Jarenlang voerden studenten en docenten actie. Ze stelden petities op. Schreven opiniestukken. Demonstreerden met duizenden tegelijk.

Deze maand bevestigen onderzoekers van PwC, in een door de demissionair minister van Onderwijs besteld wat zij al die tijd riepen: de universiteiten hebben meer geld nodig.

De afgelopen jaren zijn de studentenaantallen aan de universiteiten enorm gegroeid, terwijl de budgetten achterbleven. Jaarlijks is 800 miljoen extra nodig om onderwijs en onderzoek weer op het gewenste niveau te krijgen, concludeert PwC. De oorzaak? Een perverse prikkel: universiteiten zijn voor hun financiering genoodzaakt om meer studenten aan te trekken, terwijl het budget niet meegroeit.

De uitkomst werd in de academische wereld met luid gejuich ontvangen. Op 6 april staat een ‘Alarmdag’ op de kalender: met het rapport onder de arm komen studenten, docenten en bestuurders in actie voor een  

Maar tegelijk met het door haar bestelde rapport van PwC stuurde demissionair onderwijsminister Ingrid van Engelshoven (D66) nog een pageturner naar de Tweede Kamer. De conclusie van dát rapport – uitgevoerd door adviesbureau Berenschot – staat haaks op die van PwC. 

De financiële prikkels die ervoor hebben gezorgd dat universiteiten zo hard zijn gaan groeien? De geïnterviewde universiteitsbestuurders zeggen dat hun keuzes er ‘niet of maar zeer beperkt bepaald’ door worden.

Dat is problematisch. Meer geld is mooi, maar als die prikkels niet erkend en dus niet aangepakt worden, hebben universiteiten een geldboom nodig die nooit meer stopt met groeien.  

De perverse prikkels voor universiteiten

In 2019 schreven wij, toen nog studenten aan de Rijksuniversiteit Groningen, over die perverse prikkels. Hoe zat het ook alweer?

Het aantal buitenlandse studenten aan Nederlandse universiteiten is in tien jaar tijd meer dan verdubbeld

Universiteiten worden grofweg op twee manieren gefinancierd. Ten eerste ontvangen ze elk jaar een vast bedrag, onafhankelijk van het aantal studenten of promovendi dat er studeert. Daarnaast ontvangen universiteiten geld per student, per diploma en per promotie.

Met dat tweede, variabele deel, gaat het mis. Een universiteit die elk jaar evenveel studenten en promoties binnenhaalt terwijl andere instellingen wél groeien, krijgt een steeds kleiner deel van het budget. Het is dus belangrijk voor universiteiten dat ze hun marktaandeel minstens gelijk houden en het liefst nog wat verhogen. 

Dus doen universiteiten er van alles aan om te groeien. Het aantal buitenlandse studenten aan Nederlandse universiteiten is in tien jaar tijd De diplomarendementen zijn en het aantal promoties En terwijl universiteiten explodeerden, groeide de totale pot met financiering slechts deels mee, wat ertoe leidde dat het bedrag dat universiteiten per student ontvangen drastisch is gedaald.

De gevolgen? In de woorden van PwC: de verborgen kosten – kosten die universiteiten naar alle redelijkheid wel hadden moeten maken, maar niet hebben gemaakt – zijn toegenomen. Er is onvoldoende geïnvesteerd in gebouwen en benodigdheden, onvoldoende geïnvesteerd in ondersteuning en er wordt te veel gevraagd van het personeel waardoor de werkdruk is toegenomen: 72 procent van het wetenschappelijk personeel zegt veel of zeer veel werkdruk te ervaren. 

In onze woorden: dat Nederlandse universiteiten internationaal nog zo hoog aangeschreven staan, is te danken aan roofbouw. 

Dat wisten we allang

Dat deze groeiprikkels pervers zijn, is geen nieuws. Universiteiten schrijven er zelf over in hun beleidsplannen. Zo zegt de Tilburgse universiteit ‘urgentie’ te hebben om te groeien De Rijksuniversiteit Groningen De Erasmus Universiteit Rotterdam schreef in haar beleidsplan: ‘Internationalisering wordt noodzakelijk geacht

Onderwijsminister Ingrid van Engelshoven benoemde werkdruk en concurrentie tussen universiteiten als de grootste knelpunten in het hoger onderwijs

stelde in 2016 dat ‘er voor de individuele universiteiten een prikkel is om meer studenten en promovendi aan te trekken dan de andere universiteiten, maar dat het voor het collectief eigenlijk beter zou zijn om de aantallen te beperken’. 

concludeerde in 2019 dat, ‘een toenemend aantal studenten ten koste zal gaan van de totale bekostiging per student,’ omdat de onderwijsbekostiging onvoldoende meegroeit met de groei van het aantal (buitenlandse) studenten.

concludeerde in 2019 dat steeds grotere financiële afhankelijkheid van studentenaantallen in combinatie met achterblijvende bekostiging het stelsel ‘onder grote druk’ zet. Concurrentie tussen universiteiten zorgt er volgens de commissie voor dat student-stafratio’s zijn verslechterd en dat de kwaliteit van het onderwijs dreigt te dalen.

Onderwijsminister Ingrid van Engelshoven benoemde werkdruk en concurrentie tussen universiteiten als de grootste knelpunten in het hoger onderwijs.

Maar dan: prikkels bestaan niet!

Er is dus brede consensus over het bestaan van perverse prikkels en de daarbij horende nadelige gevolgen. En toen was daar

De uitkomsten van dat onderzoek zijn verrassend. Universiteitsbestuurders zeggen moeite te hebben met de term ‘perverse prikkels’. Ze geven aan dat ‘de strategische keuzes niet of maar zeer beperkt worden bepaald door de manier waarop het Rijk de middelen voor het onderwijs verdeelt’. Oftewel: er zitten misschien wel prikkels in de bekostiging, maar de bestuurders laten zich daar niet door beïnvloeden.

Ook zeggen ze dat er geen prikkels zijn om buitenlandse studenten aan te trekken en dat er geen sprake is van ‘oneigenlijke concurrentie tussen Nederlandse instellingen om de gunst van de buitenlandse student’.

Minister Van Engelshoven heeft concurrentie dus tot een van de grootste problemen van het hoger onderwijs gebombardeerd, terwijl universiteitsbestuurders ontkennen dat ze met elkaar concurreren – ook al staat in hun eigen beleidsplannen dat ze dat wel degelijk doen.

Waarom meer geld concurrentie niet tegengaat

We leggen het voor aan Mirjam van Praag, collegevoorzitter van de Vrije Universiteit Amsterdam en niet door Berenschot geïnterviewd. als een van de eerste universiteitsbestuurders dat universiteiten, dankzij financiële prikkels, in een desastreuze ‘race to the bottom’ waren beland. 

Stel dat het lukt om 800 miljoen euro per jaar extra te krijgen, stoppen universiteiten dan met groeien?

Maar volgens Van Praag komt dit niet zozeer door een groeiprikkel, maar doordat universiteiten per student simpelweg onvoldoende geld krijgen. Ze noemt verdere Europese integratie en ‘te lage’ Nederlandse collegegelden – ‘of laat ik het anders formuleren: een steengoeie prijs-kwaliteitverhouding’ – als belangrijkste redenen voor de groei. ‘Ook de Brexit en de leegloop van het hbo richting universiteiten spelen een rol.’

Het gedroomde scenario, volgens Van Praag, is een geldpot die volledig meegroeit met de aantallen studenten, diploma’s en promoties. 

Die droom is te begrijpen. Doe ons ook maar zo’n geldboom. Maar een kabinet heeft geen oneindig diepe zakken. Stel dat het lukt om de door PwC becijferde 800 miljoen euro per jaar extra te krijgen, stoppen universiteiten dan met groeien?

Integendeel. Meer geld per student zet universiteiten misschien zelfs aan om alleen maar meer te concurreren. Het is immers niet de hoogte van de totale geldpot, maar de afhankelijkheid van de financiering per student die universiteiten aanzet tot groei. Zolang universiteiten voor een groot deel per student gefinancierd worden, betekent elke terugloop in de studentenaantallen direct problemen op de begroting. 

Onze oplossing? Niet alleen meer geld naar universiteiten, maar vooral een veel groter deel als vast bedrag. Daar is Van Praag het mee eens – al is het alleen maar vanwege het feit dat die vaste bedragen in de jaren negentig zijn vastgesteld, en sindsdien niet zijn gewijzigd. ‘Toen had de VU maar 12.000 studenten, inmiddels zijn dat er al 30.000.’ 

Red de universiteit, verlaag de financiering per student.

Lees ook:

Hoe de universiteit een megastal werd Nederlandse universiteiten vechten elkaar de tent uit. Door de manier waarop ze bekostigd worden, concurreren ze met elkaar om de groei van het aantal studenten en promovendi. De komende weken schrijven wij over de gevolgen. Vandaag: hoe het zover heeft kunnen komen. Lees ons eerste verhaal terug