Dat weggooien zonde is heb ik van mijn moeder geleerd. Mijn moeder gooide weinig tot niets weg. Ze vond dat een theezakje na gebruik nog minstens een week meeging. In de winter deed zij mij ook maar één keer per week een nieuwe onderbroek aan.

Daar had ik niets op tegen – niet op het theezakje en niet op de onderbroek – tot ik besefte dat het er bij andere mensen anders aan toeging. Ik wilde boven alles graag normaal zijn en als normaal zijn betekent een theezakje niet een week lang hergebruiken, dan moet je dat theezakje gewoon na gebruik weggooien. Dat is normaal.

Het viel mij misschien makkelijk gebruikte theezakjes weg te gooien omdat ik weinig thee zette. Anders was het met parafernalia; ik kon maar geen afstand doen van parafernalia en toen bleek dat mijn New Yorkse appartement te klein was voor alle parafernalia – je verzamelt wat af als mens – begon ik mijn parafernalia te versturen aan een verzamelaar die inmiddels in Praag was neergestreken. Hij heette Jos; ik had hem meen ik voor het eerst ontmoet in Eindhoven en hij deed mij aan Samuel Beckett denken.

Ik kon moeilijk zeggen: ‘Geef het allemaal weer terug’

Zijn verzameling groeide ongemerkt. Ik stuurde hem gewoonlijk iedere drie weken een pakje per post, soms twee pakjes. Dan geloofde ik, met enige opluchting, dat mijn appartement weer wat leger was geworden.

Maar op een gegeven moment zei hij tegen mij: ‘Ik word oud, wat moet er van mijn collectie worden als ik er niet meer ben?’

Daarop wist ik ook niet zo snel een antwoord. Ik kon moeilijk zeggen: ‘Geef het allemaal weer terug.’ Mijn opslagruimte lag al vol.

Jos stelde voor alles aan de Universiteit van Amsterdam over te dragen. Wie was ik om daar iets tegen in te brengen? De collectie was nu van hem. Mijn parafernalia waren zijn parafernalia geworden.

De Universiteit van Amsterdam, althans de Bijzondere Collecties die bij die universiteit horen, bleek van plan de aanwinsten tentoon te stellen en wederom vond ik dat ik mij daar niet al te opzichtig tegen moest verzetten. Zoals ik onlangs een hoofdredacteur liet weten: ‘Op fysiek geweld na neem ik weinig persoonlijk.’

Van het een kwam het ander en verleden week werd de expositie geopend. Een expositie waaraan de beslissing van Jos ten grondslag lag zich te ontdoen van het archief.

Voorafgaand aan de officiële opening liep ik met mijn moeder door de tentoonstelling. Zij was bijzonder geboeid, veel meer dan ik had gedacht. Een paar keer zei ze: ‘Zonder mijn nieuwe hartklep had ik dit niet gehaald.’

Ook wilde ze van de foto’s die er hingen steeds weer weten: ‘Hoe oud was je hier?’

Overal kwam ik mezelf tegen en hoe meer ik mezelf tegenkwam, hoe groter de behoefte om maar weer eens op te stappen. Laat zoveel gezegd zijn: thuis ben je waar je archief níet is.

Thuis ben je waar de mensen denken dat je thuis bent Een schrijfster is met haar twaalfjarige zoon op bezoek in New York. Ze schreef dat ze graag wilde dat de Hotelmens haar de stad liet zien waar hij zich thuis voelde. De Hotelmens kreeg echter vooral het idee dat ze tijd met hem door wil brengen. Hij past zich aan haar wensen aan. Lees hier de vorige column terug