This must be my lucky day. Dat was, in alle eerlijkheid, mijn reactie toen ik op 11 augustus 2014 een e-mail van ene Nizar Mourabit in mijn mailbox aantrof. Ik was net een week bezig als adjunct-hoofdredacteur en onderdeel van mijn nieuwe takenpakket was het opbouwen en onderhouden van een netwerk van bronnen en auteurs. In die dagen was elk medium – ook het onze – ijverig op zoek naar contacten in de wereld van de Nederlandse jihadstrijders. Ronselaars, vertrekkers, terugkeerders: iedereen was benieuwd naar hun motieven.

Een journalistieke klus van jewelste, want terugkerende Syriëgangers worden op de voet gevolgd door de AIVD, de politie en het OM. Mailen, bellen of afspreken met een journalist staat voor hen dan ook praktisch gelijk aan het afleggen van een bekentenis. De overheid is bevoegd om alle communicatie mee te lezen of af te tappen.

En nu bood zich, zonder dat ik er enige moeite voor hoefde te doen, iemand aan die over bronnen zei te beschikken in die wereld. Zou hij onze informant kunnen worden?

Bedenktijd

Voor een opiniestuk van Mourabit zelf had ik weinig belangstelling, zo liet ik hem direct weten, maar in een afspraak met zijn vrienden – die volgens hem net uit Syrië terug waren gekeerd – des te meer. Maar eerst moest ik zien uit te vinden of hij kon bewijzen dat hij was wie hij zei te zijn.

Hij had bedenktijd nodig, hij vreesde voor zijn veiligheid, hij vreesde voor repercussies van jihadisten die ‘niet blij zijn met mijn schrijfsels,’ hij vreesde voor de AIVD

Ik nodigde hem uit voor een kop koffie. Ik bood aan bij hem langs te gaan. Ik belde een collega die wel van ’m gehoord had. Ik vroeg een collega om te helpen bij het opzetten van een beveiligd mailaccount. We overwogen zelfs om Nizar als doorgeefluik te gebruiken voor een ouderwetse briefwisseling.

Maar Nizar bleef maar duiken. Hij had bedenktijd nodig, hij vreesde voor zijn veiligheid, hij vreesde voor repercussies van jihadisten die ‘niet blij zijn met mijn schrijfsels,’ hij vreesde voor de AIVD. Uiteindelijk was hij bereid om zelf een interview met zijn vrienden te maken en dit aan ons te leveren, ‘als onderdeel van een groot artikel waar ik zelf geen onderdeel hoef te zijn.’ Maar zonder zelfs maar een snipper bewijs dat Mourabit was wie hij aangaf te zijn, kon ik daar niet mee akkoord gaan.

Op 4 september waagde hij nog een laatste poging. Enkele dagen later mailde ik hem om het contact definitief te verbreken. Intussen hielden we op de redactie overal rekening mee. Was dit een AIVD-infiltrant, die een door de overheid gewenste boodschap (‘ga niet naar Syrië, je komt gedesillusioneerd terug’) de wereld in probeerde te brengen? Was dit iemand die eenvoudigweg aandacht zocht? Of was het toch een bevreesde bron, die zich – terecht – afvroeg wat hem zou overkomen als hij een spreekbuis voor geborneerde jihadstrijders zou worden?

Opluchting

Het antwoord kwam een maand later, in de vorm van een foto. Nizar en ik bleken in dezelfde ruimte verkeerd te hebben op een symposium waar ik een column voordroeg. En Nizar was geen Marokkaanse politicoloog en beeldend kunstenaar, hij was een Zwolse ex-gereformeerde kunstenaar.

Linksonder: Karel Smouter. Daarboven: ‘Nizar Mourabit’, in werkelijkheid kunstenaar Nelle Boer. Foto: (c) Ewout Klei

De eerste emotie was, zeg ik heel eerlijk, opluchting. Want het is alleen maar omdat we bij De Correspondent het productieproces zo hebben ingericht dat we uitgebreid de tijd voor elk stuk nemen dat we niet in zijn val zijn getrapt. En, eerlijk is eerlijk: elke keer dat het onderwerp jihadstrijders ter sprake kwam, verwees ik naar Nizar Mourabit, mijn ‘gouden contact’ in die wereld, die mij immers had verteld over de desillusies van zijn vrienden. Met andere woorden: hij mag ons platform niet hebben gehaald, hij heeft zich met zijn pseudoanalyse wel degelijk in mijn hoofd geplaatst.

We publiceren het artikel over hem dan ook niet vanuit een soort Schadenfreude tegenover al die collega’s die Mourabits stukken wel hebben gepubliceerd. Het had ons kunnen overkomen. Het verlangen naar bronnen en exclusieve scoops is nu eenmaal groter dan de neiging in alles voorzichtigheid te betrachten.

We publiceren het verhaal dan ook vooral om wat het blootlegt: dat het fingeren van een identiteit door internet eenvoudiger dan ooit is. En dat, anno 2014, een Marokkaan met een doctorandusgraad en een genuanceerd verhaal, werkelijk alle blogs, opinieredacties en columnisten van Nederland het hoofd op hol brengt. Of hij nu bestaat of niet.