Wie zich verdiept in fictie schrijven stuit al snel op stelregels, genrevoorschriften en opsommingen met do’s and don’ts. Een van de adviezen die in nagenoeg al die secundaire literatuur opduikt, die meerdere redacteuren tegen mij gebruikt hebben en die ook steeds wordt gebruikt om het veelgeprezen werk van aan te duiden: ‘Show, don’t tell.’ Een advies waar iedereen het mee eens is. Natuurlijk, schrijvers moeten de verbeelding van hun publiek prikkelen. Natuurlijk, ze moeten niet zomaar expliciet vertellen, maar laten zien, de lezer meevoeren en die zelf conclusies laten trekken en gevoelens laten ontwikkelen.

Allemaal waar, maar het misleidende aan de uitspraak is dat er in ieder prozawerk tot op zekere hoogte wel sprake moet zijn van tell: als alles impliciet wordt gelaten, blijven er veelal ongerichte handelingen en voortkabbelende scènes over (zoals in Hemingways Across the river and into the trees, waarin de auteur zo weinig expliciet maakt dat de scènes niks om het lijf lijken te hebben). Bij Carver kabbelt het geheel nooit voort: daarvoor is zijn stijl te strak, te minimalistisch. Ook Cathedral, de laatste bundel die hij bij leven uitbracht, werd vanwege die stijl bewonderd. En in recensies dook voortdurend die ene bewering op: dat Carver zo goed liet zien, dat hij niet zomaar vertelde.

Weinig expliciete statements

Klopt dat? Neem de eerste zin van het openingsverhaal Feathers: ‘This friend of mine from work, Bud, he asked Fran and me to supper. I didn’t know his wife and he didn’t know Fran. That made us even.’ In de pagina’s die volgen wordt er nog niets van dat supper zelf beschreven, de protagonist heeft het alleen over zijn vrouw en hemzelf. Heel feitelijk zet hij hun leven uiteen: dat ze al drie jaar in de stad wonen, dat ze de tijd snel vinden gaan (‘Hell, where’s the time gone since?’), dat ze geen gezinsuitbreiding willen (‘One thing we didn’t wish for was kids.’) Het zijn nogal expliciete, weinig subtiele statements, die nauwelijks worden ingekaderd door scènes. Alsof dit de beginvoorwaarden zijn voor wat er komen gaat, een soort achterflaptekst voor de rest van het verhaal, en Carver pas daarna werkelijk met de actie zou beginnen.

voor Carver is de uitleg nooit een eindpunt, hij begint er zijn verhalen mee

En wonderlijk genoeg werkt het. Auteurs die bovengenoemde schrijfadviezen volgen, zouden de bovenstaande zinnen meteen verwerpen onder het mom: te uitleggerig. Maar voor Carver is de uitleg nooit een eindpunt, hij begint er zijn verhalen mee. Om bij ‘Feathers’ te blijven: zodra het diner tussen de twee stellen plaatsvindt, hoeft er thematisch weinig meer te worden ingevuld. Carver heeft met de uitleg op de eerste pagina’s ruimte voor zichzelf gecreëerd: wij weten al enigszins met wat voor hoofdpersonen we te maken hebben en daar hoeft Carver dus geen uitleg meer aan te besteden. Nu iedereen eenmaal aan tafel zit, kan hij daardoor zodoende sec te werk gaan: hij hoeft alleen maar te beschrijven wat er gebeurt, dat een baby op de achtergrond begint te kermen, dat er een vogel om het huis dwaalt, dat er een gipsen gebitsafdruk boven op een televisie ligt. Door die beschrijvende toon heeft het verhaal veel vaart, er zit een overtuigende, stuwende kracht achter – en toch is het nergens zomaar een opeenstapeling van handelingen en dialogen; doordat de hoofdpersonages in het begin al duidelijk geïntroduceerd zijn, is het makkelijk om de rest van het verhaal met hen mee te voelen.

Een van de beste verhalen ooit

Dat geldt voor bijna alle twaalf verhalen in Cathedral. Steeds zet Carver eerst uiteen om welke personages het verhaal draait. ‘Myers was traveling through France (...) to visit his son, who was a student at the university there. He hadn’t seen the boy in eight years,’ luidt het begin van The Compartment. En in het titelverhaal, een van de beste korte verhalen die ik ooit heb gelezen: ‘This blind man, an old friend of my wife’s, he was on his way to spend the night. His wife had died.’ De kaarten liggen binnen twee zinnen op tafel. Uit deze paar zinnen wordt een belangrijk deel van de voorgeschiedenis van de bezoeker duidelijk, is op te maken dat de protagonist weinig zin heeft in diens bezoek en dat zijn vrouw er juist naar uitkeek. Meteen weet je: hier zit spanning in, er staat van alles op het spel.

Het vakmanschap van Carver doet de rest. Op een onovertroffen strakke toon, met spaarzame details die hele scènes van kleur voorzien, en dialogen die levensecht en nergens alledaags klinken. Een voorbeeld uit het titelverhaal: ‘“I don’t have any blind friends,’” I said. “You don’t have any friends,” she said.’ Zelden werd een moeizaam huwelijk zo terloops en treffend beschreven.

Telkens blijft onduidelijk of wat ze meemaken nou een omslagpunt in hun leven vormt of dat het een moment is zoals ze er al tientallen hebben meegemaakt

Cathedral staat vol met zulke zinnen, eenvoudig en effectief. De bundel wordt ook niet bevolkt door speciale personages: geen toekomstige presidenten, geen wereldvernieuwers. Nee, het gaat om een man die met zijn ex een gemeubileerd huisje huurt; een alcoholist die verslag doet vanuit een ontnuchteringoord; een moeder van een overleden kind die steeds wordt gebeld door een taartenbakker. Telkens blijft onduidelijk of wat ze meemaken nou een omslagpunt in hun leven vormt of dat het een moment is zoals ze er al tientallen hebben meegemaakt. Dat laat Carver dan wel weer open voor suggestie. Zodra het verhaal eenmaal op gang komt, geeft hij zelden nog uitleg – het tellen komt altijd aan het begin, in dienst van het showen. Alsof hij eerst wil zeggen: dit zijn de bouwstenen waarmee ik mijn verhaal ga vertellen. En vervolgens laat zien hoe hij er een zeldzaam fraai bouwwerk van kan maken.

En: Paranoia van W.F. Hermans Aan de korteverhalenbundel Paranoia is geen ontsnappen mogelijk, schreef ik in het eerste deel van deze serie. Lees mijn bespreking hier terug