Beste,

Steeds meer jongeren zijn lager opgeleid dan hun ouders. En die ouders vinden dat niet leuk. Want: voor hogeropgeleide ouders is het onverteerbaar dat hun kind niet op de universiteit terechtkomt.

Dat las ik in een interview met hoogleraar sociologie Maarten Wolbers (Radboud Universiteit).

Dat steeds meer jongeren een lagere opleiding halen dan hun ouders ligt voor de hand. Er is een plafond aan hoe hoog je opgeleid kan raken, steeds meer kinderen hebben ouders die naar de universiteit zijn geweest, en dus is het vanzelfsprekend dat er ook steeds meer kinderen zijn die lager opgeleid zijn dan hun ouders.

Ik ben er ook een van. Mijn opa, pake Johannes, maakte alleen de lagere school af. Voor mijn vader, geboren in 1949, was onderwijs de manier om op te klimmen; uiteindelijk promoveerde hij en werd hij hoogleraar. Voor mij was het onmogelijk om nog verder door te klimmen op de onderwijsladder, en na vier jaar universiteit hield ik het voor gezien. In de statistieken van Maarten Wolbers: lager opgeleid dan m’n vader.

In plaats van ‘verheffing’ van achtergestelde groepen, schrijft Wolbers, moeten we het hebben over de ‘ontheffing’ van bevoorrechte groepen

Dat steeds meer kinderen lager opgeleid zijn dan hun ouders, schrijft Wolbers in over het onderzoek, doet de vraag rijzen in hoeverre het nog passend is om na te denken over sociale mobiliteit in termen van het verheffen van lagere sociale milieus. ‘Hoewel er nog steeds sprake is van verborgen talenten in de samenleving (bijvoorbeeld bij kinderen met een migratieachtergrond), is het creëren van onderwijskansen niet meer hetzelfde als de verheffing van de van oudsher achtergestelde sociale groepen.’

In plaats van ‘verheffing’ van achtergestelde groepen, schrijft Wolbers, zouden we het moeten hebben over de ‘ontheffing’ van bevoorrechte groepen. Gelijkekansenbeleid zou niet gericht moeten zijn op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden van kinderen uit lagere sociale milieus, maar ook op het aanpakken van manieren waarop ouders van kinderen uit hogere sociale milieus hun positie beschermen – met bijles bijvoorbeeld.

Ik zie niet zoveel in ontheffing. In ieder geval: niet in het tegenwerken van ouders en kinderen om ‘het beste’ te willen, bijvoorbeeld door bijles te verbieden. In plaats daarvan heb ik m’n vraagtekens bij wat ‘het beste’ is.

Voor mijn vader was dat duidelijk: onderwijs was een manier om de armoede van zijn ouders te ontgroeien. Als je je best doet op school dan komt het goed, was de boodschap waar hij mee opgroeide en die hij aan mij doorgaf. Maar in de veertig jaar die zijn en mijn jeugd van elkaar scheiden, veranderde er iets belangrijks: Nederland werd welvarender en Nederlanders werden – gemiddeld gezien – rijker. Voor mij was onderwijs niet meer een noodzakelijk middel om op te klimmen, om armoede te ontgroeien, maar slechts een middel om de bevoorrechte positie waar m’n ouders zo hard voor moesten werken te behouden. Ik zag en ervoer juist de keerzijden van die klimmersmentaliteit: prestatiedruk, faalangst, statusangst.

Ik geloof niet in ontheffing. Ouders zouden zichzelf in plaats daarvan de vraag moeten stellen wat dat ‘beste’ is dat ze voor hun kinderen willen – en hun kinderen moeten vragen wat zij denken dat het beste voor hen is. Geen ontheffing, maar zelfontheffing.

Komende maand spreek ik Maarten Wolbers over zijn onderzoek. 

(En wie weet hoe ik in bovenstaande tekst in vredesnaam zonder de woorden ‘hoog’ en ‘laag’ zou kunnen, mag het zeggen.)

Tweewekelijkse Tip van de Week

Shit, ik had het andersom moeten doen.

Ik had dat interview met Maarten Wolbers hier moeten tippen, en dan moeten openen met een ander artikel dat ik wilde delen. Of ja, ‘artikel’, waar m’n aandacht bij bleef hangen: in Schotland woont een vrouw die de ziekte van Parkinson kan ruiken. Nog voordat haar man officieel de diagnose Parkinson kreeg, merkte ze dat hij anders ging ruiken: een subtiele, houtachtige muskusgeur. Pas toen ze later op een bijeenkomst voor mensen met Parkinson kwam, viel het haar op dat heel veel mensen daar zo roken. En bedacht ze: misschien is het Parkinson, wat ik ruik.

Wetenschappers hebben met haar hulp een test ontwikkeld waarmee de ziekte van Parkinson makkelijk kan worden vastgesteld, zeggen ze.

Ik heb ‘t bericht niet doodgecheckt, het klinkt wel érg geromantiseerd, maar m’n aandacht bleef er wel bij hangen omdat ik me afvroeg of je mensen, artsen, zou kunnen trainen in het ruiken van Parkinson. Dat je op school en de universiteit niet leert om de symptomen van Parkinson te herkennen door je verstand te gebruiken, maar om de geur van Parkinson te ruiken door je zintuigen te gebruiken.

Tot zover, met groet!

Johannes

P.S. moest ik heel hard om lachen.

Deze nieuwsbrief voortaan in je mailbox? Schrijf je hier in!