hé, ze zijn nog

Dit artikel is uit het Engels vertaald door Hi-en Montijn.

Who is an ‘expert’, anyway? Here’s why we need to diversify our sources as journalists Read this article in English

Meer lezen?

Jullie bijdragen maken onze journalistiek beter. Daarom word ik gespreksredacteur We zien Correspondentleden als onze grootste bron van kennis, expertise en ervaring. Vanaf vandaag ga ik daarom het delen van kennis en ervaringen onder de artikelen actief bevorderen. Lees het artikel hier