Ze moeten op de markt zijn nu, net om de hoek. Het klinkt als een oprukkende roedel schorre honden. Wat zeggen ze? Euj? Aargh? Het geluid stijgt op tussen de muren van de natte, lege, bitter koude straat en blijft hangen ergens aan de gezichten van alle andere buren die met hun hoofd uit het raam hangen, nerveus wolkjes blazend.

Ik ben thuis, in Den Bosch op maandagavond en de filmpjes zijn de jongens vooruitgesneld. Ik zag ze auto’s op hun kant rollen en in de fik steken. Ramen van woningen, de bewoners thuis want avondklok, ingooien met bakstenen. Ik hoorde de noodkreten van mensen die vanachter het raam stonden te filmen en hun fiets, stad en gevoel van veiligheid gemolesteerd zagen worden. Nu ruik ik vuurwerk.

Ze komen de hoek om. Het zijn er tien, twintig, honderd, tweehonderd, driehonderd, ergens tussen brommer- en autoleeftijd in. In de uitnodiging voor deze rel, die al de hele dag rondging online, stond: ‘Demonstratie avondklok!!! Geen praatjes meer. Gewoon komen!!!’ En dan: ‘OUD EN NIEUW HERBELEVEN WEES ERBIJ.’ Tijdens de jaarwisseling staken proleten auto’s in brand en gooiden illegaal vuurwerk naar voorbijgangers en politiemensen. Een sushibezorger op een scooter ontsnapte aan de dood toen op twee meter van hem een zware vuurwerkbom ontplofte. Herbeleven!

Dresscode vanavond: skinny joggingbroek, capuchon en kettingslot. Ze plunderen en ze lachen. Die harde, hysterische lach die alleen werkt in een meute, het ge-aik van een hond die op zijn staart wordt getrapt, ze zouden zich doodschamen zouden ze hem terughoren.

Waar blijft de politie? Waar blijft de ME? Op WhatsApp gebeurt wat op WhatsApp gebeurt: een gerucht gaat rond dat burgemeester Jack Mikkers (Mick Jagger) heeft gebeld met de M-Side van FC Den Bosch, omdat de ME er te lang over doet. Diezelfde M-Side zorgt er volgens de geruchten voor dat de relschoppers het ziekenhuis niet kunnen bereiken. Het ziekenhuis.

De buren en ik hangen afwisselend rillend uit ons raam en ijsberen door ons huis, een roept, een huilt, het is al een goed halfuur totale chaos en van de politie ontbreekt elk spoor. De grote menigte rent verder nu, maar een man of tien blijft achter om een winkel te slopen. Ze beuken erop in met stoeptegels en trekken de kassa over de counter. Ah, een eerste sirene. De politie scheurt langs onder mijn raam, ziet de plundering gebeuren – en rijdt er straal voorbij. Er zullen grotere problemen zijn. Eng.

Het gebral blijft door de stad golven, een misselijkmakend brommen. Wat zeggen ze?

Na een halfuur ogenschijnlijk vrij spel in onze straat is er eindelijk ME. Er verschijnen vrachtwagens die de stad hermetisch afsluiten en een helikopter cirkelt boven onze hoofden, de wieken dreunen synchroon met de harten van bewoners die de politie, familie of de glasservice proberen te bereiken. Pas vier onrustige uren later zal het eindelijk stil worden.

Wat heeft Kees Kroket de relschoppers ooit misdaan?

Dinsdagochtend vegen letterlijke bezems de ravage die hun soortgenoten hebben veroorzaakt op. Mensen met rood-wit-gele Oeteldonksjaals om verzamelen zich op de markt met veger, blik en plaatsvervangende schaamte. Voor de geplunderde Jumbo City hangt een spandoek met daarop, in de stadskleuren: ‘Straf dat TUIG’.

Er bellen twee dames aan, ze zamelen geld in voor de sigarettenzaak op de hoek die sneuvelde. ‘Hier gaan ze de schade niet van kunnen betalen, maar het is gewoon een hart-onder-de-riem-actie’, zegt de vrouw met de collectebus − een spaarpot van Frozen.

Schuin op elke stoeprand staan busjes van glaszetters, schoonmakers en beveiligers. Op de dichtgetimmerde zaken van geschrokken eigenaars, die met grote ogen in de lens van lokale en landelijke tv-zenders hun verhaal doen, hangen lieve kaartjes. Een vrouw wurmt een zak worstenbroodjes uit haar tas. ‘Tegen de schrik.’

Intussen wordt het middag en wou ik dat ik het in me had: nu een beschouwing schrijven op precies de juiste toon, vol compassie met de getroffenen maar ook met erkenning van de relschoppers, en dan met een oplossing aan het einde.

De eigenaresse van de Primera zakte huilend in de armen van haar man toen ze haar zaak vanochtend terugzag

Over de uitzichtloosheid in kansarme wijken, bijvoorbeeld. Over de moedeloosheid, de verveling en het gebrek aan opties, in de lockdown nog letterlijker aan veel Bosschenaren opgedrongen dan anders al het geval is.

Over hoe de rellen hier en in andere Nederlandse steden giftige uitwerpselen zijn van een regering die al tien jaar onmogelijk blind inzet op zelfredzaamheid, op voor elkaar zorgen en vooral niet te veel naar de overheid kijken. En dat juist die overheid dan nu, in onmogelijke tijden, een onmogelijk beroep doet op precies die mensen waartegen ze al jaren zegt: ‘Jongens, zoek het onderling maar uit.’

En dan bam, eindigen met een soepele alinea over hoe je als overheid niet met hamer en beitel de sociale zekerheid kunt bewerken zonder een keer uit te schieten, iets af te breken dat niet meer te repareren is.

Of is het waanzin om waanzin te willen duiden?

Is het willen verklaren van dit gedrag op dit moment iets dat je doet om aan jezelf en alle anderen die trillend van woede thuis zitten te bewijzen dat achter zulk geweld méér moet zitten dan pure gekte of verveling? Dat het iets herleidbaars en dus oplosbaars is? Omdat we ons niet kunnen of willen neerleggen bij de gedachte dat zulk massaal zinloos geweld vanuit het niets kan ontstaan – dat impliceert immers te veel chaos, te weinig maakbaarheid.

Hoe dan ook, die afgewogen analyse zit er vandaag niet in. Want Maaike Neuféglise, de eigenaresse van de Primera, zakte huilend in de armen van haar man toen ze haar zaak vanochtend terugzag. De friettent: een ruïne. De carnavalswinkel waar dit jaar sowieso al niets te vieren viel, de supermarkt waar aan de deur alle mandjes worden ontsmet zodat je er veilig boodschappen kunt doen, de schoenenwinkel, de Apple Store, de smartshop, de glazen schermen rond het terras van het café dat al maanden niet open mag. Overal scherven.

Voor de Kees Kroket, waar geen raam meer van heel is, vraagt een vrouw zich hardop af ‘wat Kees ooit misdaan heeft’.

Wat zeggen ze?

Het is als ik dit stuk afmaak dinsdagmiddag vijf uur. In de voorbije uren gingen hier de kinderdagverblijven, scholen en huisartsenpraktijken dicht. Uit voorzorg – de politie en ME hebben aanwijzingen dat het opnieuw losgaat en dat het geweld dit keer gericht zal zijn op hulpverleners. De M-Side van FC Den Bosch beveiligt winkelcentra.

In het centrum is het vooralsnog kalm, op het getik van hamer en spijkers na – ondernemers die gisteren gespaard werden, monteren voor de zekerheid houten panelen voor hun ramen en deuren. Bij mijn ouders en vrienden in de buurt, net buiten het centrum, beginnen alweer groepjes jongens samen te scholen. Wat zeggen ze?

Ik kijk het filmpje dat ik gisteren maakte terug, van die schorre honden die de hoek om rennen, en weer vraag ik me af wat ze riepen. Of wij, de Bosschenaren wier hart nu bloedt en wier handen nu jeuken, ze ooit gaan verstaan en welk gesprek we dan met elkaar gaan hebben. Want hoe ga je praten, als je eigenlijk wilt kotsen?

Lees ook:

Wij, de Schilderswijkers, moeten onze tanden laten zien Wat er is gebeurd, is in mijn ogen, in tegenstelling tot wat verschillende jeugdwerkers stelden in de media, geen direct gevolg van armoede of verveling. Het thuis niet breed hebben, is verstikkend. Maar die jongeren maakten geen gebruik van hun grondrechten, ze protesteerden niet om hun rechten te halen, er was niet weer iemand om het leven gekomen door politiegeweld. Lees ook de column die Hizir Cengiz in de zomer van 2020 schreef over rellen in zijn buurt