Is armoede wel uit te leggen aan mensen met geld? Dat is een vraag die de titel van mijn vandaag verschenen boek, Armoede uitgelegd aan mensen met geld, regelmatig oproept. Vanzelfsprekend ben ik ervan overtuigd dat armoede valt uit te leggen aan mensen die nooit armoede gekend hebben. Anders zou ik het boek niet hebben geschreven.
Dat er een dringende noodzaak is om uit te leggen wat armoede is, mag evenwel duidelijk zijn, want spreek je over armoede en mensen die in armoede leven, dan bots je al snel op gigantische misverstanden die veelvuldig de ronde doen en zelfs gebruikt worden om het voortbestaan van armoede te rechtvaardigen. En erger nog: die de mensonwaardigheid van armoede in stand houden. Die misverstanden leven niet in de laatste plaats bij mensen met geld die rechtstreeks invloed hebben op armoede in Nederland: bestuurders, politici en beleidsmakers.
Dit zijn de vijf belangrijkste misverstanden over armoede waar we vanaf moeten.
Misverstand 1: Het valt toch wel mee met die armoedecijfers in Nederland?
Om de armoede in Nederland te becijferen, maken we gebruik van armoedegrenzen. Bevindt je inkomen zich onder de armoedegrens, dan ben je officieel arm. Er zijn twee verschillende definities in omloop.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de rekenaar des vaderlands zeg maar, hanteert voor de afbakening van armoede de zogeheten lage-inkomensgrens. Heb je een inkomen onder de 1.200 euro per maand, dan ben je volgens de officiële cijfers van het CBS iemand die in armoede leeft.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), de organisatie die de sociale stand van het land bijhoudt, kijkt daarentegen naar iemands uitgaven om armoede te definiëren. Het SCP werkt daarvoor met het ‘niet veel maar toereikend’-criterium: het berekent wat een huishouden minimaal kwijt is aan voedsel, kleding en wonen. Ligt je inkomen onder de 1.500 euro per maand netto, dan ben je volgens het SCP officieel arm.
Aangezien er in Nederland twee verschillende definities worden gebruikt om armoede af te bakenen, gaan er ook twee verschillende armoedecijfers rond: volgens het CBS leven er in Nederland 640.000 mensen in armoede; volgens het SCP zijn dat er ruim 800.000.
De vraag is: wat zeggen deze cijfers over een armoedig bestaan? Het bedrag dat het SCP bijvoorbeeld vaststelt voor brutohuur (vóór aftrek van de huurtoeslag) is zo’n 450 euro. In de praktijk wijken de bedragen die mensen echt kwijt zijn aan huur vaak af van dit begrote minimum.
Ook weten we dat armoede leidt tot meer (en daarmee vaak duurder) zorggebruik. Het zorggebruik onder mensen die in armoede leven of dat lange tijd gedaan hebben, is hoger dan het Nederlandse gemiddelde. Ook daar houdt het SCP in zijn berekeningen geen rekening mee.
Bij de vaststelling van de lage-inkomensgrens van het CBS kunnen we evengoed vraagtekens plaatsen. Weliswaar wordt deze grens sinds 1997 jaarlijks gecorrigeerd om de koopkracht stabiel te houden, maar de wereld is natuurlijk erg veranderd de afgelopen kwarteeuw. Want moet je nu niet meer spullen kopen om mee te kunnen blijven doen aan de samenleving? Vroeger hadden kinderen bijvoorbeeld geen laptop nodig voor school en er bestonden nog geen smartphones, al kunnen we nu nauwelijks nog zonder.
40 procent van de Nederlandse huishoudens heeft moeite de touwtjes aan elkaar te knopen
Kijken we naar de officiële armoedecijfers, dan zien we dat deze de laatste tien jaar zijn gedaald. Daartegenover staat dat zo’n 40 procent (!) van de Nederlandse huishoudens aangeeft moeite te hebben de touwtjes aan elkaar te knopen. Dat is een directe indicator van het feit dat mensen moeite hebben rond te komen.
Maar willen we weten of er meer of juist minder mensen zijn dan voorheen die een armoedig bestaan leiden, dan is het ook van belang om naar indirecte indicatoren te kijken. Groeit het aantal mensen met een schuldhulpverleningstraject? Worden de rijen bij de voedselbank langer? Stijgt het aantal dakloze personen? Mijden steeds meer burgers mondzorg omdat ze die niet langer kunnen betalen? Zien huisartsen het aantal aan armoede gerelateerde bezoeken toenemen (denk aan fysieke of psychische klachten veroorzaakt door financiële stress of een toename van astma door een slechte woonsituatie)? Als op al deze vragen het antwoord ‘ja’ is – en dat is het! – dan kunnen we er donder op zeggen dat de groep met een armoedig bestaan veel groter is dan de groep die officieel in armoede leeft.
Met de armoedecijfers mag het dan wel meevallen; met het aantal mensen met een armoedig bestaan valt het allesbehalve mee.
Misverstand 2: In andere landen is het allemaal veel erger
Armoede is te vatten in absolute getallen (‘vanaf een bepaalde grens ben je arm’), maar is ook altijd relatief te beschouwen. Leef je in Nederland als alleenstaande 21-plusser van een bijstandsuitkering, dan behoor je tot een grote armoederisicogroep. De kans dat je maandelijks kunt rondkomen en een florissant sociaal leven hebt, is gering. Toch is slechts 10 procent van de wereldbevolking rijker dan jij. Hier in Nederland ben je dan wel arm, maar een overgrote meerderheid van de wereldbevolking zal met jaloezie naar je maandelijkse inkomen kijken. En dan roepen we al snel dat echte armoede in Nederland niet bestaat.
Vergelijkingen tussen inkomens in verschillende landen helpen niets en niemand vooruit. Hoogstens zorgen ze voor fatalisme: ‘Ja, maar in Kenia is het allemaal nog veel erger.’ Het zijn dwaze en nutteloze vergelijkingen, en toch worden ze regelmatig gebruikt om het armoedeprobleem in perspectief te plaatsen, zoals dat zo mooi heet. Alsof armoede elders hetzelfde is als armoede hier. Iemand die hier in armoede leeft, ondergaat de gevolgen ervan ook hier. Dan bungel je onderaan onze maatschappelijke ladder en ben je de klos. Je hebt minder én voelt je minder.
Ik ga er bovendien voor het gemak van uit dat als in Nederland het aantal verkrachtingen toeneemt, we dat niet minder erg gaan vinden omdat de situatie in een ander land nog dramatischer is. Toch?
Misverstand 3: We hoeven niet nóg meer aan armoedebestrijding te doen, want we doen al heel veel
Er is veel wat we kunnen doen ter bestrijding van armoede, en we doen ook al veel. Toch blijkt veel armoedebeleid zijn doel voorbij te schieten. Dat komt doordat we heel goed zicht hebben op hoe armoede zich toont aan de ‘oppervlakte’ (we kennen de cijfers en de directe uitwerkingen van armoede, zoals stress), maar weinig inzicht hebben in hoe diep armoede doorwerkt in alle aspecten van het bestaan en in wat de gevolgen ervan zijn op de lange termijn. Maar als we volgens de logica van mensen mét geld armoede aan de oppervlakte proberen te bestrijden, zonder zicht te hebben op de diepte ervan, missen we de logica van mensen die in armoede leven.
Als we steeds specifieke vormen van armoede bestrijden, van ov-armoede tot menstruatiearmoede, is bijna niemand bezig met dé armoede
Wat is dan de logica van mensen met geld? Wel, mensen met geld vormen de outsourcingsklasse: als ze een probleem of behoefte hebben, huren ze iemand in die het voor ze oplost. Voor een financieel probleem bellen ze een financieel adviseur, voor de aankoop van een huis een hypotheekadviseur en een aankoopmakelaar, en hun belastingaangifte laten ze invullen door een belastingadviseur. Het is wat ik de ‘monoprobleemcultuur’ noem: voor elk probleem is er een apart iemand die het voor ons oplost. Maar die monoprobleemcultuur verhoudt zich slecht tot de multiproblematiek van mensen die in armoede leven.
Richt je armoedebestrijding in volgens de monoprobleemcultuur, dan is al snel iedereen met een bepaald soort armoede bezig: kinderarmoede, beweegarmoede, voedselarmoede, digitale armoede, ov-armoede, fietsarmoede, mobiliteitsarmoede, bereikbaarheidsarmoede, energiearmoede, hygiënearmoede, zorgarmoede, menstruatiearmoede en noem maar op. En is bijna niemand met dé armoede bezig.
De vérgaande coachingcultuur in armoedeland laat deze verkokering ook zien: er zijn veel duurbetaalde zzp’ers (met een uurtarief van pak ’m beet 100 euro) die zich opwerpen als beweegcoach, energiecoach, leefstijlcoach, voedselcoach en budgetcoach.
Dat leidt ertoe dat mensen die in armoede leven heel vaak moeten bewijzen dat ze arm genoeg zijn om de juiste ondersteuning te krijgen. Dat heeft gevolgen, want hoe vaak kun je bewijzen voldoende arm te zijn zonder dolgedraaid te worden en je vernederd te voelen? We doen inderdaad dus al veel, maar de vraag is of we het goede doen.
Misverstand 4: Wie hard werkt, komt er wel
Ik hoor in gesprekken over armoede vaak dat men maar wat harder moet werken of het gat in de hand moet dichtnaaien. Dan stijg je vanzelf op de maatschappelijke ladder. Zou het?
Hard werken is maar één deel van het verhaal. En daarbij: hard werken is iets wat je niet alleen moet wíllen, het is ook iets wat je moet kúnnen.
Wil een mens stijgen op de maatschappelijke ladder, dan is het vooral van belang dat zijn ‘ladder’ op een stevige bodem staat.
Wanneer er van huis uit weinig geld is en iemands ouders geen diploma’s hebben maar wel mentaal en fysiek gezond zijn, wanneer er duurzame sociale relaties of familiebanden zijn, en de sociale normen en waarden van het gezin niet al te veel afwijken van de gemiddelde normen en waarden, dan kan er ondanks de armoede toch nog sprake zijn van een betrouwbare bodem.
Maar valt iemands gezin uit elkaar, en is er bijvoorbeeld sprake van verslavingen, geweld, psychische problematiek én bittere armoede, dan wordt het een ander verhaal. Dan wordt het een kwestie van eerst zien te overleven en vervolgens alle ellende zien te verwerken. Oftewel, je ladder staat dan in zuigende klei en dan mag je klimmen wat je wilt, vooruit kom je niet. Je zult eerst herstelwerk moeten verrichten aan de bodem, alvorens je de ladder stevig kunt neerzetten en aan dat harde werk kunt beginnen.
Mensen met een licht verstandelijke beperking, met een fysieke beperking of met een chronische ziekte lopen vele malen meer kans om in armoede terecht te komen. Zij willen wel meedoen op de arbeidsmarkt, maar kunnen dat niet. Daarnaast is er een groep van ongeveer 230.000 mensen die precies doen wat we van hen verwachten, namelijk hard werken, maar die toch armoede ten deel valt. Dit zijn de zogeheten werkende armen.
Hard werken zal voor sommigen een uitweg uit de armoede kunnen betekenen, maar dat gaat niet voor iedereen op. De ene armoede is simpelweg de andere niet: gezondheid, de kansen die je krijgt en fysieke en mentale capaciteiten spelen elk hun eigen rol in het armoedeverhaal.
Misverstand 5: Arme mensen maken irrationele keuzes
Wie om zich heen kijkt, ziet dat zowel mensen met geld als mensen die in armoede leven dezelfde ‘domme’ dingen doen. We kennen het allemaal wel: na een stressvolle, verdrietige of hectische dag plof je neer op de bank. Het bezoekje aan de sportschool stel je uit – dat haal je later in de week wel in. En grijp je niet naar een zak chips of een reep chocolade, dan hoogstwaarschijnlijk naar je telefoon voor een bezorgmaaltijd. Niet de gezondste keuze, wel een begrijpelijke.
Ons brein heeft een natuurlijk immuunsysteem dat ons normaliter behoedt voor dit soort onverstandige besluiten. Als we zwaar onder druk staan, gaat dat systeem uit. De hormonen die we aanmaken als we veel stress ervaren, doen ons dan verlangen naar comfort en troost.
Maar wat nu als morgen, overmorgen en de vele dagen nadien ook zo gaan? Dat je lijf elke dag stresshormonen aanmaakt? De kans dat je dan elke dag hetzelfde ongezonde gedrag vertoont, is groter dan je zou willen.
Daar komt bij: als een gezonde verse maaltijd vele malen duurder is dan een doos frikandellen, dan is de keuze met een kleine beurs en een hoofd vol stress snel gemaakt. Op de korte termijn bezien is de frikandel zelfs de meest rationele keuze van de twee: snel en simpel te bereiden, goedkoop, vult de maag snel én gegarandeerd dat je kinderen hun eten opeten.
Dat willen we toch, dat arme mensen rationele keuzes maken?
Een beter begrip begint bij het wegnemen van misverstanden
Is armoede uit te leggen aan mensen met geld? Ik denk van wel. En die uitleg moet beginnen bij het wegnemen van de grootste misverstanden die over armoede de ronde doen.
Mensen die in armoede leven zijn net als mensen die niet in armoede leven. Wat erg verschilt, is het soort leven dat ze leiden. Een leven dat steeds verder af komt te staan van het leven van mensen met geld. En dat terwijl die laatsten als bestuurders, politici en beleidsmakers aan de knoppen van het armoedebeleid draaien. Een beter begrip van armoede bij de mensen mét geld is daarom onmisbaar om tot beter beleid en betere oplossingen te komen.
Over de beelden Bij de ontwikkeling van de expositie ‘Uit armoede: Kunst, geschiedenis en verhalen’ werkte het Stedelijk Museum Schiedam nauw samen met ervaringsdeskundigen uit de buurt. In de expositie worden de verhalen van Schiedammers die in armoede leven op verschillende manieren verteld: aan de hand van alledaagse objecten, portretten, een selectie uit de collectie van het museum, historische voorwerpen en nieuwe kunstwerken. De tentoonstelling is nog te bezoeken tot en met 9 juni 2024.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!
Je bent niet ingelogd. Log in om andere verhalen te lezen, verhalen op te slaan, bijdragen te lezen en plaatsen, correspondenten te volgen en meer.