Een rijkelijk bezaaid landschap van lege blikjes, plastic flesjes en ander verpakkingsmateriaal van beperkte esthetische merite. Het is wat in net economenjargon een externaliteit heet. Twee partijen sluiten met elkaar een overeenkomst - ik verkoop blikje; jij betaalt euro - en veroorzaken daarmee kosten voor een derde partij die geen onderdeel is van de transactie.

De frisdrankindustrie is een externaliteitenmachine. De industrie is verantwoordelijk voor een aanzienlijk aandeel van ’s werelds zwerfafval. Maar zo was het niet altijd. In een artikel in de Business History Review beschrijft Bartow Elmore hoe de frisdrankindustrie overstapte op wegwerpverpakkingen en het Amerikaanse vuilnisbeleid vormgaf.

De geschiedenis van frisdrankverpakkingen is interessant in het licht van de huidige discussie over De Tweede Kamer heeft in 2012 ingestemd met het afschaffen van statiegeld per 1 januari 2015, mits het de maatschappij en het bedrijfsleven een flinke kostenbesparing oplevert. Die afschaffing wordt - door het niet nakomen van de afspraken - nu een jaar doorgeschoven.

Wegwerp-Cola

Het is inmiddels al bijna vergeten, maar de klassieke Cola-flesjes met hun vrouwelijke curves waren niet alleen elegant, ze lagen ook aan de basis van een effectief systeem van hergebruik. Op het glaswerk zat statiegeld zodat het glas werd teruggebracht, geschoond en hergebruikt door de Uit een onderzoek in 1948, ongeveer acht jaar voordat Coca-Cola haar experimenten met wegwerpverpakkingen begon, bleek dat 96 procent van alle glazen flesjes hun weg terugvond naar de frisdrankbottelaars.

Walter Mack, een excentrieke ondernemer die in 1951 de Cantrell & Cochran Corporation overnam, begon als eerste frisdrankproducent cola in stalen blikjes te verpakken. Het bleek een hoogst kosteneffectieve strategie. Er waren veel minder investeringen in hergebruikfaciliteiten en transport nodig.

Het aantal Amerikaanse Coca-Cola bottelaars daalde van 1.020 in 1929 naar 500 in 1979. Tegen 1997 waren er nog maar honderd bottelaars over

De nieuwe verpakkingen bleven niet onopgemerkt bij de grootste frisdrankmaker: Coca-Cola. Coca-Cola was (en is) geen verticaal geïntegreerd bedrijf. Het verkocht haar Cola-concentraat aan onafhankelijke lokale bottelaars. Zij zorgden ervoor dat de Cola in glazen flessen werd gedistribueerd.

Voor deze lokale bottelaars was het hergebruik van glas juist voordelig. De kostenbesparing van het hergebruik kwam – tot groot ongenoegen van Coca-Cola – voornamelijk in hun zak terecht. Constance Hays schrijft in zijn bedrijfsbiografie van Coca-Cola dat bijna voor zolang Coca-Cola in glaswerk kwam, het een strategische prioriteit voor een lange reeks aan bestuursleden was om uit te vogelen hoe Cola een deel van de winst van bottelaars kon afromen.

Wegwerpverpakkingen als blik boden een oplossing. Omdat er geen lokale infrastructuur van ophaaldiensten nodig was, waren er veel minder bottelaars nodig. Een enkele bottelaar kon Cola-blikjes over het hele land verspreiden. Zo kon Cola door een verdeel-en-heerspolitiek marge afdwingen bij bottelaars. Zoals een lokale bottelaar voor de Senaat getuigde: ‘Centralisatie en monopolisering zijn de voornaamste redenen voor de snelle overschakeling op wegwerpverpakkingen.’

Het aantal Amerikaanse Coca-Cola bottelaars daalde van 1.020 in 1929 naar 500 in 1979. Tegen 1997 waren er nog maar honderd bottelaars over.

Cola over je schutting

De overschakeling had nog een gevolg. Waar voorheen Coca-Cola haar eigen rotzooi opruimde, werden de kosten nu over de schutting gegooid bij anderen. Dat is uiteraard goedkoper voor frisdrankmakers, maar niet voor de lokale Amerikaanse overheden die hun handen vol hadden aan de toenemende afvalstromen. In de jaren zestig en zeventig kwam er dan ook grote politieke druk om statiegeld verplicht te stellen. In 1970 was er zelfs een wetsvoorstel ingediend in het Huis van Afgevaardigden om wegwerpverpakking van frisdrank in zijn geheel te verbieden.

In dit politieke klimaat deden de frisdrankproducenten alles om het probleem bij anderen te leggen. Zwerfafval was een kwestie van eigen verantwoordelijkheid. Met campagnes als ‘Keep America Beautiful’ en ‘Bend A Little’ spoorde Coca-Cola Amerikanen aan zelf hun afval op te ruimen. Tegelijkertijd lobbyde Cola voor méér federale steun aan lokale recyclingprogramma’s. ‘Recycling werd een wapen van het bedrijfsleven in hun strijd om statiegeldregelingen en een verbod op wegwerpverpakkingen te ondermijnen,’ aldus Elmore in zijn artikel.

De frisdrankindustrie was succesvol. Hoewel een aantal staten statiegeld op bepaalde producten invoerde, blijft het gros van de Verenigde Staten statiegeldloos. ‘Dure recylingprogramma’s bleven de enige oplossing voor de afvalstoffenproblematiek in dit land omdat bedrijven hun lobbymacht gebruikten om de verantwoordelijkheid voor de verzameling en recycling van afval op de publieke sector af te schuiven,’ concludeert Elmore.

Zo betaalt de burger eigenlijk dubbel: met zijn onbetaalde opschoonwerk en met een toegenomen belastinglast.

Cola is de nieuwe Marlboro In 2005 onthulde medisch tijdschrift The Lancet dat tabaksfabrikant Philip Morris eigen onderzoek over de schadelijke effecten van roken, niet publiceerde. Het agressief verdedigen van de handel lijkt sindsdien over te slaan naar frisdrank- en voedselindustrie. Een ongezonde ontwikkeling. Cola is de nieuwe Marlboro Waarom een uitdijende overheid geen ziekte maar een zegen is De Nederlandse overheid is kolossaal. Haar uitgaven beslaan inmiddels meer dan de helft van het nationale inkomen. En dus doen politici er alles aan de overheid te temmen, met weinig succes. Maar ze vergeten dat een rijk land per definitie steeds méér zou moeten besteden aan dokters, onderwijzers en politieagenten. Waarom een uitdijende overheid geen ziekte maar een zegen is