Hoe nu verder? 

Sinds het begin van de formatie, nu zo’n halfjaar geleden, stel ik mezelf deze vraag regelmatig. En iedere keer, als ik het antwoord probeer te zoeken, door te lezen, te luisteren of Tweede Kamerdebatten te volgen, raak ik de hoop in de politiek een beetje meer kwijt. 

In plaats van over hoopvolle vergezichten of ambitieuze plannen om de problemen van deze tijd het hoofd te bieden, hebben politici het vooral over draagvlak, begrotingen en het ontregelende effect dat minderheidsgroepen in onze samenleving zouden hebben. Schuiven ze eloquent de schuld naar elkaar door in plaats van zelf verantwoordelijkheid te nemen.

En dat maakt me treurig. Omdat politiek daardoor vooral lijkt te gaan over de reputatie en het zelfbeeld van een politicus. Terwijl politiek juist over een wereldbeeld zou moeten gaan en over de vraag hoe we er samen als gemeenschap uit gaan komen. 

En dat is nodig, want er komen problemen bij, in plaats van dat ze opgelost worden. De klimaatcrisis, de coronacrisis, de vluchtelingencrisis, de wooncrisis, de ecologische crisis, de groeiende ongelijkheid tussen rijk en arm, Brexit, fake news. Maar omdat het zulke complexe materie is, roepen en doen mensen van alles zonder precies te weten of het bijdraagt aan de oplossing. 

We hebben visionaire leiders nodig, die niet bang zijn om impopulaire beslissingen te nemen. Die niet over hun reputatie nadenken, maar handelen in het landsbelang. Die een kabinet formeren dat niet alleen de symptomen – zoals een te hoge stikstofconcentratie in de lucht – maar ook de onderliggende problemen, zoals de verstoorde relatie tussen dier, mens en planeet, bij de wortel aanpakt.

De klimaatcrisis kan niet wachten tot er 100 procent draagvlak is. De wooncrisis kun je niet aan de markt overlaten. Juist bij de coronacrisis hebben we gezien hoe belangrijk het is dat er vanuit de overheid vergaand en sturend beleid gevoerd wordt om mensenlevens te redden. En dat kan niet zonder kabinet. 

Hoe nu verder? Paradoxaal genoeg denk ik de laatste tijd dat we daar misschien alleen uitkomen als we eerst terugkijken. 

Toen ik een jaar of vijftien, zestien was en Wim Kok aan zijn tweede paarse kabinet begon, ging ik weleens naar de Tweede Kamer. Dan ging ik eerst shoppen in het centrum van Den Haag en dan liep ik aan het einde van de middag naar het Binnenhof, waar ik op de tribune ging zitten kijken en luisteren. Ik snapte de helft van wat er gezegd werd niet, maar er was iets wat me aantrok. Misschien wel het gevoel, daar in die Tweede Kamer, dat ik onderdeel was van iets dat groter was dan ikzelf. 

Waarom is de sociaaldemocratie zo uit de mode geraakt? 

Misschien is het wel jeugdsentiment. Ik groeide op in de jaren negentig, tussen de gabbers, flippo’s en de sociaaldemocraten. Ik wist niet beter of de Partij van de Arbeid was de grootste. Ik vond het normaal dat we een sturende overheid hadden die het grootste gedeelte van de publieke sector in handen had. Die macht kon uitoefenen en de markt niet zag als oplossing voor bijna alles. 

Inmiddels is dat wel anders. 

Van de ooit zo succesvolle sociaaldemocratische politiek, de stroming die massa’s mensen op de been bracht en het gevoel gaf dat we samen de wereld beter konden maken, is in Nederland en in de rest van Europa weinig meer over. Waarom is de sociaaldemocratie zo uit de mode geraakt? En waar is dat verhaal gebleven? 

Met die vragen bezoek ik regelmatig oud-politicus Jan Pronk (81). Bijna 49 jaar lang was Pronk lid van de PvdA. Hij was als minister actief in maar liefst vier kabinetten. Hij raakte nogal eens in opspraak, omdat hij niet schroomde zijn eigen partij kritisch te bevragen en zeer principieel was. Het leverde hem de bijnaam ‘het linkse geweten van de sociaaldemocratie’ op. 

Ik ken Pronk nu een jaar of negen. Hij heeft thuis een imposant archief van 210 meter boeken, 70 meter speeches, rapporten en verdragen en 22.000 handgeschreven aantekeningen. Alles wat hij meemaakte als politicus schreef hij op. Als ik hem bezoek, spreken we over van alles en nog wat. 

De linkse held van nu is jong, vrouw en activistisch en heet Greta, Malala of Alexandria

Pronk gebruikt vaak woorden die ik al heel lang niet meer gehoord heb. Herverdeling, solidariteit, voorzorgsbeginsel. Hij legt alles zo gedreven en zorgvuldig uit dat je die woorden meteen zelf wilt gebruiken en in zijn verhalen wilt verdwijnen. Maar het voelt ook nogal ouderwets, niet meer van deze tijd. 

De linkse held van nu, werd onlangs op een PvdA-bijeenkomst gezegd, is jong, vrouw en activistisch en heet Greta, Malala of Alexandria. 

Ik heb het dan ook best wel lang aan niemand verteld, dat ik af en toe bij Pronk langsging. Pronk was een guilty pleasure. 

Uit de serie Tents in Tent door Dima Hourani.

Toen ik een tijd geleden weer bij Pronk op bezoek was, merkte ik ineens hoe somber hij was. Nu is hij wel vaker somber, of pessimistisch, zoals hij dat zelf noemt. Hij vindt dat niet zo erg. Pessimisme kan volgens Pronk een voedingsbodem zijn om in actie te komen. De optimist, leerde ik van hem, kan achteroverleunen, omdat die denkt dat het uiteindelijk wel goed komt. Maar de pessimist, die kan iedere dag de catastrofe waarvan hij of zij denkt dat die gaat komen, proberen uit te stellen. En als het lukt de catastrofe iedere dag uit te stellen, zal die nooit plaatsvinden. 

Maar nu zei hij ineens dat hij zo pessimistisch was, dat er zo veel crises zijn, dat hij het niet meer goed ziet komen. Dat het geen zin meer heeft om die catastrofe uit te stellen. ‘En als je je laat aanpraten dat alles goed gaat of best goed gaat’, voegde hij eraan toe, ‘dan denk je misschien: het gaat mij goed. Dan denk je niet aan anderen.’

De pessimist kan iedere dag de catastrofe waarvan hij of zij denkt dat die gaat komen proberen uit te stellen

Was er dan niets wat hem meer hoopvol maakte? Eerst schudde hij zijn hoofd, maar toen ik aandrong, begon hij over een kerk.

Hij vertelde dat er op dat moment in Den Haag een kerkdienst plaatsvond die al 68 dagen duurde, 24 uur per dag. Predikanten uit het hele land kwamen ernaartoe, legde hij me uit, en losten elkaar af. Ze deden dat om een Armeense familie te beschermen. Toen die familie te horen kreeg dat ze uitgezet zouden worden, besloot een aantal predikanten de familie een schuilplaats in de kerk aan te bieden en te beginnen met een dienst. Ze riepen collega’s op om ook te komen preken. 

Een slimme strategie: in het Nederlands wetboek staat dat een kerkdienst niet mag worden onderbroken – ook niet door de politie.

En Jan Pronk en zijn vrouw Tineke zaten daar af en toe, vaak ’s nachts, omdat er ook mensen moesten luisteren. Een predikant kan niet zomaar in het luchtledige gaan staan preken. Er moest minimaal één iemand luisteren. 

Ik besloot de kerk te bezoeken. 

Als ik aankom, klop ik op een oude houten deur. Na een tijdje zie ik hoe er een luikje opengaat. Een vriendelijk vrouwengezicht begroet me en vraagt of ik van de politie ben. ‘Nee’, zeg ik, ‘ik kom om te luisteren.’ Ze knikt en schuift voorzichtig de deur open. Ik ga naar binnen.

Achter het spreekgestoelte staat een predikant. Op de eerste rij zit een vrouw te luisteren – verder is er niemand. Ik begroet haar. Ze is blij dat ik er ben, fluistert ze, want ze zit hier al vier uur en ze heeft niks in huis, behalve mandarijntjes dan, en moet dringend boodschappen doen.

Ze staat op, pakt haar jas en ik ga op haar stoel zitten. Ik luister naar de predikant. Hij heeft het over hoop. Ik hoor hoe er achter mij een tafel wordt gedekt. Er wordt zachtjes gepraat. 

Een meisjesstem vraagt iets. Ik ruik boerenkool. 

Boven in de kerk, achter een gordijn, woont de familie, legt de predikant me uit. Ik luister naar ze, hoe ze eten en dan vraag ik me ineens af of ik me misschien even moet voorstellen. Misschien een selfie met ze maken en die dan op Instagram posten om zo aandacht voor de situatie te vragen. Maar dat voelt ook een beetje als heiligschennis, hier een selfie maken. En het ziet er bovendien ook niet echt uit als een actieplek, alsof we hier straks live gaan met zijn allen. 

Het is meer een soort wachtkamer, waar ik zit te wachten op de ochtend. Maar wachten op de ochtend is niet echt een daad van verzet. Of wel?

Dan vraagt de predikant of ik samen met hem wil zingen. 

Huub Oosterhuis, zegt hij, de vader van Trijntje, die ken je toch wel? Ik knik, want Trijntje ken ik heel goed, van Total Touch, touch me there baby, won’t you kiss me here

Maar dat gaan we niet zingen. In plaats daarvan zet hij ‘Groter dan ons hart’ op. Ik neurie een beetje onnozel mee. Maar zonder dat ik weet waarom beeld ik me ineens in dat er straks iemand binnenkomt en een foto van me maakt, terwijl ik daar zit te neuriën in die kerk met een mandarijn in mijn hand, met op de achtergrond die Armeense familie. 

Waar bemoei ik me eigenlijk mee? Want dit is niet mijn verhaal, toch? Of wel? Dat is toch moeilijk in deze tijd: dat je gewoon niet weet hoe je moet helpen, omdat je al snel de verkeerde dingen doet of zegt. Of opkomt voor iets of iemand terwijl dat niet aan jou is, omdat het je plek niet is, en je het je niet mag toe-eigenen.

Ik maak me klein en kijk om me heen, op zoek naar een gat waar ik in kan verdwijnen. En dan zie ik ineens hoe het gordijn opzijgeschoven wordt en een meisje, de dochter van de familie, naar me zwaait. 

En dan word ik overspoeld door een groot gevoel van... Van wat eigenlijk? Blijdschap? Trots? Hoop? 

Ik zwaai terug, met tranen in mijn ogen, en een trillende hand. Dan probeer ik snel mijn ogen droog te vegen. Wat gênant, zit ik hier voor mezelf, om mezelf beter te voelen? 

Waarom is dit zo moeilijk? Gewoon hier zitten zonder te bedenken wat er allemaal over deze situatie gezegd kan worden. Hoe mensen op Twitter mij zouden kunnen bashen om dit pathetische zitten, en deze rare tranen. 

Ik ben zo bezig met mezelf dat ik de predikant niet eens hoor die mij nu recht aankijkt en iets zegt over medemenselijkheid. Is dat misschien wat ik voel?

En waarom voelt dat dan zo ontzettend uit de tijd? Alsof ik het recht niet heb me bezig te houden met andermans problemen, omdat het paternalistisch zou zijn en neokoloniaal. 

Waar heb je nog geprivilegieerde mensen met sterke schouders voor nodig als ze niemand meer dragen en als niemand meer door ze gedragen wil worden? Wat doe je dan met die schouders? 

Al die angsten om in het verkeerde hokje terecht te komen, of aan de verkeerde kant van de geschiedenis, hebben ons op zo’n verkrampte manier verdeeld. Zo anders dan sociaaldemocratische politici dat vroeger deden, die uitgingen van het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. 

Maar ik heb toch gewoon die sterkste schouders?

Ik heb alles om anderen te dragen, maar ik schaam me ervoor, in plaats van dat ik er kracht uit put. Waar heb je nog geprivilegieerde mensen met sterke schouders voor nodig als ze niemand meer dragen en als niemand meer door ze gedragen wil worden? Wat doe je dan met die schouders? 

Misschien is dat wel die wanhoop die ik al tijden voel, dat ik de schouders heb, maar niets meer draag, waardoor ik gewicht mis om me op mijn plek te houden.

En dan moet ik denken aan een oud manifest dat ik onlangs las in het archief van Jan Pronk. 

Het is het manifest dat Willem Vliegen schreef in 1894. Hij was een van de grondleggers van de sociaaldemocratie en keerde zich met dit manifest tegen de socialisten die niet geloofden dat je het systeem van binnenuit kan veranderen. De socialisten geloofden heilig dat je het systeem eerst omver moest werpen om het dan weer helemaal op te bouwen. 

Maar Willem Vliegen die zich sociaaldemocraten noemden, begonnen zich daartegen te verzetten. Zij zeiden: laten we niet vluchten in de utopie, maar de utopie waarmaken. Laten we niet bang zijn erin te stappen uit angst net zulke vuile handen te maken als degenen die we bestrijden. Laten we onszelf als hoopvol omschrijven, en niet als wanhopig. 

En dan besluit ik niet meer af te wachten, maar te geloven.

Uit de serie Tents in Tent door Dima Hourani.

Ik besluit te geloven in een verhaal waar niet meer zo veel mensen in geloven. In een politiek systeem dat uitgaat van sterke schouders die dragen. Dat grenzen overstijgt vanuit de gedachte dat alles met alles verbonden is. Een systeem dat ons uitdaagt om redelijk te zijn en rekening met elkaar te houden.

En dat wordt echt niet makkelijk omdat we door die verbondenheid afhankelijk zijn van elkaar, waardoor je zo snel bent als de allertraagste. En toch zullen we die traagheid moeten koesteren, en misschien anders moeten noemen: tolerantie of zorgvuldigheid.

Anders hebben straks de mensen met het meeste geld het voor het zeggen, in plaats van democratisch gekozen politici. Bedrijven staan te springen om het over te nemen. In Amerika roepen techbedrijven al dat zij de groene revolutie wel zullen doorvoeren. 

Terwijl er zoveel verhalen voor ons klaarliggen: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de oprichtingsakte van de Europese Unie, de beginselverklaringen van de sociaaldemocratie. Wat we nodig hebben is dan ook geen nieuw groot visionair verhaal, maar visionair luisteren. Het was er al. En het is er nog. Het is aan ons om te gaan luisteren, om het nieuwe in het oude te horen. 

Dan ineens hoor ik achter me gerommel en als ik kijk, zie ik dat het de vrijwilliger is.

Ze heeft boodschappen gedaan, gedoucht, gegeten. Ze is weer helemaal opgeladen, zegt ze. Dus ik sta op en zij gaat op mijn plaats zitten en als ik naar mijn jas loop, kijk ik nog even om me heen. Naar de predikant, de kerstverlichting, het gordijn met daarachter de familie.

Het is lang geleden dat ik me onderdeel voelde van een verhaal. Een verhaal dat niet om mij draaide, of om iemand anders, maar om de samenkomst. Een verhaal dat al tientallen jaren meegaat, waardoor er tig voorbeelden te noemen zijn van keren waarop het niet lukte.

Maar het verhaal zelf, de potentie, de strijdlust, het radicale voorstel om voor anderen te zorgen en zo gelijkwaardigheid te creëren, dat is het waard om te bewaken. Omdat het onveranderd actueel is. En het is eigenlijk doodeenvoudig. Je moet gewoon gaan zitten, luisteren en meedoen. 

Net zolang totdat het licht wordt. 

De dienst duurde in totaal 97 dagen. De Armeense familie Tamrazyan mocht, door een vernieuwde, ruimere beoordeling van het kinderpardon, uiteindelijk blijven. 

Deze tekst is een bewerking van de podcast Pronk. Heb je die al geluisterd?

Over de beelden De Palestijnse kunstenares Dima Hourani onderzoekt de vluchteling als een figuur in en uit de wereld. Voor de serie schilderijen bij dit verhaal nam zij de tenten uit vluchtelingenkampen als uitgangspunt. Met de Russische Matroesjka-pop in het achterhoofd kwam ze tot een serie beelden van tenten in tenten. Voor wie het niet kent: een Matroesjka-pop is een holle houten pop die een reeks steeds kleinere in elkaar passende poppen omsluit. De grootste staat doorgaans symbool voor de moeder, en de kleinste is beschilderd als baby. De symboliek van het Matroesjka-principe kan op twee manieren worden uitgelegd. Enerzijds als de macht van het grote en sterke over het kleine en kwetsbare. Maar met hetzelfde gemak lees je er een metafoor voor zorg, bescherming en geborgenheid in. Lees hier meer over Dima Hourani Pronk: onze nieuwe podcast over oude idealen (en waar linkse politiek in vredesnaam gebleven is) Op zoek naar een nieuw progressief verhaal belanden we in de privébibliotheek van oud-politicus Jan Pronk (81). Samen met de man die ooit het geweten van links werd genoemd, hopen we de grote problemen van deze tijd aan te kunnen. Ga naar de eerste aflevering