Ik woon in het centrum van de wereld. Op één benzinetank kan ik naar alle uithoeken van de aarde rijden. In drie kwartier ben ik bijvoorbeeld in Venetië, even vlug hop ik naar Brussel of New Delhi. Ik kan uitgaan in Berlijn of Peking en shoppen in Londen, Moskou of Havana. Op weg naar Amsterdam passeer ik Warschau, Wenen en Florence. Napels zien - en dan sterven?

In twee uur geregeld, mits het verkeer mee zit. Er zijn hier drie Parijzen.

Kijk maar op de kaart. Binnen vier uur rijden van St. Louis, Missouri liggen minstens vijftig wereldsteden. Men zegt dat de Midwest één saai graanveld is vol kleingeestige gelovigen, maar het is denkbaar.

Vorige week heb ik een kleine reis om de wereld gemaakt in twee dagen, langs een paar van die dubbelgangerdorpjes. Ik wilde mijn vrienden kunnen zeggen dat ik in Caïro was. En Dresden. En Athene.

Dit zijn geen plaatsnamen, maar dromen en idealen

Maar mijn roadtrip was meer dan een woordgrap. Ik hoopte in die wereldsteden een glimp op te vangen van de hoge verwachtingen van hun stichters.

Wie zijn gehucht Parijs noemt, denkt groot, leek me. En wie zijn dorpje Peking doopt, heeft op zijn minst een brede wereldblik. Ik was benieuwd of er, behalve plaatsnaambordjes, nog iets te merken was van die oude hoop en trots.

Misschien denk je: tja, de Franse kolonisten vernoemden hun stadjes gewoon naar Parijs; de Nederlanders naar Amsterdam; de Duitsers naar Berlijn, enzovoorts. Maar dat klopt niet. Dat verklaart maar een fractie van de wereldkaart.

Paris, Tennessee, bijvoorbeeld, werd zo genoemd door de Brit James Leeper, uit bewondering voor de idealen van de Franse generaal De Lafayette. Veel kolonisten vernoemden hun stad niet naar hun thuisland, maar naar een exotische wereldstad die als blauwdruk moest dienen.

Uit bewondering voor Napoleon kreeg Amerika ook allerlei Elba’s en St. Helena’s. Zijn haters stichtten dan weer 34 Waterloo’s

Zoals Peking, Illinois: in 1829 gesticht door Britten. Het was toen nauwelijks meer dan braakliggend terrein. De vrouw van de burgemeester mocht een naam uitkiezen. Ze vernoemde de akker naar de hemelse stad in China. ‘Doubtless with a prophetic eye she could see a brilliant future for their town,’ aldus de historicus Charles C. Chapman.

De stadjes Mexico en Cuba, beide in Missouri, zijn weer vernoemd uit ontzag voor de onafhankelijkheidsstrijd van die landen. Uit bewondering voor Napoleon kreeg Amerika ook allerlei Elba’s en St. Helena’s. Zijn haters stichtten dan weer 34 Waterloo’s. En dan heb je nog zo’n vijftien Sparta’s, tweeëntwintig Athene’s en talloze Trojes: de antiek Griekse beschaving was een voorbeeld.

Dit zijn geen plaatsnamen, maar dromen en idealen.

Soms lijken de namen wat willekeurig. Het stadje Congo in Missouri, bijvoorbeeld, werd vernoemd door de lokale postmeester, die de kaart van Afrika had bestudeerd en onder de indruk was van de rivier de Congo. En in 1869 kreeg Missouri een Oran, omdat de zeekapitein die de stad stichtte daar ooit was geweest, aldus Our Storehouse of Missouri Place Names van Robert L. Ramsay.

Maar zelfs Oran en Congo getuigen in elk geval van een weidse wereldblik. Welke Amerikaan zou zijn stad nu vernoemen naar een havenstad in Algerije? Of wat te denken van Tripoli? En Kabul, Missouri?

Future City is vervallen

Mijn eerste bestemming was Caïro, Illinois, zo’n tweeënhalf uur rijden. Het is één van de zeven Caïro’s in de VS. In de negentiende eeuw had men hier iets met het net herontdekte Egypte. Dat verklaart ook de naam van Memphis, Tennessee.

Caïro, Illinois, werd in 1858 vernoemd naar de Egyptische hoofdstad, ook omdat men duidelijke overeenkomsten zag: net als in het Egyptische Caïro was hier volop vruchtbare landbouwgrond. En was hier een grote rivier. Zelfs twee: het stadje werd gesticht op een schiereiland in de Mississippi, daar waar die samenvloeit met de rivier de Ohio. Perfect voor rivierhandel, dacht men. Dit moet wel een boomtown worden.

Vlak voor Caïro reed ik langs Future City — een spookstadje, waar nog maar enkele huizen bewoond zijn. Vrijwel direct daarna zette ik de auto langs de snelweg, bij dit bord:

Terwijl ik de foto maakte, kwamen een jonge man en vrouw met kinderwagen aangelopen vanaf de kant van Future City. Vreemd, want Amerikanen lopen niet, er was hier ook geen stoep, en nergens winkels. Toen ze dichtbij kwamen, groetten ze vriendelijk en liepen verder. Ik staarde ze na. De man en de vrouw oogden gezond, maar hun kleren waren sjofel.

Nergens is de werkloosheid zo hoog als in Caïro

Later las ik hoe arm Caïro is: ruim de helft van de inwoners leeft onder de armoedegrens (de drempel is omgerekend ongeveer 750 euro per maand per persoon).

Bron kaart: The New York Times poverty map.

Nergens in Illinois is de werkeloosheid zo hoog als in Caïro. Het is een stadje zonder noemenswaardige economie. Er wonen nog maar 2.500 mensen, driekwart is zwart. Ooit woonden er 15.000, tot de trein kwam. De strategische ligging langs de rivier bleek overbodig. De stad raakte in verval, kende een geschiedenis van misdaad en

Soms zag ik wat mensen op straat, tussen kapotte gebouwen, wat het geheel juist verlatener maakte.

Er was wel wat leven bij Shemwell’s Barbecue, ‘The best barbecue in town’ — en ook de enige. De snackbar zat er al sinds de jaren veertig. Ik sprak er een paar bewoners, waaronder een lerares en een lokale journalist. Ik vroeg naar hun beeld van het Egyptische Caïro. ‘Ze zullen daar ook wel een grote rivier hebben,’ zei de lerares. Een van de aanwezigen maakte een grap over de deplorabele toestand van de stad. ‘Als er een aardbeving is, breekt Caïro af, en drijft weg op de Mississippi,’ zei hij. ‘Niemand die zich er druk over zal maken.’

De talloze vergeten steden van de Verenigde Staten

Alleen qua armoede leek dit Caïro op het Egyptische Caïro, waar ik vier maanden geleden was. Er bestaan talloze van in de VS. Een lusthof voor fotografen, een hel voor wie er woont en niet weg kan.

Ik stak de Mississippi over en reed Kentucky binnen, op weg naar Parijs.

Op mijn autoradio was het signaal van St. Louis Public Radio inmiddels niet meer te ontvangen. Tot aan Parijs werden de radiozenders gedomineerd door country en reclame voor landbouwvoertuigen. Het landschap was groen en eentonig, verkeer was er nauwelijks — je kon hier in korte tijd gek worden. Om een idee te geven: staar net zo lang naar onderstaande foto tot je dit countryliedje helemaal hebt geluisterd:

YouTube

In Tennessee kon ik kiezen tussen Milaan en Dresden — ik koos de laatste. Over Dresden (‘A great place to live,’ aldus het plaatsnaambord) het volgende: als de Amerikanen deze stad hadden gebombardeerd, in plaats van die in Duitsland, zou er bijna niemand zijn omgekomen. Het was en is hier nogal stil.

Over Dresden: als de Amerikanen deze stad hadden gebombardeerd, in plaats van die in Duitsland, zou er bijna niemand zijn omgekomen

In de lokale snackbar stond een honkbalwedstrijd aan. De eigenaresse besprak met de enige andere klant de kwaliteiten van haar smoked barbecue. ‘We have people that say our barbecue is too dry,’ peinsde ze, ‘and we have people say our barbecue is too greasy.’

Ze was even stil en verzuchtte: ‘You can’t please everybody.’

In een tweedehandswinkeltje betrapte ik de oude verkoopster, toen ze achter de balie zat te lezen in een beduimelde pocket, The Sexual Key to the Tarot — uit schuldgevoel kocht ik een oud Coca Cola-dienblad en vertrok.

In het buitenland word je vermoord om vijf dollar

Als je vanaf het zuiden Parijs binnenrijdt, zie je bij de stadsgrens een reusachtige meerval bovenop een bord met de tekst ‘WELCOME TO PARIS, TENNESSEE - HOME OF THE WORLD’S BIGGEST FISH FRY.’ Paris, Tennessee, is niet alleen een van de ongeveer twintig Parijzen in de VS, het is ook een van de vijf steden met de grootste fish fry ter wereld.

Dat evenement is in april; de rest van het jaar gebeurt hier niet

Dat evenement is in april; de rest van het jaar gebeurt hier niets. Toch heeft dit stadje een historisch centrum van verrassende allure. Ik zag een nagelsalon, een antiekwinkel en verschillende subtiele verwijzingen naar de Eiffeltoren en de romantiek.

Pas gaandeweg viel op hoe veel oudere mensen hier liepen. Bij de parkeerplaats naast het oude gerechtsgebouw zat een gepensioneerd echtpaar in klapstoeltjes met een vijflitertank Pepsi. Voor hen stond hun antieke Ford uit 1936 geparkeerd. Er stonden nog een paar antieke auto’s. Het was een autoshow, zeiden ze.

De vrouw was nooit in het echte Parijs geweest. Ze hield niet van reizen, of van het buitenland. ‘Mensen zijn er slecht,’ zei ze. ‘Voor je het weet word je vermoord om vijf dollar.’ En: ‘Sorry dat ik het zeg, maar het is ook een etnisch iets.’ Daarom woonde ze in Parijs: hier was weinig misdaad, hier waren alleen blanken, hier gebeurde helemaal niets, behalve natuurlijk de grootste fish fry ter wereld.

Ik zei dat ik moest gaan, voor het donker wilde ik nog de Eiffeltoren zien: in een park buiten het centrum moest namelijk een replica staan, vijftien meter hoog. De toren stond in een hoek van het park, als een hoogspanningsmast in een weiland, maar het was onmiskenbaar een Eiffeltoren en als je je ogen toekneep, proefde je rode wijn.

Aan de voet van de Eiffeltoren sprak ik een leeftijdsgenoot: een Mexicaan met tatoeages. Ik vroeg waar je in de stad ergens iets kon drinken. Hij noemde de naam van het enige café dat nu nog open was (het was iets na zeven uur).

Niemand was in het Franse Parijs geweest; of was dat van plan. Dat is normaal in de VS, waar maar één derde van de inwoners een paspoort heeft

Daarna bood hij me aan om een Mexicaans meisje voor me te regelen. Ik bedankte en ging terug naar het centrum, waar de autoshow inmiddels was opgedoekt. Het was donker, er was niemand meer op straat. In de enige bar die open was in downtown Parijs werd ik door barvrouw Karen ontvangen alsof ik de verlosser was. ‘Parijzenaars zijn vooral pensionado’s,’ zei ze. ‘We noemen ze hier parasieten.’

Niemand van de aanwezigen was in het Franse Parijs geweest; of was dat van plan. Dat is normaal in de VS, waar maar één derde van de inwoners een paspoort heeft. En waarom zou je naar Parijs gaan als je er al woont.

Ik sliep voor 57 dollar in een Super 8-motel. De kamer stonk, alsof je ademde door een boterhamzakje vol as en schimmel. Op tv zag ik dat de Verenigde Staten luchtaanvallen waren begonnen boven Irak en Syrië.

De volgende dag ging ik ik richting antieke beschavingen: Sparta en New Athens. Op de radio klonk weer country, en reclame voor God en tractoren.

Een liegende landkaart

Vlak voor Sparta zag ik een verkeersbord met een paard en wagen — geen verwijzing naar de oudheid, maar een waarschuwing voor de Amish die met hun koetsen over de snelweg rijden. Sparta bleek een aardig stadje met als voornaamste attractie een schietterrein. Ik at een broodje in het stadscentrum. Het logo van de stad was zowaar een Spartaanse krijger.

Toen ik New Athens binnenreed liet ik de hoop op een Parthenon snel varen: het eerste wat ik zag was een trailerpark. Ik liep het terrein op en werd verwelkomd door drie honden. Hun baas verwees me allervriendelijkst naar de ‘historical society’ — ik belde het nummer en kreeg zowaar de president aan de lijn, die zei dat New Athens Duitse wortels had en naar Athene was vernoemd in de hoop uit te groeien tot een ‘cultureel centrum.’

Dat was niet gelukt; wel kon je hier goed vissen.

Toen de schrijver W.F. Hermans door Suriname reisde, schreef hij over de neiging tot ‘verbale schaalvergroting’ aldaar — een hobbelweg heette al snel een highway, bijvoorbeeld. Die neiging tot opscheppen hebben de Amerikanen in extremis. Parijs, Athene en al die andere mythische namen waren ooit op krediet genomen, wellicht vanuit de hoop: ooit zíjn wij het nieuwe Parijs! Zie het als een charmant mengsel van potsierlijkheid en optimisme. Een beetje zoals Appingedam, Giethoorn en Molkwerum zich ‘Venetië van het Noorden’ noemen. Of zoals de vijftien plaatsen in de VS genaamd ‘Paradise’ (of de stad ‘Utopia,’ in Texas, 227 inwoners).

Het vonnis van de geschiedenis luidt dat Parijs geen Parijs zal zijn, en Athene geen Athene; hooguit een soort Zoetermeer. Wat rest is een liegende landkaart vol namen die valse verwantschap suggereren, maar je daarna het bos in sturen. Zelden zag ik zoveel droefgeestigheid als tijdens mijn roadtripje over de wereld.

Ironisch, niet? Voor mij misschien, maar Amerikanen doen hier niet aan ironie. Die les leerde ik van Superman.

Metropolis, Home of Superman

Vlak voor Sparta week ik van mijn route af. Ik was verleid door bordjes die een ‘gigantisch’ Superman-standbeeld aanprezen dat in Metropolis zou staan.

Metropolis werd in dezelfde tijd gesticht als Caïro, met dezelfde hoge verwachtingen. Nu wonen er 6.500 zielen. Een kwart leeft onder de armoedegrens. De stadsfolder prijst als een van de attracties een oude vuurtoren aan: ‘Worlds first lighthouse dedicated to the fight against cancer.’

Vanaf 1973 promootte Metropolis zich officieel als ‘Home of Superman.’ Het gedroomde Superman-pretpark kwam er niet. Wel is er een Superman-museum (grotendeels een giftshop). De stad bruist niet.

De Gigantische Superman bleek een meter of vier hoog. Op het voetstuk stond de inscriptie TRUTH - JUSTICE - THE AMERICAN WAY. Ernaast een bronzen replica van een bijbel, met in reliëfletters het gebed dat de lokale dominee had uitgesproken bij de onthulling in 1993.

‘We realiseren ons dat Gij de enige en ware God zijt,’ had de dominee gebeden. ‘Tegelijk weerspiegelen de schepping en ook ons mensenwerk Gods hand, zoals ook dit Superman-beeld doet.’

Het centrum van de wereld

Terwijl ik de bronzen Bijbel bestudeerde, was er een jonge militair voor het Superman-beeld gaan staan. Hoe oud was hij? Zeventien? Zijn moeder maakte een foto van hem.

God, soldaat, Superman— dit alles vloeide naadloos in elkaar over als een heilige drie-eenheid

Ik nam ook een foto. Het viel mij zwaar niet te grinniken: de jonge soldaat, de bronzen bijbel, de groteske stripheld, in een gehucht genaamd Metropolis. Maar het raadselachtige was: voor de mensen in Metropolis was dit tafereel bloedserieus.

Achter de bronzen bijbel was een bakstenen muur: elke steen stond voor een inwoner van Metropolis die 35 dollar had gedoneerd. Iets verder stond het monument voor de gesneuvelden in Vietnam en andere oorlogen. De moeder had haar zoon net opgehaald van zijn basis, zei ze. Hij kon nu worden uitgezonden. Ze was trots. God, soldaat, Superman— dit alles vloeide naadloos in elkaar over als een heilige drie-eenheid.

Ik ben nog maar in een paar van de wereldsteden geweest; een kleine proefboring. Maar in Metropolis leerde ik, dat als ik Amerika ooit wil begrijpen, ik deze foto moet begrijpen:

Intussen moest ik nog even terug naar Sparta: ik had daar tijdens mijn stop mijn rugtas laten liggen in de broodjeszaak. Hij lag er gelukkig nog, onaangeroerd. De eigenaresse van de zaak zei dat ze de tas niet had durven open maken.

‘Je weet niet wat erin zit,’ zei ze, ‘misschien was je wel van IS.’

Dat bedoelde ze niet eens als een grapje. Deze vrouw vond het een heel logische gedachte dat een IS-jihadist uit Irak afreist naar Sparta, Illinois, om daar de enige broodjeszaak op te blazen.

Dat kan volgens mij alleen als je jouw eigen dorp ziet als centrum van de wereld. Misschien is die oude trots dus nog steeds intact? Of is dit grootheidswaanzin?

Ik ga het uitzoeken.

Alle foto’s in dit stuk zijn gemaakt door Arjen van Veelen
Welkom in Piketty City De Franse econoom Thomas Piketty verwierf wereldfaam met zijn theorie over de groeiende ongelijkheid in de wereld. Maar hoe ziet die theorie er in de praktijk uit? Gastcorrespondent Arjen van Veelen verhuisde onlangs naar de Amerikaanse stad St. Louis, waar de levensverwachting tussen stadsdelen maar liefst vijftien jaar kan verschillen. Een verslag in woord, beeld en kaart uit Piketty City. Lees de rondgang door Ferguson hier terug Het leven is soms mooi, soms verschrikkelijk, maar altijd hartverscheurend Gastauteur Jan Postma reisde deze zomer door Frankrijk en België. Hij probeerde het nieuws te mijden, maar de constante stroom rampzalige nieuwsberichten maakte dat onmogelijk. Zijn meegenomen vakantieboeken en de landschappen die hij onderweg aantreft zetten aan tot mijmeren. ‘1.700 executies in Irak, hoe stel je jezelf dat voor? Simpel: neem jezelf en vermenigvuldig dat met 1.700.’ Lees de reportage hier terug