Gesprekken met de sporteconoom zijn voor mij vaak een feest. Ten eerste omdat Peeters extreem aardig is, ten tweede omdat hij erg slim is. Meestal neem ik onze gesprekken op, zodat ik naderhand kan terugluisteren wat voor slimme dingen ik live weer eens niet begreep.

Afgelopen vrijdag sprak ik Peeters over de inmiddels afgelaste Super League, de alternatieven daarvoor, en de oneerlijke wijze waarop het Europese voetbal momenteel is georganiseerd. Tussen minuut 6 en minuut 13 gaf hij opeens een elegant geïmproviseerd minicollege over de schoonheid van concurrentie in het voetbal. Licht bewerkt en verhelderd was dit wat hij zei:

‘Er zijn weinig sectoren die economisch zo logisch in elkaar zitten als voetbal. Bijna alles dat in voetbal gebeurt, wordt geregeld door geld. Het helpt enorm om het zo te begrijpen – daardoor kan je een boel dingen beter verklaren: follow the money. Denk bijvoorbeeld aan het initiatief voor de Super League: de tegenstanders ervan zijn even bezorgd over geld als de voorstanders. Beiden hebben het nodig om succesvol te blijven. Economen zien snel dat geld veel verklaart in het voetbal, dat geld is voor het voetbal wat bloed is voor de mens. Dat betekent nog niet dat we ook vinden dat alles goed georganiseerd is in de sport. Functioneert de Champions League nu bijvoorbeeld goed? Nee. Maar bepaalde dingen zijn in het voetbal weer wel heel goed geregeld dankzij geld.’

‘Bijvoorbeeld: het voetbal is heel goed in het concentreren van talent in een klein aantal ploegen. Die ploegen spelen daardoor extreem spectaculaire wedstrijden die heel aangenaam zijn om naar te kijken. Dat is omdat het voetbal relatief, ten opzichte van andere sporten, ongereguleerd is. En omdat het ervoor gekozen heeft, al dan niet bewust, om alle macht te concentreren bij een paar clubs, die erin slagen al het talent naar zich toe trekken, en die onderling op een ongelooflijk niveau talent aantrekken. Ik denk dat het voetbal de wereldwijd grootste talentpool aanspreekt, het grootste publiek heeft, en het beste is in het begeleiden van talent, waar het zich dan ook ter wereld bevindt, naar de top.’

‘Dat is verbluffend. Wij op de universiteit – (theoretisch ook een meritocratische sector, MdH) – slagen er niet in om een arm kind uit een afgelegen dorp in Ghana te begeleiden naar de top. Eenzelfde jongen wordt wel een speler van Manchester City. Het voetbal zoekt of kweekt zulke spelers. Feyenoord heeft een jeugdopleiding, universiteiten doen er weinig tot niets aan om de grootste talenten in achterstandswijken op te sporen. Het voetbal geeft aan een langzaam groeiende maar zeer getalenteerde Argentijnse jeugdspeler, universiteiten doen zoiets niet meer leerlingen.’

‘Het voetbal doet veel dingen erg goed, waar bijvoorbeeld Amerikaanse sporten, die veel gereguleerder zijn, minder goed in slagen. Als je niet al toevallig bij een Amerikaanse universiteit football speelt, dan kun je het vergeten (om in de profcompetitie NFL te belanden, want de NFL rekruteert zijn spelers in de uit de competities tussen universiteiten, MdH). Want wie spelen er voor de universiteitsteams? Mensen die het systeem al kennen, die al weten hoe cruciaal het is om in zo’n team terecht te komen. Kinderen uit Ghana lukt dat nooit. Die komen daar niet binnen. En dus plukken professionele teams hun spelers uit een veel kleinere talentpool.’

‘Bovendien: professionele teams hebben nauwelijks een prikkel om talent te zoeken, want ze kunnen zo’n talentvolle speler niet voor zichzelf houden. Zo’n speler komt in de draft terecht, en kan door elke club worden gecontracteerd. Waarom zou je dan veel moeite nemen om nieuwe spelers te scouten? Daarom ben ik heel bedeesd om te zeggen: begin met een draft. Daarmee riskeer je dat je die competitiviteit verliest, en De cut-throat-competitie in het voetbal trekt wel heel efficiënt talent boven. Voor spelers tenminste. Voor coaches is het een andere zaak.’

‘Wat niet goed gaat: wie zijn die topclubs? Waar zit de concentratie? Die concentratie zit momenteel in Engeland. Stel dat alle clubs die deelnemen aan de Champions League en de Europa League morgen een jaar lang in een grote competitie zouden spelen, dan zou de top vijf vermoedelijk puur Engels zijn. Dat is niet efficiënt. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld wij met onze 10 miljoen Belgen onze beste spelers verkopen aan Engelse clubs. Beter zouden wij ook zelf een team hebben in die grote competitie. bij een Belgische topclub in zo’n competitie – dan bereik en bind je veel meer mensen. Die mensen zijn er, maar omdat het geld zo geconcentreerd is in Engeland, is er geen Belgische topclub. Je laat dus geld op tafel liggen – van Belgische fans die hun interesse verliezen in zo’n competitie. Kevin De Bruyne is meer waard voor een Belgische topclub

‘De Super League Maar het gaat denk ik mis in de opzet. Want het gaat de topclubs die het initiatief namen erom dat ze niet meer bloot worden gesteld aan competitie. Je kunt immers niet degraderen uit de Super League. Daardoor zou het systeem dat zo goed werkt – cut-throat-competitie op alle vlakken, waardoor ze zo efficiënt moeten zoeken naar talent – verdwijnen. De clubs zouden dan immers worden ontslagen van de noodzaak efficiënt te zijn. Ze worden veel zekerder dat ze toch wel rijk blijven, ook al zoeken ze niet die ene speler die zo uniek is, of die ene coach, en installeren ze wel een systeem van cliëntelisme en vriendjespolitiek. Dan wordt iemand niet meer coach omdat hij zo goed is, maar omdat hij een vriend van iemand is.’

‘En het leuke aan voetbal is net: Manchester City en Chelsea en Paris Saint-Germain toonden aan dat je met wat kapitaal en de juiste mensen Real Madrid en FC Barcelona naar huis kunt voetballen. Dat is het leuke aan voetbal: die topclubs zijn niet onaantastbaar. Ze kunnen de grote clubs het vuur aan de schenen leggen. was een poging om dat te verhinderen, de Super League is een nieuwe poging. Dus ben ik niet tegen pan-Europese competitie, ik ben alleen tegen deze pan-Europese competitie. Stel dat het doorgaat: die twee clubs uit Milaan, die twee uit Manchester, die twee uit Madrid, daar zitten we als fans dan voor altijd aan vast. Die zitten voor altijd in een veilige cocon, afgeschermd voor echte concurrentie. En dat is jammer, want clubs met goede ideeën, zoals Ajax, die zorgen juist voor concurrentie en maken het de groten soms moeilijk.’

‘Kortom: concurrentie in het voetbal is geen probleem. Ik vind het geen probleem dat clubs Sterker: als je een economisch handboek openslaat bij ‘perfect competition’, dan lees je dat er geen winst wordt gemaakt. En dat is ook bijna zo in het voetbal. Een sector die je niet reguleert, is een sector met vrije competitie. Dat is het voetbal: er is vrije toegang voor iedereen met wat geld, er zijn perfecte observaties van wie wat kan, van hoe goed zijn. Je weet dat ook van je concurrenten. Dus de arbeidsmarkt is zeer transparant en moet ongelooflijk concurrerend werken. En dat doet het ook. Wie een hoger loon krijgt is ook een betere speler. In zo’n setting, zegt de theorie, kunnen bedrijven niet eens winst maken. Er is geen concurrentieel voordeel te halen. Je moet innoveren, maar wat je innoveert, is voor iedereen te zien, en dus ben je het voordeel vrijwel meteen kwijt. Is dat erg? Nee. We zouden willen dat meer sectoren zo zouden werken. Voor fans is dit ideaal. En daarom is voetbal ook zo populair.’