Ja, het vrouwenvoetbal wordt echt net zo groot als het mannenvoetbal, zegt deze econoom

Sport, en dan met name voetbal, is decennialang het exclusieve domein geweest van mannen. Ze zullen eraan moeten wennen dat dit verandert, zegt econoom David Berri, want de vrouwensport verovert de wereld – en rap ook.
Het lijdt voor de Amerikaanse sporteconoom David Berri geen twijfel: vrouwenvoetbal wordt net zo groot als mannenvoetbal.
Stel je dat eens voor.
Er komt een dag waarop voetbalfans het wel en wee van de beste voetbalvrouwen net zo volgen als dat van de beste mannen. Er komt een dag dat vrouwen niet meer hoeven te werken na hun voetbalcarrière.
En er komt een dag dat speelsters vlak na de wedstrijd keihard aangepakt worden door verslaggevers, dat columnisten na een verliespartij hard op de vrouw spelen, dat er een journalist is wiens baan het is om transfergeruchten op social media te posten.
En wie weet – misschien komt er ook een dag dat supportersgroepen van vrouwenclubs tribunebrede spandoeken maken, vuurwerkshows lanceren die de hele stad doen oplichten, of zelfs op de vuist gaan met rivaliserende supporters.
‘Fan’ is immers kort voor fanatiekeling.
Nu is dit allemaal nog niet zo – verre van.
Ja, tijdens toernooien als het EK – dat deze weken in Zwitserland wordt gespeeld – krijgt het vrouwenvoetbal volop aandacht. En als de Oranjevrouwen het goed doen, dan kunnen speelsters opeens nationale beroemdheden worden, zoals na het EK van 2017 gebeurde met Lieke Martens.
Maar na die toernooien vervliegt die interesse vrijwel direct. Zeg nu zelf: weet jij wie dit seizoen kampioen werd in de Eredivisie? Weet jij wie tweede werd? Weet je wie de Champions League won?
Vergeleken met de culturele dominantie van het mannenvoetbal is het vrouwenvoetbal zo klein dat je je nauwelijks kunt voorstellen dat het ooit anders wordt. Maar in dat geval heeft David Berri nieuws voor je. En niet alleen over vrouwenvoetbal, maar over alle sporten die vrouwen beoefenen.
‘Vrouwensporten’, zegt hij, ‘liggen op een vergelijkbare koers als mannensporten ooit lagen. Alles wijst erop dat vrouwensport net zo groot wordt als mannensport.’

Vrouwensport is niet klein, maar jong
David Berri is verbonden aan de Southern Utah University, en naar eigen zeggen* een van de luidruchtigste sporteconomen ter wereld. Na ongeveer twee minuten in gesprek weet je dat dit waarschijnlijk geen loze praat is – of dat sporteconomen aparte wezens zijn. Berri is vaak enthousiast, en als hij enthousiast wordt, wordt hij ook LUID.
Berri verdiept zich als wetenschapper al decennialang in de arbeidsmarkt van de sport; als columnist voor Forbes schreef hij over ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de sport. De bizarre reacties van mannen op die stukken leidden tot een boek (met managementwetenschapper Nefertiti Walker): Slaying the Trolls! Why the Trolls are Very, Very Wrong About Women and Sports.*
Een van de centrale inzichten uit het boek is dat vrouwensport helemaal niet klein is. Als je de mannen- en vrouwensport corrigeert voor hun leeftijd – de leeftijd van de sport zelf dus – dan zie je dat ze zowat even groot zijn. Mannen kunnen wel badinerend praten over de kleinheid van de vrouwensport – maar het slaat nergens op. Vrouwen zijn slechts later begonnen.
Waarom? Omdat sportende vrouwen decennialang zijn tegengewerkt. Soms met subtiele sociale druk; soms (zoals in het voetbal) met regelrechte verboden; soms met fysiek geweld. De eerste vrouw die de Boston Marathon liep, Kathrine Switzer, werd door de organisatie uit de race getackeld.*
Geen wonder dus dat de georganiseerde vrouwensport lang uitbleef. Vergelijk maar: de NBA is opgericht in 1949, de vrouwencompetitie WNBA in 1997; de Nederlandse Eredivisie voor mannen begon in 1956, de Eredivisie voor vrouwen pas in 2007. Het is alsof je de prestaties van een volwassene in de kracht van zijn leven vergelijkt met die van een kleuter. *
Johan Cruijff moest bij Ajax desnoods invallen als vlagger
En trouwens: ook de mannensport was ooit een kleuter.
De beroemde clubs uit de Europese en Amerikaanse competities, alomtegenwoordige merken met spelers die behoren tot de beroemdste mensen op aarde, begonnen als niksige wannabe’s: start-ups die wanhopig op zoek waren naar aandacht en toeschouwers. Veel clubs faalden en gingen failliet; de clubs die het wel redden, tellen nu als ‘traditieclubs’.
‘Neem de Boston Celtics’, zegt Berri – een van de ‘klassieke’ clubs uit de basketbalcompetitie NBA. ‘De Boston Celtics waren ook maar gewoon een stel gasten die aardig konden spelen en op een zeker moment zeiden: wij zijn de Boston Celtics! En de wereld dacht: ja oké, so what? Who the hell are you?’
NBA-teams hadden tot in de jaren zeventig grote moeite hun stadions vol te krijgen. Clubbazen kregen op hun kop van de competitiedirectie als ze tegenover de media eerlijk waren over hun lage toeschouwersaantallen. Dik het gerust wat aan, kregen ze te horen, volgens het mantra ‘ fake it till you make it’ .
En make it – dat lukte. De clubs die de start-upfase overleefden zijn nu miljarden waard, en mythologiseren gretig hun verleden om het heden nog meer betekenis te geven. In het stadion van de Boston Celtics hangen enorme banieren die memoreren aan de ‘wereldtitels’ uit de jaren vijftig en zestig – en zo grandeur afstralen op de club.
Op het moment zelf was de grandeur ver te zoeken. In Johan Cruijffs eerste contract bij Ajax stond dat hij verplicht was om desgevraagd, als hij reserve stond, dienst te doen als grensrechter. De spelers van Ajax trainden drie keer per week – semiprofs, zoals veel vrouwen nu.
Berri wijst* op Babe Ruth, de legendarische honkballer van de New York Yankees uit de jaren twintig van de vorige eeuw. ‘Babe Ruth had geen fans.’* Ja, er zijn wel gruizige beelden van Ruth in een vol stadion in New York, maar die wedstrijden waren de grote uitzondering.
Doorgaans speelde Ruth voor enkele duizenden mensen in leeg ogende stadions. ‘Of denk aan de NBA in de beginfase. Toen de New York Knicks eind jaren zestig een sterspeler contracteerden, vond The New York Times het nauwelijks meer dan een alinea waard. Het was gewoon... niet zo boeiend.’
Weet je wie ook heel, heel matig waren? De beste mannen uit de jaren negentig
Diezelfde onverschilligheid valt nu het vrouwenvoetbal ten deel – maar dan in versterkte mate. Waarom? De beste mannen van weleer hadden geen concurrentie om slecht bij af te steken. De beste vrouwen van nu worden vergeleken met de beste mannen; een start-up met een multinational.
Het niveau is ‘heel, heel matig’, zei* oud-voetballer René van der Gijp bij De Oranjezomer met zeldzaam dodelijke ernst. ‘Het ziet er een beetje raar uit’, merkte ex-international Rafael van der Vaart op bij Studio Voetbal.* Maar wat ze vergeten, of niet beseffen, is dat vrouwenvoetbal work in progress is. Ze vergeten dat de mannen destijds – en ja: ook zijzelf – schrikbarend matig waren.
Data wijzen dit uit. Honkballers van nu gooien veel harder en preciezer, slaan verder en sprinten harder dan hun voorgangers – met ruime marges.* Het voetbal laat eenzelfde beeld zien: spelers zijn veel sneller en sprinten veel vaker dan twintig jaar geleden. Kun je nagaan hoe matig het niveau nog langer geleden was.
En wie de moeite neemt oude wedstrijden systematisch te bestuderen, ziet zelfs in relatief recente wedstrijden de matigste dingen gebeuren. Toen Voetbal International-hoofdredacteur Pieter Zwart het EK 2000 terugkeek,* schrok hij zich rot van de basale fouten die de spelers maakten. ‘[O]p geen enkele manier te vergelijken met het huidige topvoetbal.’
Zwart – schrijvend over de generatie Dennis Bergkamp, Jaap Stam en Edgar Davids: ‘[H]et geven van een pass naar een ploeggenoot [was] voor de geprezen generatie van het EK 2000 soms een flinke uitdaging.’

Mannen vertellen zichzelf verhalen om hun hekel aan vrouwensport te rechtvaardigen
Niet dat niveau een serieus criterium is, zegt Berri. ‘Het matige niveau’ is slechts een verhaaltje dat mannen zichzelf vertellen om te rechtvaardigen waarom ze vrouwensport niks vinden.
Als niveau van de sporters een relevant argument zou zijn, dan zouden bepaalde sporten direct ophouden te bestaan. Neem boksen: de zwaargewichten zouden iedereen tot pulp slaan en alle prestige en geld opeisen. Maar dat is niet zo* – boksen is in gewichtsklassen opgedeeld en iedereen snapt dat.
Sterker, als niveau het cruciale criterium zou zijn, dan zouden vrijwel alle vrouwensporten oninteressant zijn (behalve ultraduursporten, waar de beste vrouwen soms winnen van de beste mannen). Maar dat is niet zo. En bij tal van sporten – tennis, atletiek – worden vrouwen niet met mannen vergeleken.
Dat komt, waarschijnlijk, omdat deze sporten al veel langer door vrouwen worden beoefend. Kijkers zijn eraan gewend en vergelijken niet meer. Bij voetbal en basketbal – mannenbolwerken – gebeurt dat nog wel. Zodra mannen vrouwen zien voetballen, neemt een reactionair wezentje hun gedachten over.
Berri toonde dit aan in een grappig experiment* dat hij uitvoerde met bedrijfskundige Carlos Gomez. Berri en Gomez lieten aan proefpersonen (m/v) beelden zien van mannen- en vrouwenvoetbal. Een groep kreeg onbewerkte beelden te zien, bij de andere groep waren de lichamen van spelers geblurd. Toen vroegen ze wat de kijkers van het spel vonden.
De uitkomst laat zich raden. Wie niet wist dat hij naar vrouwenvoetbal keek, waardeerde dezelfde actie veel hoger dan wie wel wist dat hij naar vrouwen keek. De Franse tv-zender Orange zette dit experiment om in een reclame waarin de hoofden van mannelijke internationals waren geplakt op de lichamen van vrouwelijke internationals.
Kennelijk gaat er iets mis in de hoofden van mensen als ze vrouwen zien voetballen. Waarom? Omdat vrouwenvoetbal relatief onbekend is. Decennialang was voetbal voor vrouwen verboden – tot voetbalbonden begin jaren zeventig besloten dat dat misschien toch niet zo’n goed idee was geweest. Maar in de tussentijd was het voetbal uitgegroeid tot een exclusief mannelijk domein.
En dat domein wordt nu bestormd door vrouwen. Berri: ‘Je moet het niet moeilijker maken dan het is: mannen voelen zich bedreigd door vrouwen. Mannen die kunnen worden verslagen door vrouwen, dat is het ergste voor mannen. Mannen zien zichzelf als paragons of masculinity. Ook al zijn die mannen zelf absoluut niet atletisch.’
‘Ze zitten op de tribune met een beker bier en schreeuwen naar atletische mannen. En dat vinden ze dan mannelijk. Nou, niemand herinnert zich de Griekse helden die schreeuwden: “De vijand komt eraan, ze bestormen de hekken! En... ik ga hier op de stadsmuren bier drinken terwijl jij vecht. IK GA JE AANMOEDIGEN! SUCCES!”’
Ja, mannen vertragen de opkomst van de vrouwensport
Doet dit ertoe? Maakt het uit dat mannen van een bepaalde leeftijd vrouwensport niet pruimen? Schaadt dit het vrouwenvoetbal? Het antwoord, zegt Berri, is een klein beetje ‘ja’, maar vooral heel erg ‘nee’.
Het kleine beetje ‘ja’ zit hem erin dat de mensen die geneigd zijn te investeren in sport, doorgaans rijke, oudere mannen zijn. Deze mannen hebben er weinig moeite mee om geld te stoppen in mannensport. Zelfs al kost het hen geld: professionele sportclubs maken zelden winst. ‘Ze hebben er een emotionele band mee.’
Voormalig Microsoft-baas Steve Ballmer kocht in 2014 basketbalclub LA Clippers voor vier keer het recordbedrag dat eerder voor een NBA-team was betaald – een absurd hoge prijs. ‘Maar ja: Ballmer wilde rondhangen met [sterspeler] Chris Paul.’
Ballmer stak dus geld in de sport omdat hij fan is – van mannen. Met de vrouwensport hebben ze niet zo’n emotionele relatie. Berri: ‘Vrouwensport behandelen ze als een kartonfabriek – puur als een investering. Als er geen snelle winst mee te behalen is, dan verliezen ze hun interesse.’
Als het op sport aankomt, concluderen Berri en Walker in hun boek, zijn mannen verliefd op mannen. Ander voorbeeld: op Roland Garros, het beroemde tennistoernooi, werden dit jaar geen vrouwenwedstrijden op primetime gespeeld. Waarom niet? Nou, zei de baas van de Franse tennisbond,* primetime is bedoeld voor de beste wedstrijden. Berri: ‘Wat zeg je daarmee? De betere wedstrijden zijn de mannenwedstrijden?’
Ons Jabeur, de Tunesische topspeelster, merkte de selffulfilling prophecy op.* ‘Ze laten vrouwensport niet zien (...) en zeggen dan dat kijkers vooral naar mannen kijken. Natuurlijk doen ze dat, want dat laat je veel vaker zien.’
Berri: ‘Het punt is: voor deze mannen staat de tijd stil. Hun wereldbeeld is gestold toen ze 25 jaar waren. Zij denken: we moeten de mannenwedstrijden laten zien – want Björn Borg was echt goed. Ze updaten hun wereldbeeld niet. Maar ze bepalen de wereld wel.’
Of zoals hij eerder in het gesprek zei: ‘Oudere mannen zijn de grootste beproeving van onze tijd.’

Maar nee, mannen kunnen de opkomst van de vrouwensport niet stoppen
En waarom het niet uitmaakt?
Omdat vrouwensporten op het punt staan te ontploffen, in de goede zin van het woord. Ze zijn start-ups, op de rand van de grote doorbraak; er is een vraag naar die niet genegeerd kan worden door de komende generatie bestuurders en beslissers.
Dát de doorbraak de komende jaren gaat gebeuren, is geen toeval, zegt Berri. De doorbraak van de mannenclubs duurde net zo lang: ‘Zo’n dertig à veertig jaar, dat is wat nodig is [om mensen aan je te binden].’
Een vondst die hij in geveinsde onbescheidenheid en met enkele toegevoegde decibellen ‘Berri’s Wet’ zou willen noemen. ‘Het is logisch’, zegt hij. ‘Je vraagt mensen verslaafd te raken aan een club. Dat gebeurt niet zomaar. Je gaat als volwassene niet opeens houden van een stel gasten die opeens groene shirts aantrekken en zeggen: we zijn de Celtics. Je moet ermee geboren worden.’
‘Vervolgens kom je terecht in een netwerk met steeds meer andere fans, die elkaar verhalen vertellen over de spelers, over de competitie, over het verleden. Zo’n proces is moeilijk te versnellen. De essentie is dat er genoeg tijd verstrijkt.’ En dan – dan heb je kans dat je het raarste wezen van allemaal aan je bindt: de fan.
‘Fans raken verslaafd’, zei Berri in de podcast Good Game, ‘en dan heb je de geweldigste business die je je kunt voorstellen. Sport is een bedrijfstak als geen ander. In de sport kun je je klanten elk jaar teleurstellen, en toch komen ze altijd weer terug.’
Vrouwenvoetbal is volgens Berri dan ook een geweldige investeringskans. Wie nu geld steekt in vrouwenvoetbal, kan over – zeg – twintig jaar een schare fans en dus een enorm rendement tegemoet zien. In de VS is dit nu al zichtbaar – met investeerders die bizarre rendementen scoren.
Kijk maar naar Mark Davis, de man die in 2021 de vrouwenbasketbalclub Las Vegas Aces kocht, voor een bedrag van 2,1 miljoen dollar, net toen de competitie WNBA 24 jaar oud was. Vier jaar later zijn de Aces maar liefst 310 miljoen dollar waard.*
In 2019 kocht Clara Tsai basketbalclub New York Liberty, voor een geschat bedrag van maximaal 15 miljoen dollar. De nieuwe waarde van de club, afgaande op een verkoop van een deel van de aandelen? 450 miljoen dollar.*
Of denk aan zakenvrouw Michele Kang. Ze kocht in 2022 de vrouwenvoetbalclub Washington Spirit voor 35 miljoen dollar. Huidige waarde: 130 miljoen dollar.* ‘Dit is geen liefdadigheid, dit is geen diversiteits- en inclusiviteitsproject’, zei Kang tegen zakenblad Forbes . ‘Ik wil bewijzen dat dit een investering is – en een goede investering ook.’
Dat is het natuurlijk al lang, zou je kunnen zeggen – 130 miljoen is meer dan 25 miljoen. Kang denkt dat het naar 1 miljard gaat. Of dat gebeurt of niet: de winsten tot nu toe doen vermoeden dat de vrouwensport lange tijd compleet verkeerd is gewaardeerd.
Berri: ‘Echt: dat de waarde van clubs van twee miljoen naar honderden miljoenen gaat binnen vier jaar... How the hell is that even possible? De teams waren overduidelijk al lang veel meer waard. Alleen besefte niemand dat.’
En het gekste van alles, zegt Berri, is dat je dit zowat had kunnen weten. ‘De Boston Celtics [de mannen dus] waren decennialang ook maar een paar miljoen waard. Vandaag zijn ze 6 miljard waard. Kijk, die eigenaren uit de jaren zestig konden niet weten dat het zoveel waard zou worden.’
‘Maar wie nu investeert in het vrouwenbasketbal kan weten dat het gaat gebeuren. De ontwikkeling van de mannencompetitie toen en de vrouwencompetitie nu lijken sterk op elkaar.’

Mannen zijn hooguit een verkeersdrempel voor de vrouwensport
‘Uiteindelijk’, zegt Berri, ‘zijn dit soort mannen niet meer dan een verkeersdrempel. Ze vertragen de versnelling van de vrouwensport, maar houden het niet tegen.’ Niet dat je achterover kunt leunen; niks gaat echt vanzelf. Je kunt de drempels ook wegnemen. Zoals Sedona Prince aantoonde.
Tijdens de finales van het college basketbalseizoen van 2021 postte* Prince, speelster van de Oregon Ducks, een video op Twitter waarin ze de krachthonken van de mannen en de vrouwen filmde. De vrouwen hadden een lullig rekje met wat dumbbells, de mannen een volledig uitgeruste sportschool. ‘Als je dit geen probleem vindt’, zei Prince, ‘dan ben je deel van het probleem.’
Deze video zette een aantal bewegingen in gang, concludeerde* The New York Times een jaar later. Zoals het meer en vaker uitzenden van vrouwenbasketbal. ‘En kijk wat er gebeurde’, zegt Berri. ‘Toen mensen eenmaal konden kijken naar vrouwenbasketbal... keken ze naar vrouwenbasketbal!’
En opeens had het vrouwenbasketbal een speelster die de interesse van zowel mannen als vrouwen wekt: Caitlin Clark – de eerste superster van het vrouwenbasketbal. Het ‘Caitlin Clark-effect’ heeft het vrouwenbasketbal naar een nieuw niveau getild, zo luidt het verhaal, maar Berri ziet het anders.
De sport was al groot geworden; er was al een netwerk van liefhebbers ontstaan. En door het filmpje van Prince, de verontwaardiging die erop volgde en het uitzenden van de college-wedstrijden, kreeg die groeiende vraag naar vrouwenbasketbal eindelijk haar aanbod. De ster maakt niet de media-aandacht; de media-aandacht maakt de ster.
Waarom haat de vrouwensport helpt
Protest heeft dus zin, zegt Berri. Zichtbaarheid in de media helpt ook. Dat spelers zich verbinden aan sociale issues, leidt tot media-aandacht – en in het nieuws zijn is belangrijk. ‘Weet je wat ook goed is? Haat!’, zegt Berri enthousiast. ‘Haat is goed!’
‘Boksen begrijpt dat goed. Twee gasten maken elkaar uit voor van alles, staren elkaar woest aan bij de weging voor de wedstrijd, waardoor het gevecht persoonlijk lijkt. Dat wil je zien.’ Controverse, rivaliteit, geruzie – het maakt de sport boeiend.
Je hoeft dat dus niet te ontmoedigen. Maar uiteindelijk ontstaat dat toch wel – sport is een machine die rivaliteit produceert. En als mensen de kans krijgen dat te zien, dan vergroot dat hun betrokkenheid weer.
Berri: ‘De toegenomen uitzendingen van de [basketbalcompetitie] WNBA maken dat veel mensen hetzelfde zien – en erover praten. Andere mensen horen dat en willen meedoen aan het gesprek. En dan krijg je een sneeuwbaleffect.’
Het netwerk van fans wordt hechter en groter. Keer op keer blijft de groei van vrouwensport verrassen. Ook dit jaar weer. ‘De groei van de vrouwensport’, stelden* de marktanalisten van Deloitte, ‘heeft de verwachtingen overtroffen.’
Goede kans dat Nederland snel wordt uitgeschakeld – en toch gaat dit EK alle records weer breken
Het komende Europees kampioenschap zal naar alle waarschijnlijkheid naadloos in die trend passen. Sinds het toernooi wordt uitgezonden door Europese televisiezenders, stijgen de kijkcijfers hard.* In 2013 trok het EK 113 miljoen kijkers; in 2017 178 miljoen, en in 2022 365 miljoen.
Kleine waarschuwing: misschien zullen we dat dit keer in Nederland wat minder merken. De Oranjevrouwen zitten in een zware ‘poule des doods’, en de gokmarkt* en slimme analisten* verwachten dat ze de kwartfinale niet halen. Een Oranjegekte zoals in 2017 en 2019 blijft dan uit. Maar de rest van Europa zal wel blijven kijken.
Een flink deel van het kijkerspubliek bestaat uit jonge kijkers die niet hebben hoeven ‘wennen’ aan vrouwenvoetbal, en die het toernooi niet vergelijken met mannenvoetbal. Ter illustratie: in Australië, een land zonder sterke voetbaltraditie, was de halve finale van het WK van 2023 historisch – de uitzending trok meer tv-kijkers dan elk programma ooit tevoren.*
Om de groei in perspectief te plaatsen: onderzoeksbureau Nielsen voorspelt* dat vrouwenvoetbal al in 2030 de op vier na grootste sport ter wereld zal zijn. Dus: van alle sporten, gespeeld door mannen of vrouwen, zijn er maar vier die meer aandacht trekken dan vrouwenvoetbal.
Dit komt, denkt Berri, omdat de markt voor vrouwenvoetbal de markt voor mannenvoetbal niet opeet; het een kan floreren naast het ander. Een pessimist ziet het mannenvoetbal als een volwassen boom die het vrouwenvoetbal – een jonge boom – licht ontneemt en in de groei belemmert.
Berri gebruikt een andere metafoor: die van een appelboomgaard. ‘Ik heb dat zelfs opgezocht in de literatuur over agrarische economie. Je plant de bomen, en het duurt een jaar of tien à vijftien tot je eerste oogst. Dus ja: ze planten bomen en dan wachten ze. En dan? Dan gaan ze geld verdienen.’