Goede Gesprekken
Taalcafé. Lex Bohlmeijer in gesprek met Els Streefkerk
SoundCloud
Interview

Els Streefkerk (Rotterdam, 1971) is van huis uit muziekdocent; ze geeft pianoles. Haar is een kleinschalig en persoonlijk initiatief, gericht op hoogopgeleide nieuwkomers. Zeg: statushouders of mensen met een vluchtelingenachtergrond. Elke vrijdagochtend ontmoeten ze elkaar, een stuk of tien mensen, twee uur lang, via Zoom.

Ik maak zo’n sessie mee en ervaar hoe het eraan toegaat. Er is ruimte voor vrolijkheid, humor, gedeelde ervaringen. Maar streng is de juf ook: ze hamert op de juiste klemtoon, corrigeert voortdurend uitdrukkingen. Al doende dus, tijdens het gesprek, spelenderwijs.

Op 2 december vond de 111de editie plaats. Streefkerk heeft het idee dat dit initiatief wijder verspreid kan worden. Zijn er niet meer mensen die zoiets willen doen?

Wat mij intrigeert is dat de taalles van Streefkerk geheel op vrijwillige basis gebeurt en voorziet in een maatschappelijke behoefte. Overal zijn personeelstekorten. Nieuwkomers willen dolgraag aan het werk, maar de taal staat ze daarbij vaak in de weg. En bovendien: de

‘Het feit dat er geen stichting of school achter zit, maar dat het een persoonlijk initiatief is, is deel van het succes. Alles kan je aan mij vragen, en ik aan hen. “Hoe zit dat dan, ben jij echt uitgehuwelijkt?” Daar wil ik alles van weten. En zij willen weten hoe ik vroeger met mijn vriendje zomaar naar Spanje ging met een oude Lada. Hoe dat kon, wat mijn ouders daarvan vonden. Dat gebeurt niet op een school.’

Zit het dicht aan tegen het ontwikkelen van vriendschap?

‘Letizia, een Italiaanse vriendin van mij, leert ons wat vriendschap is en hoe dat in Nederland werkt. Zij heeft uitgevonden dat je vrij snel een kennis bent. Wij zijn nu eigenlijk al kennissen. Maar als je ongeveer 40 uur met elkaar hebt doorgebracht – en niet alleen de blije momenten, maar dat je alles van elkaar gezien hebt, omdat je samen op pad bent geweest of een etentje gehad hebt, of een feest, een wandeling of een ellendig moment – dan wordt het een vriendschap.’

‘Nou, tel maar uit. Het is twee uur op vrijdag; ik heb de 111de editie van Vertel es gehad, dan heb ik dus al 220 uur met mensen gesproken en zij met mij. Ik wil niet beweren dat het allemaal mijn beste vrienden zijn, maar er zitten zeker vriendschappen bij van mensen die ooit meededen en die ik nog steeds zie. Ik krijg altijd nog appjes van mensen: “Ik heb een opleiding afgerond.” Of: “Ik heb nu een geweldige baan.” We blijven in contact, want er is echt iets gebeurd.’

Jij geeft pianoles, bent muziekdocent. Heeft je muzikaliteit invloed op de manier waarop je taalles geeft?

‘Ik doe het op het ogenblik allebei en ik vind dat die lessen steeds meer op elkaar gaan lijken. Zoals taal en muziek veel gemeen hebben. Het gaat bij allebei om het verhaal dat je te vertellen hebt. Je bent altijd bang dat je foutjes maakt, maar het gaat om je verhaal, om de muziek die je vertelt. En dat is bij Nederlandse spreekvaardigheid ook het geval. Bij Vertel es gaat het er ook om dat je vertelt wat je op het hart hebt. Aan de hand daarvan ga je meer van de taal houden, en meer durven. Op die manier verbetert je taal.’

Ik was aanwezig bij een les. Je denkt muzikaal, je aanwijzingen zijn muzikaal.

‘Het is auditief. Je spreektaal is sowieso anders dan de Nederlandse geschreven taal. Het Nederlands zit vol met uitdrukkingen. Onze taal is moeilijk uit te spreken voor mensen uit andere culturen. Dus de nadrukken goed leggen, de accentjes, is belangrijk, en dat is in muziek ook zo.’

Fraseren dus. Daar letten we nooit op.

‘En het gaat er juist wel om. Afgelopen vrijdag zei iemand toen ze terugkwam van de pauze: “Ik heb in deze periode de was opgehangen.” En dat klinkt mooi, maar het woord periode klinkt als “era”, iets wat eindeloos duurt. Dus dan vertaal ik dat naar spreektaal: “Ik heb net effe de was opgehangen.” Dat klinkt goed en schrijven we dan ook op. Dan zegt niemand: “Wat spreek jij slecht Nederlands.”’

‘Want dat gebeurt vaak, als mensen nieuw zijn en de taal eigenlijk al ongelooflijk goed beheersen, en een vocabulaire hebben waar veel Nederlanders niet aan kunnen tippen bij wijze van spreken, dan zeggen Nederlanders toch vaak: jij spreekt niet zo goed Nederlands, omdat dat accent erin zit, of het tempo niet helemaal goed is. Of de nadruk op de woorden, of binnen een zin. Als iemand geen zin heeft, zegt-ie: ik heb tegenzín. Dat versta je niet goed en komt niet goed aan. Je moet zeggen: ik heb tégenzin. Dus ja, de relatie met muziek is sterk.’

Je bent genereus. Je maakt duidelijk dat ze voortreffelijk Nederlands spreken.

‘Toen jij meekeek werd er in de les door iemand gezegd dat hij gebrekkig Nederlands spreekt. Het feit dat je het zo uitdrukt is al prachtig. Maar niemand in die groep spreekt gebrekkig. Tenminste, ik versta daar iets anders onder. Ze spreken allemaal op hun eigen niveau behoorlijk goed. Gebrekkig vind ik iets voor de eerste maanden. Deze groep kan over het algemeen goed studeren, ze weten hoe ze een taal moeten aanpakken.’

‘In Nederland heet het al snel NT2, Nederlands als tweede taal, die je leert op een NT2-school. Maar voor de meeste mensen is het niet de tweede taal, het is al de derde of de vierde, of gekker nog, de vijfde. Kan ook. Ze weten hoe ze het aan moeten pakken. Ze willen het juist hebben van de flexibele spreekvaardigheid, die is belangrijk. En die kan je niet zo goed oefenen op de taalschool. Er ligt grote druk op het Ze moeten artikelen schrijven, ze moeten reageren op een stuk, best lastige dingen. Maar in de les wordt relatief weinig gesproken, en dat betekent dat Vertel es een klein gat in de markt is. Ze willen dat graag oefenen.’

Wat jij met ze oefent is vooral ook zelfvertrouwen.

‘Dat is ook zo. Zelfvertrouwen is enorm belangrijk. Fouten maken ook. Net als bij muziek maken: je moet sommige dingen wel tweehonderd keer fout doen. Maar als je het langzaam oefent, lukt het altijd.’

Het belangrijkste facet van een leerproces: fouten mogen maken. Gun het jezelf en de anderen?

‘Als je geen fouten maakt, leer je niks. Ik heb allerlei middelen om dat hilarischer te maken. Als iemand iets heel goeds zegt, zoals “wat spreek ik toch gebrekkig Nederlands”, druk ik op de bel [pling], juist om aan te geven: dit is een mooie zin. En bij fouten heb ik een verschrikkelijke buzzer, met drie batterijen onderin, uit een spelletjesdoos. Als je daarop drukt, zak je door de grond [brrrrhhh]. Die gebruik ik ook graag, voor de grap. Als iemand drie keer zegt, “ik krijg een cóntract”, is het leuk om even op die knop te drukken. Je moet de humor zien van taal, en de overeenkomsten en verschillen met je eigen taal. Lachen om je eigen fouten, dán leer je het.’

Je houdt vol, hebt al 111 afleveringen achter de rug!

‘Ik ben er trots op. Het ging ongemerkt. Ik ben ermee begonnen toen de coronatijd begon en iedereen verplicht binnen zat. We wisten nog niet hoe het verder moest. Ik had zelf niet zoveel te doen, zat ook binnen. En ik realiseerde me dat de doelgroep waar ik al mee aan het werk was op allerlei andere manieren, net als iedereen ook alleen zat. Omdat ze nieuw zijn in het land hebben ze weinig contacten. Het is Hoe doe je dat, in Nederland? Het is echt best lastig.’

In Nederland lastiger dan in andere landen?

‘Ja, ik denk dat het in Nederland, nou, laten we zeggen in het noorden van Europa, lastiger is dan in Italië. Of in Spanje. Omdat Nederlanders op een bepaalde manier gastvrij zijn – vinden ze zelf ook – en lief. Ze zullen altijd zeggen: “Nou, als je me nodig hebt mag je me altijd bellen, hoor!” Maar als je om 18.00 uur aanbelt – dat verhaal heb ik zo vaak gehoord, dat verzin ik echt niet – dan zeggen mensen: “Nee, het komt nu niet zo goed uit, Dat zeggen ze echt in de meeste andere culturen op de wereld niet. Ik denk dat wij daar vrij uniek in zijn.’

Zij zeggen: kom binnen, eet mee.

‘“Oh, wat leuk dat je nu langskomt.” Ook al vind je het niet leuk. Dat is de andere kant van veel culturen. Ze zeggen welkom, maar vinden het achter je rug niet altijd even leuk. Maar je wordt altijd binnengevraagd. En het is ook dat de buurvrouw zegt: “Hoi!” En dan op de fiets wegrijdt. Dat is het dan. Niet bij elkaar komen voor de gezelligheid. Ik ken ook verhalen van mensen die nieuw zijn en iets lekkers maken, een gerecht uit hun land, bij de buren aankloppen – zoals het hoort, zou je zeggen – en dat mensen dan zeggen: “Wat is dat?” Zoiets vinden ze al moeilijk. Dat is iets wat wij terug kunnen gaan leren van de nieuwkomers. Misschien was het in Nederland ooit anders, dat hoor ik vaak.’

Het schokkende is dat wij elkaar alleen nog maar treffen als we een afspraak hebben gemaakt. Het moet in de agenda staan. Toen ik studeerde, klopte je nog gewoon bij vrienden aan, wanneer dan ook.

‘Ik ook. Ik heb het extra geleerd toen ik in Bolivia woonde. Daar heb ik zeven jaar gewoond met mijn toenmalige vriendje, mijn huidige man. Wij hebben geleerd om daar soepeler mee om te gaan. En gewoon bij mensen langs te gaan. Mensen over de vloer te hebben. Een agenda hadden wij echt niet meer. Ja, de eerste maanden. Als ik daarop terugkeek voelde ik me net een soort hazewindhond. Wat liep ik daar nou achterlijk met een agenda, als enige, en ik had het niet door!’

Hoe heilzaam, zo’n verblijf in het buitenland!

‘Het heeft mij erg beïnvloed. En interesse gewekt in mensen die ergens anders vandaan komen en het anders doen.’

Terug naar het begin van corona. Iedereen zat thuis…

‘En langsgaan doe je niet. Ik dacht: het is belangrijk dat ze die taal kunnen blijven oefenen, en niet op een computer maar met een echt mens. Het is een vorm van contact, ook al zitten we voor een scherm. Zo ben ik begonnen. Ik moest het oefenen, net als iedereen, hoe werkt dat met Zoom en Een Vlaamse vriendin en collega van mij deed een keer mee en zei: “Els, je moet wel een pauze inlassen”. Twee uur is lang. Stel je voor dat je twee uur Turks moet spreken terwijl je nog Dat is dodelijk vermoeiend. Ik moest het echt leren.’

‘Wat ik snel ben gaan doen, is onderwerpen kiezen die gevoeliger zijn dan de onderwerpen die in een taalmethode in hoofdstuk 3 staan – ik noem maar wat. Het gaat vaak over de markt, de supermarkt, transport, familie. Dat zijn onderwerpen waar je mee moet beginnen. Die heb je ook nodig, dus ik wil zeker niet het NT2-onderwijs afkraken, want mensen leren daar veel. Maar er mist wel iets.’

‘Je kunt het ook hebben over vriendschap, bijvoorbeeld. Wat is dat? Is dat in alle culturen hetzelfde? Is het lastig om in Nederland vriendschappen te maken? Ik vraag er soms een expert bij. Een Italiaanse vriendin, Letizia, heb ik al een paar keer mogen vragen; zij woont hier al 25 jaar. Ze heeft ons van alles uitgelegd over hoe Nederlanders omgaan met vriendschap, en hoe zij daarmee om is gegaan toen ze hier nieuw was. Mensen hangen aan haar lippen op zo’n moment.’

Wat is typisch voor ons in vriendschap?

‘Zij had informatie gevonden dat de Nederlander En dat blijft jarenlang zo. Dat klinkt niet rooskleurig voor de nieuwkomer. Want hoe kom je aan die twee mensen? De agenda is ook lastig. Zij had allerlei tips. Als je iemand tegenkomt met wie het niet meteen klikt: stop ermee! Ga daar niet in investeren. En zorg dat je goed bent in small talk, dat je de goeie vragen stelt, dat het persoonlijk is wat je vraagt. Waardoor je sneller bij de kern van iemand komt.’

Dat dus juist wel? Je moet contacten onmiddellijk persoonlijk maken?

‘Ja. Dat doen we bij Vertel es ook. Het gaat om de persoonlijke verhalen waardoor je zin hebt om te vertellen, over de streep getrokken wordt om dat te doen.’

Het gaat verder dan taalles, begrijp ik. Het is inwijding in de cultuur. En je mag jezelf zijn, het gaat over wie je bent. Is dat het geheim van jouw serie?

‘Het gaat om drie dingen, denk ik. Fouten mogen maken, lol hebben, genieten van de taal waardoor je goed kan leren en het makkelijker opneemt en onthoudt. Het is dat zelfvertrouwen. Het gaat ook om echt contact hebben, dankzij het delen van persoonlijke verhalen. Die kunnen ontzettend geestig zijn, en ook af en toe verdrietig of choquerend.’

‘En het gaat ook om een beginnetje maken van een netwerk als je nog niemand kent. Dat weet ik zelf – toen ik net begon in ik kende niemand en wist niet waar ik moest beginnen. Op een gegeven moment was daar een die werkte met jonge violisten, hij gaf fanatiek les. Ik dacht: die man moet ik hebben. Was weliswaar een Nederlander, maar ik had die man nodig om ergens een voet tussen de deur te krijgen. Ik realiseerde me op dat moment: je hebt dat soort eerste contacten nodig.’

‘En dat is leuk aan Vertel es: dat ik af en toe iemand uit kan nodigen die vertelt over een bepaald onderwerp, waardoor ze na afloop zo iemand iets beter kennen. Ik stimuleer ze na afloop om te linken op LinkedIn, en hun eigen netwerk wat groter te maken. Zo lees je over elkaar en blijf je betrokken. En de Nederlanders die te gast zijn geweest vinden het ook leuk, want zij hebben niet veel Jemenieten of Iraniërs of Irakezen in hun netwerk meestal. Het mes snijdt aan twee kanten.’

En jij hebt alle talen van de wereld in je klas?

‘Veel Arabieren, maar ook een Cubaanse en een Thaise, en er zijn veel Turken die nu meedoen. En ik heb ook altijd een Nederlandse erbij: mijn lieve Annelies, die net zo trouw is als ik, zij heeft al tachtig keer meegedaan. Dat is fijn, om er een extra native speaker bij te hebben. Zij kan af en toe corrigeren of iets overnemen. Er gebeurt soms veel tegelijk. En zij heeft de gave om de persoonlijke touch toe te voegen, waardoor anderen over de streep getrokken worden om te vertellen.’

Wat geeft het jou?

‘Ik krijg er ontzettend veel van. Ik heb er altijd zin in op vrijdag. En altijd als het afgelopen is denk ik: zo, dat was weer bijzonder. Mooie verhalen. Het zijn mensen die veel meer op jezelf lijken dan je misschien ooit dacht. Wat ook voor hen geldt. Vaak begint het met: “Ja, maar wij Arabieren; ja, maar jullie Nederlanders…” Aan het einde van de twee uur speelt dat niet meer en lachen we om elkaars dingen.’

‘Het komt vaak tot uiting in de uitdrukking. Wij zeggen dat het gras groener is bij de buren. Een Afghaan zegt dat de buurvrouw mooier zingt. Dat soort praktische dingen leer je van elkaar, over landen en culturen leer je, over vlaggen, et cetera. Dat is leuk. En wat mij enorm inspireert, en dat gaat vanzelf: de mensen die mij vinden zijn, bijna zonder uitzondering, allemaal doorzettende, krachtige mensen die bij nul begonnen zijn en

‘Er speelt veel. Het gaat meestal niet heel goed. Het is een groep die veel aan hun hoofd heeft. Het is verdriet, eenzaamheid, frustratie van de taal, hoe Nederland en Nederlanders met ze omgaan, het onbegrip. Het zijn angsten, gevoelens van gemis, veel grote thema’s.’

Jij moet dat onder ogen durven en willen zien. Jij moet die bereidheid hebben.

‘Ja, maar vaak zijn die bijeenkomsten van Vertel es ook luchtig en licht. En soms niet. Je kunt altijd grote verhalen vertellen als je wilt, als je daaraan toe bent, en ook kleine verhalen. Niks moet, alles is goed. Maar omdat er zo veel gedeeld wordt, krijgen mensen onderling wat met elkaar. Dat is een verschil met de taalschool. Dan zitten ze ook bij elkaar, en hebben ze ook allemaal dezelfde shit. Maar daar hebben ze niet zo veel met elkaar. Ze willen niet altijd tussen de vluchtelingen zitten. Maar omdat de sfeer bij Vertel es zo anders is en open, en zo grappig vaak, hebben mensen meer de behoefte om elkaar dingen te vertellen en elkaar te kennen.’

‘Van het een komt het ander. Je krijgt de behoefte om elkaar in het echt te zien. Dat gebeurt ook. Ze komen overal vandaan. Soms pakken ze de trein om mee te wandelen op een zondagmiddag, superleuk. De grap is: als je iemand voor het eerst ziet kan je denken: o, die is veel langer dan ik dacht, het is echt een grote vent, dat wist ik niet. Dat zie je online niet. Maar eerlijk gezegd is dat het enige wat choqueert, en verder ken je elkaar best wel goed al. Mensen zeggen wel eens: “Ik hou meer van live”, maar in de Vertel es maakt het niet uit, vind ik.’

Doe je aan acquisitie?

‘Op een manier: ik gebruik het platform van de Alle nieuwkomers kennen die app. Die gebruik ik om eens in de drie, vier maanden een evenementje te posten. Dan zien mensen dat Vertel es is op vrijdag van 11.00 tot 13.00 uur. Je kunt aangeven hoeveel deelnemers je wilt. Dat gaat vanzelf en kost weinig tijd. Daar komen altijd fijne mensen op af. Ook verschillende niveaus, maar dat maakt niet uit. Soms moeten mensen nog over de drempel: die moeten nog zinnetjes maken, je hoort ze nadenken tijdens het praten. Anderen zijn een stap verder, maar dat maakt niet zo veel uit. Ik houd B1- en B2-niveau lekker bij elkaar. Gaat prima.’

Je hebt dit tot een persoonlijk succes gemaakt. Dat heeft te maken, denk ik, met twee talenten. Je geeft pianoles, en je hebt in Bolivia zelf Spaans geleerd. Je weet wat het is om vervreemd te zijn.

‘Dat is zeker zo, terwijl dat lastig is om in te brengen omdat mijn situatie zo veel makkelijker was. Ik was samen met mijn vriendje, voor een jaar of twee; ik wist niet dat ik daar zeven jaar zou blijven, en ik wist dat ik altijd terug kon. Spaans leren is appeltje-eitje voor een Nederlander die op school al Frans, Engels, Duits heeft gehad. Na een maand of drie stond ik daar al voor de klas, gaf ik muziek op een middelbare school. De eerste week had ik nog een woordenboek bij me, maar daar had ik natuurlijk helemaal geen tijd voor. Nee, dat was veel eenvoudiger voor mij. Maar toch, de ervaring heeft me gevormd.’

Het is een stokpaardje van mij. Er zijn zo veel mensen die ik geïnterviewd heb die een passage in het buitenland hebben gehad. Dat draagt bij aan je vorming.

‘Ik denk ook dat het belangrijk is. Ik zeg het soms: als het gaat om contact maken met Nederlanders, zoek mensen die zelf ook een poos in het buitenland hebben gewoond. Of veel gereisd hebben, daar heb je sneller een klik mee. Want je kunt je makkelijker in elkaar verplaatsen.’

‘En ik hoop dat meer mensen geïnspireerd zouden kunnen worden door dit idee. Omdat het voor henzelf zo leuk zou kunnen zijn om dit ook te doen. De behoefte is enorm, dat weet ik zeker. Er zijn duizenden mensen in Nederland die dit zo graag zouden willen doen met elkaar. Leservaring is op zich niet nodig. Het is wel handig, maar een filosoof kan het ook doen. Of een journalist die het leuk vindt om verhalen los te peuteren. Mensen die veel gereisd hebben en van taal houden. Iedereen die

‘Ik hoop met deze podcast te bereiken dat we een groep kunnen maken van Vertel es’en. Na tweeënhalf jaar is het voor mij makkelijk om te weten hoe je aan je mensen komt, welke thema’s er altijd in hakken, hoe je dat online kan doen, hoe je je les opbouwt. Want ik bereid het voor als een echte les, met een binnenkomertje, en een moment dat je in breakout rooms uit elkaar gaat. Dan kan je even samen overleggen, dat is iets makkelijker praten. Als je samenkomt nemen we het door; dat is didactisch slim en leuk. Ik gebruik leuke quotes, of een liedje, of poëzie. Ik ben veel meer van poëzie gaan houden.’

Daar ben ik blij om. In poëzie zit muzikaliteit.

‘Ja, en gevoel. Ik kwam erachter dat in het Midden-Oosten poëzie sowieso een veel grotere rol speelt. En ook bij mannen. Hier is het eerder kinderachtig, en meer iets voor vrouwen.’

Ík ben dol op poëzie, hè.

‘O, dat is leuk om te weten. Ik moest het leren. Nu zoek ik altijd even iets ergens bij, daar leer ik zelf van.’

Je wilt het uitrollen. Je hebt een methode die mensen van je kunnen leren? Moeten ze je bellen? Hoe werkt dit? Meedoen, een keertje?

‘Ja, ik denk een combinatie. Het is goed als ze een keer meedoen. En ik kan makkelijk online een training geven om de principes uit te leggen. Ik maak gebruik van een methode die een paar jaar geleden is ontwikkeld in een Europees project. was daar de leidende figuur in. Dat project is afgerond in de vorm van een toolkit die voor iedereen beschikbaar is:

‘Die methode is gebaseerd op plezier in leren, durven, zelfvertrouwen en op alle communicatieve vaardigheden die je in kunt zetten om het beter te maken. Lichaamstaal, bijvoorbeeld. Digitale techniekjes. De methode is ontwikkeld voor mensen die kortgeschoold zijn – zo zeg ik dat tegenwoordig. Een maand geleden gaf ik een training in Alternative Ways aan een groep van twintig Belgen. Van hen heb ik geleerd dat je niet moet zeggen “laagopgeleid en hoogopgeleid” of “laaggeletterd”, maar Dat klinkt veel beter – heb je de kans gehad om te leren in je leven of niet? De methode is ontwikkeld voor mensen die lesgeven aan kortgeschoolden, maar het werkt ook fantastisch in Vertel es.’

Praktisch gesproken: jij gaat online uitleggen hoe het werkt?

‘Ik zou dat wel online doen, dan zie je meteen hoe het werkt. Dan kunnen ook mensen In twee uur ben ik al een heel eind, denk ik. Vervolgens is het een kwestie van met elkaar in contact blijven en af en toe eens een opfrismomentje doen. Het leuke lijkt mij: stel dat er in Friesland zo’n Vertel es-groep is, dan kun je makkelijker die wandeling eraan vastplakken. Of een barbecue in de zomer. Omdat mensen bij elkaar wonen. Dat is mijn gebrek. Er doen mensen uit Lunteren mee, en uit Den Haag. Dat is moeilijk bij elkaar te brengen, terwijl die behoefte vanzelf ontstaat.’

‘Mensen hoeven het niet zo te doen als ik. Daarom is het leuker dan veel vrijwilligerswerk: je kan het helemaal naar je hand zetten. Het hoeft niet op vrijdag van 11:00 tot 13:00. Misschien is anderhalf [uur] genoeg, prima. Of eens in de twee weken. Ongetwijfeld hebben mensen weer hele andere ideeën om Vertel es mee te vullen dan ik. Dat lijkt me juist leuk!’

Je zegt: het is leuker dan vrijwilligerswerk. Maar het ís vrijwilligerswerk. Er zijn ook professionals bezig met taalles. Hoe verhoud jij je daartoe?

‘Een wezenlijk verschil is dat mijn initiatief niet uitgaat van een instantie, of van de gemeente, of een taalschool waar examens aan gekoppeld zijn. Ik ben het gewoon. Het is een persoon die het doet; die verbindt de anderen. Dat is een wezenlijk verschil. Ik werk met vrijwilligers in ander werk dat ik doe, maar ik vind het woord echt vervelend.’

Wat voor werk doe je?

‘Ik werk bijvoorbeeld voor de Dat is een stichting voor mensen uit Oost-Afrika. Maar ook Syriërs zijn welkom. In de praktijk zijn het vooral Eritrese mensen. Ik heb een subprojectje: Dat staat voor Dat zijn vooral vrouwen die een opleiding doen in de zorg. Die doen eerst mbo 1, mbo 2; ze komen terecht in verpleeghuizen, via stages. We zijn ze gaan ondersteunen op een manier die niet wordt opgelegd door de gemeente, maar door te kijken: wat hebben jullie nodig? Het draaide erop uit dat zij ondersteuning willen bij hun huiswerk. Daar heb ik vrijwilligers voor gevonden. Maar ik vind het woord lastig.’

Waarom? Het is toch prachtig…?

‘Ik ben zelf geen vrijwilliger bij Vertel es. Ik zie het als werk: werk van Streefkerk.’

Ja, onbetaald.

‘Ja, onbetaald, twee uur per week. Het kost me iets meer, ik bereid het degelijk voor en ik maak het af.’

Dat betekent dat geld niet een motivatie is voor jou. Daar moet iets anders achter zitten, een bepaalde manier van denken.

‘Veel vrijwilligerswerk is heel goed. De vrijwilligers bij Ykeallo doen het fantastisch – al is het maar dat ze er elke week zijn. Ik kan op ze bouwen, ze geven rust, ze geven mensen een zetje.’

‘Ik heb zelf ook veel vrijwilligerswerk gedaan, moet ik er misschien bij zeggen. Het blijft lastig uitleggen. Je werkt voor je geld, zo zien we dat in Nederland. Wij zijn het land met de meeste vrijwilligers, dat is prima. Maar het echte sociale contact is niet iets wat je moet zien als werk. Het hoort bij het leven.’

‘Dat heeft ook te maken met eenzaamheid van ouderen die alleen ergens op tweehoog zitten te Als wij dat allemaal ietsje meer zouden doen, dan was het niet zo’n enorme opgave. Nu moet er altijd weer een instantie op af. Dat bedoel ik eigenlijk. Daar is Vertel es misschien wel een goed voorbeeld van.’

Gewoon’ sociaal gedrag?

‘Iedereen heeft het over verbinding en inclusie en diversiteit en eenzaamheid. Maar het zit ’m volgens mij hierin: dat je om je heen kijkt en verder kijkt dan de Nederlandse taal. Als iemand zegt, “ik heb mijn rijbewijs gehaald”, kan je zeggen: “Wat goed van jou, gefeliciteerd, wat knap!” Maar je kunt ook vragen – daar moest ik zelf ook achter komen: “Je hoeveelste rijbewijs is het?” Dan blijkt het het derde te zijn. Ze hebben het in Syrië gehaald, in Turkije gekocht en nu hier bij het CBR. Je moet verder kijken, iets meer om je heen.’

Je voegt iets toe aan die al te simplistische tegenstelling tussen werk en vrijwilligerswerk. Dit is een derde categorie; het zou weleens het cement van een samenleving kunnen zijn.

‘Daar ga ik op kauwen. Ik ga er nog een goed woord voor verzinnen. Het hoort niet bij werk; het hoort bij het leven.’

Ik zie het voor me.

‘Ik zie weinig beren op de weg.’

Dat is je aard?

‘Nee, er zijn dingen lastiger te organiseren dan dit. Ik zie het echt voor me.’

Overal zijn personeelstekorten. Zijn de nieuwkomers niet een groot arbeidspotentieel, als daar het taalvermogen niet bij in de weg zou staan?

‘Die discussie is er al lang. Ik denk dat ik hardop kan zeggen dat we er inmiddels van overtuigd zijn dat je mensen eerder aan het werk moet laten gaan. Ze willen dat heel graag. Dan leren ze de taal er snel bij. Net als ik toen ik in Cochabamba voor de klas ging staan. Ik was 24 en ik wist wat een sombrero was, maar verder kwam ik niet. Door het te doen heb ik veel en snel geleerd. Ik ken zo veel mensen die nog beter Nederlands zouden spreken als ze gewoon aan de slag zouden kunnen. Dat willen ze ook!’

En we hebben ze nodig.

‘In het ene vak is het lastiger als iemand de taal niet perfect spreekt dan in het andere. Ik denk dat dat niet zo’n probleem zou moeten zijn. Je moet mensen stimuleren in Dat maakt ze sneller gelukkig.’

Dus jij, met je persoonlijke initiatief, kunt een bijdrage leveren aan de oplossing van een groot maatschappelijk probleem?

‘Zo durf ik het niet te zien. Het meer contact maken en verder kijken dan iemands accentje of uitspraak, dat zou een hoop helpen, ja.’

Ik noem het voorbeeldig burgerschap.

‘Daar houd ik ook niet zo van. Ik heb wel iets te bieden, dat denk ik wel. Maar ik krijg er minstens zoveel voor terug.’

Meer lezen?

Hé taalpolitie, vergeet niet waar taal voor bedoeld is: praten met elkaar Taal is communicatie. Maakt het dan echt zo veel uit of iemand ‘groter als’ of ‘groter dan’ zegt? Door taal de loopgraven in te trekken, wordt taal juist een reden om niet meer met elkaar te praten. Lees het essay van Valentijn De Hingh Maak taal simpel Wie kwetsbaar is, kan alle hulp gebruiken. In een nieuwe serie breng ik mensen in beeld die zichzelf én anderen helpen. Vandaag: Rosetta, die moeite heeft met lezen en schrijven, maar ook taalambassadeur is. Lees het portret van Hizir Cengiz