In augustus 2003 reisde ik van New York naar Zwitserland met een huidziekte. Dat ik een ziekte had, wist ik niet. Er was iets vreemds op mijn kin gaande, maar om het een ziekte te noemen ging me te ver.

Ik zou een paar dagen in Vitznau verblijven, een dorpje aan de Vierwaldstättersee samen met de vrouw die later de moeder van mijn petekind zou worden. Een jaar later werd dat petekind al geboren, maar dat wisten we toen nog niet.

Ongeveer in dezelfde tijd dat ik met die vriendin in Vitznau verbleef, maakte mijn toenmalige vriendin A. zich op om naar New York te verhuizen. Dat klinkt ingewikkeld, maar dat valt mee. Ik had geen twee vriendinnen, ik had een vriendin met wie ik een platonische relatie had, en ik had een vriendin met wie ik een seksuele relatie onderhield. Maar menigeen is niet tevreden met fysieke monogamie, ook emotionele monogamie dient te worden afgedwongen.

Om onnodige conflicten te voorkomen, vertelde ik A. dat ik in Zwitserland in een dorpje zat om een luisterboek op te nemen en dat ik daar heel slecht bereik had. Ik vond dat een aannemelijk verhaal, in 2003 was slecht bereik nog heel gewoon. Je kunt je natuurlijk afvragen waarom zo’n luisterboek moet worden opgenomen in een dorp waar slecht bereik is.

Menigeen is niet tevreden met fysieke monogamie, ook emotionele monogamie dient te worden afgedwongen

Afgelopen week bracht ik enkele dagen door in Weggis, het dorpje naast Vitznau, ongeveer vijftien minuten met de bus. Je kunt het ook lopen, door de bergen duurt het zo’n twee uur. Ik had iets in München te doen, en daarna moest ik in Boedapest zijn en ik dacht: laat ik de tijd daartussen doorbrengen aan de Vierwaldstättersee. Ik was helemaal alleen. Het was lang geleden dat ik alleen op vakantie was geweest. In mijn geschriften had ik wel gedaan alsof ik alleen was, maar in wezen was dat zelden het geval. De angst voor het alleen zijn benauwde me, denk ik, maar nu ervoer ik dat het ook een opluchting is.

In Weggis moest ik denken aan de huidziekte. Ik had een dokter in dat plaatsje bezocht die me antibiotica had voorgeschreven maar echt geholpen had dat niet, want in New York was de huidziekte er nog steeds. Zodat ik ook daar een dermatoloog moest bezoeken.

Intussen had de huidziekte zich uitgebreid tot mijn penis, althans dat vermoedde ik. Dus toen de dermatoloog in New York naar mijn kin had gekeken, vroeg ik: ‘Wilt u ook nog even naar mijn penis kijken?’

Dat wilde de dermatoloog wel. Hij leek de vraag zelfs verwacht te hebben.

‘Geen probleem,’ zei hij, na een blik erop te hebben geworpen, ‘daar heb ik ook nog wel een zalfje voor.’

Binnen enkele dagen was ik genezen. De zalfjes werkten prima, de restanten ervan liggen nog altijd in mijn New Yorkse badkamer, want ik houd niet van weggooien, ook niet van medicijnen, zelfs als de houdbaarheidsdatum is verstreken.

Ondanks het matige weer genoot ik afgelopen week van de eenzaamheid in Weggis. Ik hoefde niet naar de dokter, hoewel ik dat nog wel even had overwogen.

‘Kunt u zich mij herinneren?’ zou ik zeggen. ‘Ik was hier ruim tien jaar geleden voor een huidziekte.’

Het had een mooie rendez-vous kunnen worden.

Maar ik liep door de bergen en dacht aan 2003, toen A. terugkeerde na een paar weken New York en mijn platonische vriendin een jaar later een kind kreeg en ik doorging met schrijven.

Thuis ben je waar de ongeleefde levens zich aandienen.

Thuis ben je waar je niet meer weg kan De accountant van de Hotelmens is al op leeftijd. Sinds een ziekenhuisopname is hij niet meer in goede doen. Hij draagt geen pakken meer en ook de boekhouding is zoek. Toch kan hij hem niet laten gaan, uit lotsverbondendheid. Lees hier het verhaal van de accountant van de Hotelmens terug Met twaalf voormalig kindsoldaten door de vinexwijken Hotelmensen spreken Duits, het liefst het Duits van Bertolt Brecht. Tijdens een bijeenkomst van de Akademie van Kunsten stelt de Hotelmens zich voor met twaalf voormalig kindsoldaten, liederen van Brecht zingend, door de Nederlandse vinexwijken te trekken. Op medewerking van Fred Teeven kan gerekend worden. Lees hier het feuilleton Het leven is geen magnetronhandleiding De Hotelmens bezoekt een symposium van de boeddhistische leraar Chögyal Namkhai Norbu. De leraar blijkt aangenaam amoreel. Om het verleden hoef je je geen zorgen te maken, om de toekomst trouwens ook niet, stelt hij. Daarop besluit De Hotelmens zelf ook meester te worden. Lees hier het feuilleton van vorige week