Beste,

‘Verzorgd worden is goed voor ons, maar voor iemand zorgen is dat óók.’ Dat is een van de aannames

Het idee: wanneer we voor iets of iemand zorgen maken we oxytocine aan, een stofje Vaak geeft voor iemand zorgen het gevoel dat je van betekenis kan zijn. En tot slot is zorg een van de pijlers onder hechting – en dus onder gevoelens van verbondenheid. Oxytocine, betekenis, verbondenheid: what’s not to like? 

Natuurlijk begreep ik ook wel dat die vlieger alleen opgaat wanneer je voldoende tijd en ruimte hebt om te zorgen. Stress, tijdsdruk en een gebrek aan waardering doen de fijne effecten van zorgen deels teniet. Maar onder de juiste omstandigheden, dacht ik, is zorgen per saldo een positieve aangelegenheid. 

Toen sprak ik Marijke, die anderhalf jaar lang voor haar stervende echtgenoot heeft gezorgd. Eind 2017 werd hij ziek – kanker, zo bleek na een tijdje – en begin 2019 overleed hij; al die tijd bleef hij thuis. Marijke (59) hield van hem, had vrienden die haar steunden, zorgverlof van haar werkgever en hulp van de thuiszorg – op het eind zelfs vierentwintig uur per dag. En toch, vertelde ze, viel het zorgen haar zwaar – te zwaar, eigenlijk. 

Marijke: ‘Al vrij snel werd hij bedlegerig. Ik bracht hem zijn maaltijden op bed, hielp hem naar het toilet te gaan, waste hem, en zorgde ervoor dat de drains bij zijn nieren schoon bleven. In eerste instantie moest ik die drains helemaal zelf doen, maar na een hoop heen en weer bellen kwam er gelukkig thuiszorg om daarbij te helpen. Want ik was al hartstikke moe, en dan moest ik ook nog eens handelingen verrichten waar ik niets van wist en die in het ziekenhuis alleen door gespecialiseerde verpleegkundigen mogen worden gedaan.’

Hoe goed of slecht ik ook zorgde, hij zou hoe dan ook sterven

In het begin werkte Marijke er nog naast, maar algauw nam ze steeds meer zorgverlof op, en op het einde nam ze helemaal onbetaald verlof op: ‘Ik kon hem niet te lang alleen laten. In die zin leek het op zorgen voor een kleine baby. Al had ik er wel moeite mee als mensen die vergelijking maakten. Want een baby wordt op een gegeven moment groot, maar dat uitzicht had ik niet. Want hoe goed of slecht ik ook voor hem zou zorgen, uiteindelijk zou hij toch dood gaan. Dat maakte het heel uitzichtloos. En het is lichamelijk ook een stuk zwaarder om te zorgen voor iemand van tachtig kilo dan voor iemand van zes pond.’ 

Het was fysiek zwaar, zo voortdurend moeten reageren op, en klaarstaan voor, een zieke. Mentaal viel het ook niet mee: ‘Zijn tumor verstoorde zijn elektrolytenhuishouding, daardoor veranderde zijn gedrag. Voor hij ziek werd, was hij de liefste man van de wereld, maar nu werd hij een beetje vervelend tegen mij. Soms was ik afgepeigerd na een lange dag voor hem zorgen en alles regelen, en dan zei hij bozig: “Ja, jij bent ook altijd moe.” Iemand die ziek is verandert door zijn ziekte niet in een heilige, en degene die zorgt verandert niet in een engel, dat heb ik wel geleerd.’

‘We waren altijd gewend de dingen samen te doen, in overleg. Maar al vrij snel legde hij alle verantwoordelijkheid bij mij neer. Doktersafspraken, het regelen van palliatieve zorg op het eind, ik moest het allemaal alleen doen. Onze relatie veranderde van heel wederzijds in eenrichtingsverkeer – in heel veel geven. En op een gegeven moment had ik het gevoel dat ik zo veel gaf dat ik er zelf niet meer was.’ 

Gewoon een rotsituatie

‘Het is niet zo dat er niet voor mij gezorgd werd. Ik had veel steun aan mijn zus, zij kwam ook veel langs, maar ze kon in praktische zin toch niet veel doen. En dat was niet de schuld van iets of iemand’ – Marijke zou niet weten wat er voor nodig was geweest om het draaglijker te maken. ‘Het is gewoon een rotsituatie.’

Oftewel: soms is zorgen simpelweg zwaar en verdrietig – hoeveel gelukshormonen je lichaam ook aanmaakt, hoe betekenisvol het zorgen ook is.

Marijke: ‘Wat ik denk ik fijn had gevonden was als ik zo nu en dan tegen iemand had kunnen zeggen: “Het is klote.” En dat zo iemand dan niet had gezegd dat ik het niet zo somber in moest zien, of dat het toch een hele mooie manier was om mijn liefde te tonen. Ik denk dat we dat niet goed kunnen accepteren in deze tijd, dat dingen klote zijn. Je krijgt algauw te horen dat het aan je eigen instelling ligt, Maar dood is dood, denk ik dan, hoe veerkrachtig je ook bent.’

‘We hebben de neiging zorg op te hemelen. Maar het zou goed zijn als we ook erkennen dat het soms niet te doen is.’ Immers: ook zonder schuldgevoel over het feit dat je het allesbehalve zaligmakend vindt, is het hard genoeg werken. 

Daar heeft Marijke natuurlijk helemaal gelijk in. Mijn eigen hypothese heb ik inmiddels bijgesteld – of in elk geval genuanceerd. Verzorgd worden is goed voor ons, en voor iemand zorgen kan dat ook zijn. Maar niet in elke situatie, en zeker niet altijd – en dat is oké. 

Waarom zorg ook werk is (en kom langs bij de feministische naaikrans)

Tot besluit: vorige week schreef ik een stuk over – ook als je het vrijwillig doet, uit liefde, met plezier en onbetaald.

Uit de serie Behind Glass door Lisa Sorgini.

De week ervoor sprak ik in het Belgische radioprogramma Zeitgeist met Heleen Debruyne en Noëmi Willemen over datzelfde onderwerp en meer – als onderdeel van het drieluik En op 3 februari neem ik deel aan het online programma ‘De Naaikrans’, over handwerken en feminisme, georganiseerd door Atria en de Feministische Handwerk Partij.

Tot de volgende,

Lynn.

PS: Eind vorig jaar hield The Correspondent, ons Engelstalige zusje, ermee op. De briljante Irene Caselli, die voor The Correspondent over ‘The First Thousand Days’ schreef, is inmiddels een tweewekelijkse nieuwsbrief begonnen onder diezelfde noemer. Het belooft veel goeds;