Het is 1986 en Joop den Uyl spreekt de Kamer en de regering toe na een bezoek aan New York.

Het zijn de neoliberale hoogtijdagen van Reagan, Thatcher en Lubbers. Den Uyl, op dat moment Kamerlid en fractievoorzitter van de PvdA, waarschuwt vurig voor een enorme maatschappelijke tweedeling als de politiek niet radicaal van koers verandert. Waarom wordt iedereen zo verblind door oppervlakkig optimisme, vraagt hij de Kamer. Waarom kijkt iedereen alleen nog maar naar boven, naar de lichtjes en de wolkenkrabbers?

Den Uyl klink lyrisch, maar ook verbeten. Hij is bevlogen en begeesterend, maar net zo goed aandoenlijk. Op oude beelden van zijn bijdrage aan het debat zie ik een kleine, oudere man, hevig gebarend, bladerend door zijn papieren als een

‘Geloof in de toekomst? Maar daaronder: daar is de werkelijkheid van de armoede (...) van diegenen die in het donker zijn.’

Zijn woorden landen niet. Het publiek, vooral vanuit de regeringsbankjes, kijkt hem meewarig aan. Je weet wel, zoals jonge mensen kijken naar oudere mensen die ooit gezag hadden, maar naar wie ze nu slechts luisteren uit beleefdheid.

Den Uyl heeft het niet door. ‘Die tweedeling!’ vlamt hij. ‘Hij is nog geen feit. Goddank niet. Maar als we geen ander beleid voeren, dan zal hij een feit worden! En dan zal het niet alleen deze samenleving breken. Het zal ook ons breken.’

Toentertijd werd Den Uyl door de zittende macht (CDA en VVD) weggezet als een schreeuwer aan de zijlijn. Ze vonden hem een man van het verleden, een onheilsprofeet, losgezongen van de realiteit. Met ons ging het toch goed? Dit was Amerika niet, of Engeland. Wij hadden hier geen klassensamenleving of een maatschappij die werd geregeerd door hyperkapitalisme. Nee: dit was Nederland. Hier was iedereen gelijk.

Hij kwam me bekend voor, die vlakke, bevoorrechte, neerbuigende grondhouding vanwaaruit vurige verontwaardiging over ongelijkheid maar al te vaak wordt beantwoord.

‘Kind van de sociaaldemocratie’

Onlangs bracht ik de documentaire uit, die ik maakte samen met co-regisseur Juul Op den Kamp en co-producent Anne van der Ven. De toespraak van Den Uyl speelt hierin een essentiële rol. What’s left is het verhaal van de teloorgang van de PvdA. En daarmee van de sociaaldemocratische kernwaarden, zoals die ooit werden geformuleerd door diezelfde Den Uyl: de gelijke(re) verdeling van kennis, macht en inkomen.

In de film noem ik mezelf ‘een kind van de sociaaldemocratie’. Daarmee bedoel ik dat ik ben opgegroeid in een arm gezin uit de arbeidersklasse en inmiddels ben afgestudeerd en ben aanbeland in de hogere middenklasse. Ik ben een toonbeeld van succesvolle sociale mobiliteit. Je kunt mij inzetten als mascotte van de vervolmaking van het sociaaldemocratische ideaal: het maakt niet uit waar je vandaan komt, in Nederland heeft iedereen gelijke kansen.

De waarden van Den Uyl zijn uit het oog verloren, verwaterd en verloochend

Er was een tijd dat ik die mythe gretig omarmde. Maar mijn levensverhaal levert slechts anekdotisch bewijs. Wanneer je mijn verhaal tot norm verheft, doe je in feite hetzelfde als de mensen uit gegoede milieus die hun eigen welvaart aangrijpen als bewijs voor dat er geen ongelijkheid zou bestaan.

Want in werkelijkheid ben ik geenszins representatief. De we leven inmiddels in de grootste wooncrisis sinds de Tweede Wereldoorlog, de jeugdzorg, de ggz en de ouderenzorg zijn uitgekleed, lonen blijven al heel lang achter op de economische groei, en de rechten van de werkende klasse zijn meer onder druk komen te staan. De waarden van Den Uyl zijn uit het oog verloren, verwaterd en verloochend.

De realistischere koers van Ad Melkert

Sinds het begin van de jaren tachtig, tegen de achtergrond van en massale werkloosheid, raakten veel mensen overtuigd van het idee dat de vastgelopen economie te wijten was aan een te grote invloed van de overheid. Liberalisering, privatisering van de publieke voorzieningen, bezuinigingspolitiek, een steeds kleinere overheid die steeds meer aan de markt overlaat: het neoliberale paradigma kwam wereldwijd in zwang.

De filosofie van trickle-down economics (recent weer afgestoft door de werd omarmd: zorg goed voor de rijken en geef ze belastingvoordelen, dan sijpelt de welvaart vanzelf door naar beneden, richting de arbeidersklasse. President Reagan vatte het leidmotief van de stroming in 1981 goed samen: ‘Government is not the solution to our problems, government is

Oorspronkelijk werd deze populaire visie vooral uitgedragen en gepraktiseerd door conservatieve en liberale regeringen. Maar, omdat sociaaldemocratische partijen in Europa hun macht zagen verdampen als gevolg daarvan, besloten ook progressieve, linkse regeringen het neoliberalisme te omarmen.

Zo ook in Nederland. Binnen de linkse Partij van de Arbeid ontstond de roep om te breken met het socialisme. Tot zijn vertrek bleef Joop den Uyl zich verzetten tegen die koerswijziging, maar toen in 1986 oud-vakbondsman Wim Kok het stokje van hem overnam, kregen de pleitbezorgers van de liberalisering de overhand. Het jonge Kamerlid Ad Melkert, bijvoorbeeld, die in een rapport schreef dat de PvdA zich ‘altijd maar weer richtte op de achtergestelden en allerzwaksten van de samenleving’ en vond dat het

Als de PvdA weer aan de macht wilde komen, meende Melkert, moest de partij laten zien dat ze bereid was zich te bevrijden van oude dogma’s en zich minder onwrikbaar verzetten tegen de liberale tijdgeest.

Het afschudden van de ideologische veren

Een eerste stap in die richting was regeringsdeelname in Lubbers III – CDA en PvdA, 1989-1994. Kok wilde als minister van Financiën laten zien dat de schatkist in neoliberale tijden heus aan een sociaaldemocraat kon worden toevertrouwd, en deed dat met forse ingrepen in de sociale zekerheid. De hervorming van de WAO leidde tot een Die kostte Kok bijna de kop, maar door boze leden toe te spreken in zaaltjes in alle uithoeken van het land, en ze vurig te vertellen dat de ingrepen simpelweg noodzakelijk waren om de sociale zekerheid ook in de toekomst te kunnen waarborgen, wist hij de crisis te bezweren.

Het verbond tussen de arbeidersklasse en de PvdA was onherstelbaar beschadigd: veel arbeiders voelden zich door de partij verraden

Maar de sociaaldemocratie als was ingestort. Het verbond tussen enerzijds de vakbondsbeweging en de arbeidersklasse, en anderzijds de PvdA, was onherstelbaar beschadigd: veel arbeiders voelden zich door de partij verraden. Hoewel de PvdA de verkiezingen won en als grootste partij uit de bus kwam, werd het ‘de verlieszege van 1994’ genoemd. Ze verloren wel

Evengoed betekende de overwinning dat Kok mocht formeren. Dat leidde tot een historische coalitie: zonder confessionelen en met twee liberale partijen. Paars I (PvdA/VVD/D66), met Kok als premier, was sociaal-cultureel progressief – verantwoordelijk voor wetgeving rond euthanasie en het homohuwelijk – maar op sociaal-economisch vlak koos de coalitie voor de Derde Weg: een nieuw evenwicht tussen de klassieke sociaaldemocratie en de verzorgingsstaat aan de ene kant, en liberalisering, privatisering en deregulering aan de andere.

Omdat deze ontwikkelingen plaatsvonden tijdens een periode van economische voorspoed, werd die Weg zonder enige schaamte uitgedragen als een groot succes. In een toespraak die hem voor altijd zou blijven achtervolgen, noemde Kok ‘het afschudden van ideologische veren niet alleen een beperking, maar in zekere zin Met andere woorden: het liberalisme werd niet langer gepresenteerd als een noodzakelijk compromis, maar als een nieuwe overtuiging.

Het liberalisme werd niet langer gepresenteerd als een noodzakelijk compromis, maar als een nieuwe overtuiging

Veel oudgedienden, zo ook vinden dat Koks woorden verkeerd zijn begrepen. Het zou geen lofzang op de Derde Weg zijn geweest. Daarop werp ik terug dat het beleid verried dat de markt wel degelijk werd omarmd, waardoor die interpretatie niet meer dan logisch was.

Na Paars I ging het rap met de uitholling van de sociaaldemocratische kernwaarden. Maar, zoals mijn co-regisseur Juul terecht opmerkt: de politiek is uiteindelijk een afspiegeling van de maatschappij. Wij deinden net zo goed mee op de golven van euforie en optimisme na de val van de Muur in 1989. De strijd leek gestreden en een nieuwe liberale orde zou leiden tot collectieve voorspoed en eeuwigdurende vrede. In die zin deed de PvdA niet veel anders dan de tijdgeest volgen. Hoe graag we ook standvastige visionairs zijn, vaak blijken we kinderen van de tijd.

Ons zelfbeeld loopt hopeloos achter op de realiteit

Het lijkt wel alsof we nu pas inzien wat het doorgeschoten neoliberalisme heeft aangericht. Nu veel mensen in Nederland een koude winter wacht en de overheid moet bijspringen vanwege exploderende energieprijzen, terwijl de energiereuzen zelf megawinsten boeken. De gevolgen van decennialang neoliberaal beleid, waarbij collectieve voorzieningen zijn uitgekleed, worden in tijden van oorlog en inflatie pijnlijk duidelijk. De ongelijkheid is geen mythe, maar een feit.

Het zelfbeeld van Nederland, dat zichzelf graag beschrijft als baken van vrijheid, tolerantie en gelijkheid, loopt hopeloos achter op de realiteit. We zien onszelf als geëmancipeerd, maar qua traditionele rolpatronen, financiële onafhankelijkheid en arbeidsparticipatie van vrouwen We zien onszelf als een land waarin racisme niet bestaat – en eigenlijk ook nooit bestaan heeft – maar je hoeft maar een blik te werpen op de inhumane taal die openlijk en massaal wordt afgevuurd op mensen van kleur die zich uitspreken tegen racisme, om te beseffen dat het toch net wat anders ligt.

Zo is het ook met de sociaal-economische problematiek: we zien onszelf als het paradijs der gelijkheid. Ergens klopt dat, want we wonen in een van de meest egalitaire landen ter wereld. Maar dat betekent niet dat we de problemen díé er zijn, ermee kunnen relativeren. Nooit draaien we het eens om: zelfs in dit land zijn de fundamenten van onze samenleving volledig uitgehold en de problemen aanzienlijk.

Wij stonden erbij. En keken ernaar.

Het gevoel dat de armoede je op de hielen zit, gaat nooit helemaal weg

Ik was acht jaar oud toen Paars I aantrad. Ik ben nu een volwassen man van zevenendertig, een elder millennial, een gegoede dertiger met een koophuis, maar was toen een kind uit een arm arbeidersgezin op een flat, driehoog achter.

Wie de armoede is ontvlucht, gaat dat vaak zien als een individuele prestatie. Zo iemand bestempelt zichzelf als de norm; niet als uitzondering op de regel. Hij komt – vaak onbewust – vast te zitten in de moderne val van het aspirational denken, dat we kennen uit Amerika. Het manifesteren van ‘als je maar hard genoeg je best doet’, van ‘welk voorrecht? Iedereen heeft hier dezelfde kansen’ en vooral ‘kijk niet achterom’.

Wie de armoede is ontvlucht, gaat dat vaak zien als een individuele prestatie

Die laatste is het pijnlijkst: onder die schreeuwerige lofzang gaat de Het gevoel dat de armoede je op de hielen zit, gaat nooit helemaal weg. In die zin is al die zelffelicitatie (‘You can do it, ’cause I did it too!’) vooral een bezwering waarmee we proberen om het noodlot op afstand te houden.

Tenminste, dat was het voor mij. Een jaar of tien geleden schudde ik een tijdje mijn eigen ideologische veren af. Ik was in de jaren na 9/11, waarin twee politieke moorden werden gepleegd, op Fortuyn en Van Gogh, na een ontspoord integratiedebat en een onrechtmatige Irakoorlog, in de ban geraakt van de belofte van Barack Obama, die toen net was herkozen. Yes, we can! Manifesteren avant la lettre.

Zijn presidentschap was gestoeld op een andere zin, die hij ‘There are no red states or blue states, just the United States.’ De boodschap: geen links, geen rechts (en nee, ook geen recht door zee: Rita Verdonk was alweer geen ideologie. Politieke impasses zouden slechts voortkomen uit het simpele feit dat andersdenkenden zo dogmatisch en vijandelijk met elkaar omgaan. Verbinding was het toverwoord. Wat we nodig hadden, was een brug.

Die boodschap sloot goed aan bij mijn eigen maakbaarheidsgeloof. En nog eens extra goed omdat ik nostalgische gevoelens koesterde voor de paarse jaren, waarin ideologische verschillen tussen links en rechts er inderdaad niet toe leken te doen en iedereen, socialist of liberaal, door VVD-staatssecretaris Erica Terpstra ‘een kanjer!’ werd genoemd.

Ik stemde een enkele keer zelfs D66, noemde mezelf pragmatisch en sociaalliberaal. Want waarom zou je moeten kiezen? Ik voelde me ook prima thuis bij De Correspondent, de redelijke stem, voorbij ‘de waan van de dag’. En ik klapte luid voor de fictieve Deense premier Birgitte Nyborg, uit de populaire dramaserie Borgen, die als leider van de Middenpartij al even weinig ophad met ideologische veren.

We hebben ons in slaap laten sussen

Maar naarmate de kloof tussen arm en rijk zich verdiepte, wonen onbetaalbaar werd, de vermogensongelijkheid toenam, het racisme zich zelfs tot diep in de Belastingdienst springlevend toonde, en de ontmenselijking van de ander steeds schaamtelozer werd uitgedragen, brokkelde dat geruststellende ideaalbeeld vrij snel af. Toen ik zag hoe iedere actie vanuit de groeiende antiracismebeweging kon rekenen op diepe haat, bleek kleurenblind Nederland een illusie.

Het mantra ‘gelijke kansen voor iedereen’ bleek in het onderwijs al evenmin een gegeven. Segregatie, stagnerende sociale mobiliteit, structurele onderadvisering van kinderen met een migratieachtergrond, de schulden door het leenstelsel: al vroeg in een mensenleven zijn de gevolgen van ongelijkheid voelbaar.

De ene na de andere realisatie daalde in. Niet een teveel aan ideologische strijd had tot politieke uitholling geleid, nee, het was precies andersom: juist het gebrek aan een ideeënstrijd in die paarse jaren, het afschudden van ideologische veren, en het gladstrijken van wezenlijke verschillen in opvatting en overtuiging hadden ons in slaap gesust. Velen van ons waren tevreden en zelfgenoegzaam geworden, en namen de zekerheden en rechten die na de oorlog met veel inspanning waren verworven voor lief.

Dat was net zo goed mijn schuld. Natuurlijk: jonge mensen zijn zoekende, ook politiek gezien. Misschien was ik gewoon naïef. En toch: ik hield me vast aan valse nostalgie. Ik bevroeg het optimisme niet. Het was die luiheid waarmee gerechtvaardigde verontwaardiging – ook door mij – werd afgedaan als ‘zinloos geschreeuw aan de zijlijn’. De meesten van ons, met wie het nu eenmaal hartstikke goed ging, hebben niet opgelet en meegedanst op de vulkaan.

Wat vonden we onszelf redelijk, wat vonden we onszelf geweldig. En nu rapen we de scherven op, met een barre winter voor de deur.

Van ontkenning naar erkenning: de waarheid laat zich niet verstoppen

Vandaag lijkt het wel alsof Joop den Uyl altijd iedereens grote held is geweest. Zijn naam gonst door het land. ‘Geluid van Den Uyl is terug in Den Haag’, twitterde oud-hoofdredacteur van De Telegraaf Sjuul Paradijs onlangs, Het was bedoeld als belediging richting PvdA-leider Attje Kuiken, maar werd als groot compliment opgevat.

Paradijs heeft gelijk: de tijdgeest kantelt. Zelfs de meest verbeten VVD’ers hebben het nu plechtig over het bestrijden van armoede en ongelijkheid. De laatste verkiezingsslogan van Mark Ruttes VVD was dus het zou best kunnen dat hij in 2025 rode rozen staat uit te delen op de Dappermarkt. Als iemand zich als een ware kameleon kan aanpassen aan ieder nieuw getij, is het onze premier wel.

Zelfs de meest verbeten VVD’ers hebben het nu plechtig over het bestrijden van armoede en ongelijkheid

Mijn wereldbeeld kantelde vrij snel na Obama’s belofte van pragmatisme zonder ideologie en de verheerlijking van de eigen ontworsteling aan armoede. Je zou het kunnen vergelijken met de ontwikkeling die ik de laatste jaren doormaakte met betrekking tot racisme: Je kunt wezenlijke zaken nog zo lang onder het tapijt proberen te vegen, uiteindelijk laat de waarheid zich niet verstoppen.

Het is niet altijd ‘enerzijds dit, maar anderzijds dat’. Je kunt dingen kapotnuanceren: nuance wordt in feite onverschilligheid, verpakt als redelijkheid. Soms moet je kleur bekennen: ik ben links. Onbevreesd en ondubbelzinnig. Ik spreek me uit.

De afstand tot ‘degenen in het donker’ is een voorrecht

Toen onlangs na tien jaar afwezigheid de dramaserie Borgen terugkeerde op Netflix, vond ik Birgitte Nyborg opeens veel te behoudend. Ik identificeerde me meer met haar activistische zoon. Dat pragmatisme van Nyborg, dat denken ‘voorbij de waan van de dag’, die grondhouding, waarbij je op veilige afstand naar de dingen kijkt: het verraadt een zeker voorrecht. Het is de afstand tot ‘degenen in het donker’, over wie Den Uyl sprak.

Vooral met die progressieve redelijke mensen, met wie ik vaak een golflengte deelde, bots ik nu harder dan ooit. Ik kom ze overal tegen. Dat is nu eenmaal de bubbel waarin je verzeild raakt als je de sociale ladder beklimt. Een bubbel van optimistische, hoogopgeleide mensen uit de (hogere) middenklasse. Vaak mensen die ook heus wel vinden dat het een stuk socialer mag, maar zelf zijn het mensen voor wie armoede abstract blijft.

Ik hoef maar naar de worstelingen van mijn ouders te kijken om te weten dat de realiteit minder rooskleurig is dan gemiddelden doen vermoeden

‘Het gaat over het algemeen toch goed?’ zeggen ze. En dat is zo. Met mij gaat het hartstikke goed. Maar anders dan de meeste mensen uit mijn bubbel, kan ik de ik kan ze op elk moment levendig oproepen. En ik hoef maar naar de worstelingen van mijn ouders te kijken, met uitgeklede ouderenzorg en stijgende levenskosten, om te weten dat de realiteit minder rooskleurig is dan gemiddelden doen vermoeden.

Daarom voelen politiek en de ideologische strijd voor mij zo persoonlijk. Niet op een sentimentele manier, maar omdat ze verbonden zijn met wie ik ben en waar ik vandaan kom. Ik kan overvallen worden door een diep gevoel van vervreemding en eenzaamheid als ik in mijn eigen bubbel word weggezet als schreeuwer aan de zijlijn.

Plaats het politieke niet buiten jezelf

Die speech van Den Uyl uit 1986 zie ik steeds vaker opduiken op sociale media. ‘Hij heeft het ons allemaal al voorspeld’, lees ik op Twitter. Maar de werkelijkheid is eenvoudiger: hij was geen profeet. Hij was simpelweg blijven verwoorden en uitdragen wat hij altijd al geloofde. Juist de wereld om hem heen was veranderd.

Ik weet nu zeker: ideologie doet ertoe. Politieke keuzes hebben impact op mensenlevens. Je moet ergens voor durven staan en je uitspreken, luid en duidelijk.

Niet uit destructiedrift, maar omdat je gelooft in een alternatief. Gebruik je vuur en woede, zet ze in als brandstof om de boel in beweging te krijgen. Doe iets, maak iets, schrijf iets, in welke vorm dan ook – het is geen schreeuwen vanaf de zijlijn. Plaats het politieke niet buiten jezelf, alsof het een taak is van een select gezelschap daar op het Binnenhof. Zie het als iets wat overal om ons heen is en ons allemaal aangaat. Het is onze verantwoordelijkheid.

Den Uyl had gelijk toen hij zei dat de tweedeling ons zou breken. Alleen als wij de handschoen oppakken, kan wat gebroken is weer heel worden.

Meer lezen (of luisteren)?

Pronk: onze podcast over oude idealen – en waar linkse politiek in vredesnaam gebleven is Op zoek naar een nieuw progressief verhaal belanden we in de privébibliotheek van oud-politicus Jan Pronk (81). Samen met de man die ooit het geweten van links werd genoemd, hopen we de grote problemen van deze tijd aan te kunnen. Beluister de podcast van Anoek Nuyens en Jacco Prantl Waarom ik me een sociaaldemocraat voel, maar nooit PvdA heb gestemd Dit verhaal gaat over het failliet van de sociaaldemocratie. Over waarom ik me een sociaaldemocraat voel, maar nooit PvdA heb gestemd. In 2017 gaf ik de Den Uyl-lezing, vandaag kunnen jullie die hier lezen en beluisteren. Lees het essay van Jesse Frederik