Kijk, daar heb je Semafoor,

met zijn vriendje

Ik staarde zelf onbeleefd lang naar de pasfoto in de portemonnee van het meisje voor me in de kassarij. Nam zelf uitgebreid het rijbewijs van meneer Schmidt in me op, Schmidt met zijn bolle neus en zijn witte triomfsnor met een gedraaid puntje naar links en een gedraaid puntje naar rechts. Schmidt die bus en tractor mag rijden en vermoedelijk ook motor met zijspan en dikke witte hond. Ik staarde er zelf naar – dat ik de rest van de week de van Dommel zal hummen, is mijn kruis om te dragen.

Kijk, daar heb je Semafoor,

met zijn vriendje Do-hom-mel.

Semafoor heeft zijn kleindochter – ze is een jaar of tien – naar de winkel gestuurd voor zes pakken vochtig toiletpapier en één pak vochtig toiletpapier extra soft. Ze belde hem voor de zekerheid: ‘Opa, één van die gele hè?’ ‘Ja’, zei hij waarschijnlijk terug, maar mogelijk zei hij: ‘Self-care Sunday, meid!’, ik ken de beste man niet.

Ze heeft opa’s portemonnee meegekregen. Als iemand langs haar de winkel uit schiet, klemt ze hem stevig tegen haar borst. Aan de kassa peutert ze muntje voor muntje kleingeld uit het leren ding, tot ze alles precies gepast aan de caissière kan geven. Achter me zucht een man. Zware shag, noten van koffie die in de hectiek van de ochtend al koud was geworden toen hij eraan toekwam.

Het meisje wil er ook een tasje bij alsjeblieft, maar die zijn op, dus laadt ze de pakken wetties in de buidel van haar hoodie. De caissière vraagt of ze de bon wil hebben. Ze knikt hartstochtelijk, ze wil de bon, ze vouwt hem netjes op en ik hoop dat opa al terug is van zijn ritje met de zijspan als zijn kleindochter straks thuiskomt, zodat ze hem het aankoopbewijs verrukt kan overhandigen.

Had u daar de bon bij gewild?

Voor me op de band liggen mijn weekboodschappen, achter me staat een man met vier dingen in een mandje dus ik gebaar dat hij kan voorgaan. Zijn reactie is meer een ‘Goh, nu al?’ dan een ‘Joe, thanks’, maar dat wijt ik maar even aan het gepas van de kleindochter van Semafoor.

De man wringt zich langs me heen, zijn mandje butst hard tegen m’n heup maar dat was mijn eigen schuld, zie ik aan hem. Hij koopt twee magnetronfrikandelbroodjes en twee voorverpakte broodjes vlammetje met joppiesaus. 

De caissière laat zijn onbeschoftheid makkelijker gaan dan ik. Mijn eigen caissièrecarrière duurde niet voor niets slechts een paar maanden. (Ik hield er wel een jeugdliefde aan over. De vakkenvuller die op m’n eerste werkdag op m’n kassaband kwam liggen, naar me toe rolde en zwoel knipoogde toen hij me bereikt had; de romantiek is niet dood!)

De caissière is goed in haar werk. Onverstoorbaar vriendelijk. ’Goedemiddag, twee-euro-iets alsjeblieft, aha, u wilt pinnen zie ik? Had u daar de bon bij gewild?’

De bonvraag is de eerste waar hij op reageert. ‘Nee, wat moet ik daarmee?’

Nu lijkt ze toch even te schakelen. ‘Nou, soms… sommige mensen willen de bon graag hebben.’

‘Nou, ik niet. Houd hem zelf maar.’

Dit is het punt waarop ik verwacht dat de caissière de bon afscheurt, tot een bolletje knijpt in haar vuist, weggooit in het prullenbakje bij haar voeten, haar schouders ophaalt en zich tot mij richt, volgende klant alsjeblieft. Maar ze peinst er niet over.

‘Je kunt hem thuis op de muur hangen?’

De man stopt even met wild om zich heen kijken, zoekend naar tasjes die er niet zijn. ‘Wat?’

De caissière zegt: ‘Je kunt er cadeautjes mee inpakken.’

De man begint, zichtbaar verward, broodjes onder zijn oksel te laden, twee links, twee rechts. 

‘Of’, zegt de caissière, ‘je maakt er een leuke slinger van.’

Dit is geen vriendelijkheid meer, dit is verzet.

‘Origami?’

De man schudt zijn hoofd en mompelt: ‘Houdoe.’

Nu pas scheurt de caissière de bon af en gooit hem weg. De man roept ze na. ‘Houdoe Frank! Tot morgen!’

Lees ook:

Ode aan de mooiste mens die ik ooit heb ontmoet Wekelijks bezong David Van Reybrouck iets, iemand of ergens. Deze keer: wellicht de mooiste mens die hij ooit heeft ontmoet. Een ode aan het mededogen. Lees dit verhaal terug