Sinds De Correspondent de lucht in is gegaan, nu ruim twee weken geleden, heb ik een nieuwe buurman gekregen. Zijn naam: Publieke Opinie. Deze buurman, zelf ook stukjesschrijver, deskundoloog op het gebied van alles en, bovenal, fanatiek twitteraar, komt bijna iedere dag – meestal onaangekondigd – op kraamvisite om te vertellen wat hij van mijn pasgeboren baby vindt. En van mijn . En van de rest van de visite.

Zelden heb ik zo’n rare buurman gehad. Mijn ouders zijn beiden psycholoog, dus misschien zie ik er wel te veel in, maar als ik als amateurtherapeut een voorlopige diagnose zou moeten stellen, zou de conclusie daarvan onvermijdelijk luiden: deze man heeft hulp nodig.

Ten eerste heeft Publieke Opinie zo’n beetje alle trekken van asperger: durft je zelden direct aan te kijken, heeft een totaal gebrek aan sociale wederkerigheid en bovendien de aandachtsboog van een vierjarige. Voortdurend zegt hij dingen waar iedereen in de kamer , plotseling afgewisseld met de meest hartverwarmende complimenten.

Waarmee we bij het tweede deel van mijn amauteurdiagnose zijn aanbeland: ik vermoed dat Publieke Opinie lijdt aan een bipolaire stoornis met een vleugje schizofrenie. Van lyrisch-enthousiast naar in een tijdsbestek van drie minuten: dergelijke stemmingswisselingen zijn mijn buurman niet vreemd. Soms ziet hij dingen die er niet zijn (‘wanen’), een paar minuten later komt hij weer messcherp uit de hoek. Hij schijnt ervoor behandeld te worden, maar zijn begeleider – Maurice de Hond, die hem elke week op spreekuur krijgt – kan er maar geen verklaring voor vinden, laat staan een passend medicijn.

Die mood swings doen vermoeden dat Publieke Opinie borderline heeft (ik bedoel: ik ken weinigen met zo’n onverzadigbare neiging tot ), maar misschien heeft het ook wel te maken met het feit dat ’ie extreem gevoelig is voor groepsdruk. Hij zegt dan wel niets op te hebben met ‘wat anderen van hem vinden’, maar ondertussen waait hij het liefst met alle winden mee. En dan bedoel ik ook echt met alle winden: hij is een wandelend vat vol innerlijke tegenspraak. De potten en ketels die zwart zien vliegen je om de oren, maar dat lijkt hem allemaal niks te deren: in zijn eigen hoofd heeft hij altijd gelijk.

Oh ja, en niet te vergeten: hij heeft

Het vreemde is: één op één is hij een heel ander mens. Poeslief, genuanceerd, rationeel, begripvol, afgewogen, gevoelig, inlevend, innemend. Je hoeft maar even apart met hem te gaan zitten en je herkent hem niet meer terug. Alsof hij schrikt dat de mensen waarover hij zo straf en onomwonden opinieert zelf óók mensen blijken te zijn. Dan opeens is hij de empathie zelve en ‘bedoelde hij het allemaal niet zoals het eruit kwam’.

Wat ik zeg: een vreemde vogel.

Het is behoorlijk vermoeiend om hem naast je te hebben wonen, al was het maar omdat hij geen enkel besef van tijd heeft. Dan weer komt hij midden op de dag met ellenlange analyses van hoe de wereld er in zijn ogen aan toe is (gecombineerd met een lichte neiging tot complotdenken), dan weer scheld ’ie je midden in de nacht de huid vol, om de volgende ochtend vroeg – heel sympathiek – naar je te zwaaien alsof er niks aan de hand is. Ik vraag me geregeld af: waar háált hij toch de tijd vandaan om zich werkelijk met alles en iedereen te bemoeien – fora afstruinend, e-mails versturend, enquêtes invullend –, maar iedere keer als ik hem vraag of hij niet eens naar zijn werk moet, zegt hij: ‘Dit is m’n werk.’

Toegegeven, naast vermoeiend is het ook heel leerzaam geweest om een tijd zo intensief met hem op te trekken. Want ook al denk je in het begin steeds ‘wat een patiënt’, na verloop van tijd begin je toch ook trekjes van jezelf in hem te herkennen. Te snel oordelen, weinig inlevingsvermogen tonen, roddelen over anderen: eerlijk is eerlijk, wie doet dat niet ook wel eens? 

Nu begrijp ik ook waarom hij, iedere keer als ik ‘Dag buurman’ tegen hem zeg, antwoordt: ‘Ik bén je buurman niet.’ Eerst dacht ik dat hij gek geworden was, maar inmiddels weet ik beter. We dénken allemaal dat hij de buurman is. Maar dat is ’ie niet. Wij zijn de buurman.