De eenzame fietser. Dat beeld dringt zich op naarmate je meer foto’s ziet van de minister-president onderweg naar de koning om te melden dat zijn derde kabinet een probleempje heeft. Vrij naar Boudewijn de Groot: hoe sterk is de eenzame fietser?

Tien Rutte-jaren legden over Nederland een fineer van stabiliteit, een sluitende staatsboekhouding en net niet afglijden naar nationalistisch rechts. Die relatieve rust had ook een prijs. Die begon vorige week eindelijk zichtbaar te worden. Wie ’m gaat betalen is een andere vraag.

Voor een land van wereldwijd gezien betrekkelijk welvarende moderne burgers was Mark Rutte de ideale premier: de rustige bedrijfsleider met een appel op de fiets naar zijn werk, weinig gepoch met idealen, goed voor onze centen in Europa, wendbaar in het struikgewas van minderheden.

Het land moet bestuurd worden. Desnoods met de zetelvullers van de eenpersoonspartij Geert Wilders. VVD en CDA kregen er na twee jaar in 2012 genoeg van. De VVD ging daarna tot 2017 liever met de sociaaldemocratische PvdA in zee en knutselde als Rutte III ten slotte samen met CDA, D66 en ChristenUnie meerderheden per onderwerp bij elkaar, soms over links, soms met rechtse partijen.

Het maakte voor de inhoud weinig uit. Juist aan de toeslagenaffaire wordt zichtbaar dat Mark Rutte zelf de rode draad door de afgelopen tien jaar was: koel, praktisch, liefst zonder stemverheffing, hard waar mogelijk, eigen verantwoordelijkheid eerst. De mentale en morele invloed van zijn politieke danspartners blijkt gering te zijn geweest.

Waarom het aftreden van Rutte-III wel degelijk een moment van belang is

Voor Mark Rutte was geen politieke variant ondenkbaar. Of zijn principiële afwijzing van de PVV stand houdt na een moeilijke verkiezingsuitslag op 17 maart moet blijken. De gevolgen van de kinderopvangtoeslagenaffaire vergden van de VVD-premier één pirouette te veel: hij bood vrijdag 15 januari het ontslag van zijn hele kabinet aan. En ook dat probeert hij klein te houden, een gewone 20.000 kilometerbeurt van de overheid. Transparant tot aan de deur.

Het was wel degelijk een moment van belang. Als het aan Mark Rutte ligt zullen we het daar zo min mogelijk over hebben, in ieder geval tot de verkiezingen van 17 maart. Niets aan de hand, doorlopen, dat kon niet meer. Soms is de een na slechtste oplossing de best haalbare. Vandaar dit vrijdagmiddagbezoekje aan de koning dat geen kabinetscrisis mocht heten.

Al weken werd gespeculeerd over mogelijk ontslag van enkele of alle bewindslieden. Voor Rutte was het niet nodig geweest, hij wilde liever groepsexcuses aanbieden en ‘werken aan verbeteringen’ ten bate van de tienduizenden gedupeerden van het hardvochtige invorderingsbeleid van de dienst Toeslagen. De andere drie coalitiepartners vonden ‘verantwoordelijkheid nemen’ én aanblijven onbestaanbaar.

Voor de coalitiepartners was ‘verantwoordelijkheid nemen’ én aanblijven onbestaanbaar

Aftreden of niet-aftreden raakte natuurlijk niet de essentie van de zaak. De parlementaire democratie zou er bovendien bij gebaat zijn als een volwaardig functionerend kabinet zich in de Tweede Kamer verdedigde en na afloop eventueel het vertrouwen van de meerderheid verloor. Nu is voor de zoveelste keer die ultieme verantwoording ontlopen. Het Kamerdebat zou wel doorgaan, maar de uitslag stond al vast. Niemand had het gedaan.

De essentie is natuurlijk ook niet wie het meest schuldig is, wiens kop eraf moet – minister Eric Wiebes (Economische Zaken) voelde zich als voormalig staatssecretaris voor belastingzaken te aansprakelijk om door te functioneren in het kabinet. PvdA-voorman zag in dat hij niet met overtuigingskracht kon pleiten voor een fundamenteel humanere overheid nadat hij in zijn ruim vier ministersjaren zo veel medeverantwoordelijkheid heeft gedragen voor de vervolmaking van de in wezen empathievrije Rutte-republiek.

Lodewijk Asscher en de PvdA zijn de eerste echte politieke slachtoffers van de toeslagenaffaire. Zij betalen nu de tweede termijn van de in 2017 al zware rekening voor een kabinetsperiode medeplichtigheid aan ongeveer alles waar de partij niet voor is opgericht. Diederik Samsom had er een verhaal bij, Lodewijk Asscher voerde het mee uit, maar het deugde niet. Rutte en het neoliberale misverstand wonnen.

Dat is een opsteker voor Rutte en Hoekstra, die beiden van hun partijen mogen aanblijven als lijsttrekker. Maar de hen omringende dwergen moeten niet zó klein worden dat VVD en CDA wel in de armen van Wilders moeten vallen. Of chronisch moeten winkelen voor meerderheden.

De ultieme oorzaak van de affaire is niet onderzocht, noch benoemd

Deze tactische finesses mogen niet aan het zicht onttrekken dat voorlopig de ultieme oorzaak van het toeslagendrama niet is onderzocht noch benoemd. De moest zo snel klaar zijn dat zij nooit kon toekomen aan dertig jaar denken over de overheid als bedrijf met de burger als (te wantrouwen) klant. Zij mocht bovendien de rol van de Tweede Kamer niet onderzoeken.

Het zogenaamd snoeiharde rapport dat vóór Kerstmis moest af zijn, vatte samen wat iedereen die het nieuws een beetje had gevolgd kon weten. De meest vasthoudende Kamerleden en journalisten kregen als het ware Kamerbrede erkenning voor wat zij de afgelopen jaren aan het licht hadden gebracht. Het kon voor geen enkele minister of hoofdambtenaar een verrassing inhouden.

De onthutste reacties waren grotendeels gespeeld, een soort inlevingskabuki voor de slachtoffers, zoals we met Kerstmis licht in de duisternis oproepen. Dit was de rituele reiniging, waar Rutte nog een maand onderuit hoopte te komen, de belofte van beterschap. Opnieuw zonder een moment stil te staan bij de oorsprong van het kwaad.

Zolang de scheefgegroeide opvatting over de overheid als argwanende dienstverlener op de markt van publieke diensten niet wordt benoemd, geanalyseerd en ongeldig verklaard, zullen alle beloftes van meer maatwerk en transparantie loze bezweringen blijven. Vergeefse beloftes van beterschap hoorden we na het de het parlementair onderzoek naar en de Groningse aardbevingen ook.

Zolang vrijwel geen partij afstand neemt van het rampzalige bedrijfsmatig overheidsdenken, blijven dit soort ‘affaires’ voorspelbaar

Zolang vrijwel geen partij in de Tweede Kamer afstand neemt van het rampzalige bedrijfsmatig denken bij de behartiging van publieke belangen, blijven dit soort ‘affaires’ voorspelbaar. Zolang vrijwel geen partij erkent dat de Tweede Kamer veel minder moet meebesturen en naast controleur van de macht ook medewetgever is, zal het parlement een speelbal blijven van dwalende ministeries, met machteloze bedrijfsleiders die zich minister mogen noemen.

Hard optreden stond helemaal niet in de wet

Nu bijna iedereen uitgaat van de zekerheid dat de wetgeving bruut was en ambtenaren en rechters dwong aanvragers van kindertoeslagen die een foutje hadden gemaakt hun hele toeslag af te nemen, is het misschien goed nog even naar de tekst van de wet en memorie van toelichting bij de totstandkoming van de wet te kijken.

De Amsterdamse stelt na lezing van de teksten vast dat zowel de dienst Toeslagen als de bestuursrechter helemaal niet verplicht waren zo hard op te treden. Integendeel, dat stond er helemaal niet. Bijna onbegrijpelijk, maar cruciaal als andere deskundigen dat er ook in lezen. Voor meer juristen pleiten in de Kamer en bij de Belastingdienst kan altijd, bij de Raad van State zou het niet nodig moeten zijn.

Hoe het ook zij, ministeries moeten efficiënt geleid worden om het belang van de burger te dienen. Maar de overheid is geen bedrijf en hoort er ook niet op te lijken. Alleen door een vrijwel collectieve zinsbegoocheling en een van bovenaf gestimuleerde weinig empathische ambtsopvatting konden ambtenaren, bewindslieden en bestuursrechters zo lang

Zoals oud-minister heeft gezegd: ‘Democratie en rechtsstaat zijn niet los verkrijgbaar’. Waar het recht ondergeschikt wordt gemaakt aan vermeende bedrijfsmatige (fraudebestrijdende) doelen van de overheid, lijdt de democratie.

De eenzame fietser naar het paleis zou eindelijk de kracht moeten opbrengen dit in te zien en ernaar te handelen. Niet als mechanisch onderdeel van het proces dat hij al tien jaar behendig en soms bewonderenswaardig leidt, maar uit overtuiging.