Beste,
Toen ik mijn correspondentschap op 1 januari vorig jaar begon, had de Nederlandse regering net voor het derde achtereenvolgende jaar meer dan tien miljard euro begrotingsoverschot.
Dit werd algemeen gezien als een knappe prestatie. Maar wat het betekende is dat het kabinet al jaren meer belasting heft dan het investeert. De keerzijde van die bezuinigingsdrift werd me duidelijk toen ik hoogleraar Dirk Bezemer sprak over zijn boek Een land van kleine buffers.
De bezuinigingen hebben grote tekorten doen ontstaan in het onderwijs, de zorg, justitie. Het verklaart waarom Nederland de bezemwagen is als het aankomt op klimaatbeleid, en waarom zo veel mensen in het onderwijs en in de zorg overwerkt zijn. ‘We zijn een rijk land, maar geven ons geld niet goed uit.’
Een kwestie die des te relevanter is geworden, nu de Nederlandse regering ineens gigantische bedragen leent om de crisis te bestrijden. Geven we het nu wel verstandig uit? Om die vraag te beantwoorden moeten we een kort uitstapje maken naar Europa.
De geldpers
Volgens cijfers van het Agentschap heeft Nederland vorig jaar zo’n 70 miljard euro geleend om de economie te redden. ‘Wopke trekt de portemonnee’, kopten alle kranten. ‘We kunnen dit aan’, zei hij met de mouwen opgestroopt. ‘Als het moet, komt er meer op tafel.’
Stoere taal. Allicht zelfs een bedankje waard: miljoenen mensen die niet kunnen werken, hebben dankzij de staat toch een inkomen.
Maar wat hij niet vermeldt is dat de Europese Centrale Bank zo’n beetje de totale Nederlandse coronaschuld heeft overgenomen.. Het is niet alleen onze bezuinigingsdrift waardoor Nederland gemakkelijk tientallen miljarden kan lenen. Immers: zelfs Griekenland, het land met de hoogste staatsschuld van Europa, leent nu tegen negatieve rente.
Dat is alleen mogelijk door het ruime geldbeleid van de ECB. Niet zo veel mensen weten het, maar de bank heeft sinds de crisis nagenoeg 100 procent van de coronaschuld – zo’n 1850 miljard euro – van alle EU-lidstaten opgekocht.
Vorig jaar maart schreef ik voor het eerst over het ruime opkoopprogramma (PEPP), en wat het zou kunnen betekenen voor nationale en Europese overheidsbestedingen, én de politieke verhoudingen.
Want ‘alles is anders’ in Europa. Via het opkoopprogramma is monetaire financiering van overheidsbeleid door de ECB ineens toegestaan (in deze longread beschrijf ik de Europese situatie voor Corona). De Europese Commissie heeft voor het eerst in haar geschiedenis zelf toegang tot geld. Het is niet meer uitsluitend afhankelijk van het belastinggeld van de lidstaten. En voor de lidstaten zelf betekent het monetaire beleid van de ECB dat er geen inherente grens is aan wat ze kunnen of mogen uitgeven. Experts pleiten er zelfs voor het corona-noodprogramma permanent te maken voor gezamenlijke Europese projecten zoals de Green Deal, hét grote klimaatprogramma van de EU.
We leven in een tijd van wat de econoom Daniela Gabor ‘makkelijk geld’ noemt. Dat heeft voordelen en nadelen. Te veel om hier op te noemen.
Van belang is wel dat de fundamentele vragen over ons geldstelsel ook buiten de Brusselse (of Frankfurtse) bubbel besproken zouden moeten worden: Hoe kunnen lidstaten verstandig gebruikmaken van het Europese geld? Kan het geld eerlijk over de samenleving worden verdeeld? Kan het ook democratisch? Hoe zorgen we ervoor dat de financiële sector dit ‘makkelijke geld’ niet voor een groot deel opzuigt?
Historische investeringskans
In de meeste grote democratieën is dat gesprek nu op gang gekomen. Biden staat op het punt 1,9 biljoen dollar in de economie te pompen. Frankrijk en Duitsland hebben vorig jaar al grote investeringsprogramma’s in duurzame infrastructuur gepresenteerd. Denemarken investeert groot in de verduurzaming van de woonvoorraad.
Mario Draghi, kersverse premier van Italië en voormalig ECB-baas, presenteerde gister misschien wel het meest ambitieuze plan. 200 miljard aan investeringen. Maar het gaat om meer dan een geldinjectie. De inzet is een renovatie van de Italiaanse democratie.
Grote overheidsprogramma’s zijn jarenlang tegengehouden door de angst voor inflatie. Vanwege de crisis (en omdat steeds meer onderzoek aantoont dat meer overheidsuitgaven niet automatisch tot inflatie leidt ) maken de meeste economen zich daar nu geen zorgen om.
Opmerkelijk is dat veel economen zelfs vinden dat Europa nog veel te voorzichtig is. Blackrock CEO Larry Fink sprak dit jaar in zijn beroemde investeerdersbrief over een ‘historische investeringskans’.
Wat doet Nederland met die historische kans?
Wereldvreemd
Daarop is het antwoord niet duidelijk. Hoewel het Planbureau voor de Leefomgeving, de directie van De Nederlandsche Bank en de hoogste ambtenaar van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat allemaal pleiten voor grote overheidsinvesteringen in de samenleving (in het bijzonder duurzaamheid), is er in de Nederlandse politiek geen sprake van een coherent herstelprogramma – er is geen plan, geen doel en geen discussie.
Hoe komt dat toch?
Een verklaring heb ik niet. Het lijkt iets psychologisch. In de stemwijzer wordt maar één vraag gesteld over de wereld buiten Nederland, en die luidt: ‘Moet Nederland uit de EU?’
Het is illustratief voor een landje dat z’n rug eenkennig naar de buitenwereld gekeerd lijkt te hebben (mooi stuk daarover in het NRC trouwens) terwijl het er bijna volledig van afhankelijk is. De wereld is groot geworden, wij ontzettend klein.
Omdat de blik van menig burger en politicus kennelijk stopt bij de grens, is de realisatie niet ingedaald dat het nu hét uitgelezen moment is voor grote investeringsprogramma’s. Vorig jaar schreef ik over de stapels plannen die ambtenaren al geschreven hebben en die liggen te wachten op uitvoering. Hogere lonen. Houten woningen. Een nieuw landschap. Betere landbouw. Eerlijker belastingen. Een nieuw Nederland ligt binnen handbereik.
Maar zolang er geen levendige discussie is over geld – waar het vandaan komt en wat we ermee kunnen – besteden we de vraag wat waardevol is voor de samenleving in de praktijk uit aan investeerders en assetmanagers. En dat is niet in het belang van iedereen (ik beschreef eerder al wat zij graag met het geld doen, en waarom).
Hoe brengen we het geldgesprek naar de mensen?
Op een conferentie bediscussieerde centrale bankiers en economen vorige week een belangrijke vraag: hoe kunnen wij - de mensheid - ervoor zorgen dat geldbeleid bijdraagt aan een eerlijker samenleving en een stabiel klimaat?
Volgens Daniela Gabor, één van de panelleden, bereiken we die doelen het best als ‘de overheid in de driverseat zit’, maar daarbij hebben ze alle hulp nodig van zowel bankiers als de burger. Het gesprek over geld gaat niet uitsluitend geldmanagers aan. Ook de democratie heeft een verantwoordelijkheid te vervullen. Wij dus.
Ik heb in het afgelopen jaar geprobeerd kwesties over geld en klimaat op een toegankelijke manier te beschrijven. Ik hoop dat jullie dat net zo leuk, spannend (en frustrerend!) hebben gevonden als ik. Ik geloof dat we aan het prille begin staan van een democratischer gesprek over geld, met diepe implicaties voor onze samenleving en de wijze waarop we na corona de klimaatcrisis zullen bestrijden.
Journalisten, kunstenaars, theatermakers, politici en academici hebben allemaal een rol te spelen door het gesprek over geld uit de abstractie te halen. Door het spannend te maken. Of misschien moeten we gewoon allemaal accepteren dat abstractie eigenlijk helemaal niet zo saai en eng is als het lijkt?
Daarmee sluit ik af. En dit zal voorlopig ook mijn laatste bijdrage zijn op deze plek. Na een korte vakantie heb ik besloten mijn werk elders voort te zetten. Ik wil jullie bedanken voor de vele fijne reacties, tips, complimenten en kritieken.
Hopelijk tot gauw!
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!