Ben ik een Nederlander, heb ik me lang afgevraagd. Een worsteling die ik herken bij meer migrantenkinderen, die zich ook haast overal een vreemde eend in de bijt voelen. Alsof het migrantenkind gedoemd is te zoeken naar een thuisgevoel. Gaandeweg realiseerde ik me dat ik niet bezig was met een zoektocht naar een bepaald gevoel, maar naar een filosofie. 

Inmiddels ben ik er in ieder geval uit: ik ben een Nederlander. 

Toch krijg ik soms een stomp in mijn maag.

Bijvoorbeeld die keer dat een vrouw die mij, ik was net begonnen aan mijn studie, op Leiden Centraal voorbijliep en me toesnauwde of ik niet terug kon naar waar ik vandaan kwam.

En na het lezen van het nieuwe partijprogramma van de Partij voor de Vrijheid, dat De partij van Neerlands grootste hypocriet, die boos is vanwege het toeslagenschandaal maar zelf alsmaar hamert op harder aanpakken en de dubbele nationaliteit als risicofactor ziet; die zich zorgen maakt om buitenlandse financiering en inmenging bij moskeeën door onvrije landen – zorgen die ik deel – maar zelf een Amerikaanse schenking van kreeg; die het problematisch vindt als Turkse Nederlanders zwaaien met Turkse vlaggen, maar zelf de Hongaarse premier Viktor Orbán terwijl die de rechtsstaat naar eigen hand zet. 

Geert Wilders wil pal voor grondrechten staan, maar een uitzondering maken voor moslims: moskeeën moeten sluiten en korans en hoofddoeken – excuus, ‘hoofddoekjes’ – uit het straatbeeld verdwijnen.

Wilders is de pestkop die mij niet eens kent, maar die het voor elkaar krijgt mij te grieven. 

Eerder dacht ik dat ik er tegen zou moeten kunnen, want Wilders is een democratisch verkozen volksvertegenwoordiger. Nu weet ik beter: zulke uitspraken zijn niet normaal, ik hoef er niet mee te leren dealen, zoals ik eerder wel probeerde met het woord ‘kopvoddentaks’. Voor sommigen was het misschien een creatieve vondst. Maar ik heb naasten die vrijwillig een hoofddoek dragen. Het ging onder mijn huid zitten.

Je hoeft maar een paar keer te horen of lezen dat je hier niet hoort, om het daarna nog lang met je mee te dragen. 

De democratische rechtsstaat ontfermt zich ook over mij

Het is ook het verhaal dat jongens en meisjes als ik ‘2-0 achterstaan’ vergeleken met witte Nederlanders. Ik las het in kranten, hoorde het op televisie en we maakten het elkaar wijs.

Mijn naam, mijn geboorteland, de wijk waar ik woon: alles zou tegen me werken. Alsof (kansen)ongelijkheid niet etniciteit overstijgt. En vooral: alsof de migrant erfelijk belast is. Alsof hijzelf zijn eigen boeman is.

Nu tergt me het automatisme achter deze aanname. We moeten ophouden onze broertjes en zusjes te vertellen dat hun afkomst hen ergens in zou belemmeren.

Te lang heb ik gedacht mij pas thuis te kunnen voelen als de ‘ander’ mijn Nederlanderschap bevestigt. Alsof ik zelf mijn identiteit niet kan vormgeven. 

Voor een thuisgevoel heb je geen erkenning nodig, maar moet je slechts een filosofie vinden

Ik liet een ander bepalen of ik welkom was in wat uiteindelijk ook mijn herberg was. Tot ik ontdekte: voor een thuisgevoel heb je geen erkenning nodig, maar moet je slechts een filosofie vinden. 

Ik vond haar op de Leidse rechtenfaculteit. Daar leerde ik dat juist in dit land, met zijn democratische rechtsstaat, minderheden worden erkend en beschermd – al gaat het in de praktijk nog weleens mis. De democratische rechtsstaat ontfermt zich ook over mij – en bovendien reikt hij mij, met al zijn rechten en bovenal schone vrijheden, steentjes aan om naar de reus te slingeren, naar de meerderheid. 

Maar de democratie en de rechtsstaat zijn niet absoluut. Vandaar deze zucht, deze kwetsbaarheid, mijn zorgen, dit stuk. We houden ze samen in leven. Daarvoor moet wel eenieder, dus niet alleen de nieuwkomer die moet integreren, de democratie en rechtsstaat uitgelegd krijgen en begrijpen. Ik denk dat zelfs de extremist, al dan niet moslim, in een rechtsstaat zou willen wonen, als ook hij zou begrijpen hoe die hem beschermt.

We moeten jonge migrantenkinderen vertellen dat zij hier thuis zijn, dat de rechtsstaat er ook voor hen is, dat ze niet hoeven twijfelen aan hun Nederlanderschap en dat Nederland ook hun herberg is.

Meer weten?

Journalisten bedreigd, democratie onder druk. Deze bestuurskundige zag het als jong meisje in Iran – en nu in Nederland Democratie is iets om elke dag te koesteren, weet bestuurskundige Guity Mohebbi uit ervaring. Op negentienjarige leeftijd vluchtte ze weg uit Iran. Nu, meer dan dertig jaar later, ziet ze in Nederland ontwikkelingen die haar doen denken aan wat ze meemaakte in haar geboorteland. En dat baart haar zorgen. Luister (of lees) naar het interview van Lex Bohlmeijer