De PvdA verkeert in zwaar weer. Opnieuw.

Volgens de laatste zelfevaluatie, getiteld zijn Diederik Samsom en zijn gevolg het contact verloren met de ‘globaliseringsverliezers,’ de flexwerkers en zo ongeveer iedereen die leunt op de sociale zekerheid. En dat is al een tijdje zo. De trend is duidelijk: als de PvdA besluit te regeren, besluit de arme, afhankelijke Nederlander de partij de rug toe te keren. Maar waarom?

Omdat de PvdA even elitair is als egalitair.

Helaas kan de arbeiderspartij daar niets aan doen. Sterker nog, een PvdA’er is inherent actievoerder én bureaucraat, idealist én salonsocialist. Als de sociaaldemocraten zichzelf willen hervinden, zullen ze dat eerst moeten begrijpen.

En daarbij hebben ze de hulp nodig van niemand minder dan hun aartsrivaal: Ayn Rand.

We beginnen bij een toneelstuk

Acteur Ramsey Nasr, de vleesgeworden , toont zijn meesterschap door even niets te zeggen en slechts de zaal in te turen. Na ruim drie uur benevelend toneelspel vindt niemand dat erg. De stilte maakt de woorden zwaarder en dieper. In plaats van te ontspannen, blijft het publiek Roark in opperste concentratie aankijken. Dan spreekt Nasr, in de persoon van Roark, de beroemde woorden:

‘Duizenden jaren geleden ontdekte de eerste mens hoe hij vuur kon maken. Hij werd waarschijnlijk verbrand aan dezelfde paal die hij zijn broeders had leren aansteken.’

Intrigerend genoeg zit de zaal vol progressieve kunstliefhebbers die de sociaaldemocratie ongetwijfeld een warm hart toedragen. Hoe kan het eigenlijk dat de woorden van Ayn Rand, icoon van het neoliberalisme, leidsvrouw van opperbankier en inspirator van PVV-ideoloog Martin Bosma, zoveel linkse burgers betoveren? Hoe kan ikzelf vinden dat je de plicht hebt om voor je ouders te zorgen, zwervers onderdak te bieden, drugsverslaafden te helpen en, o hemel, tot wel 52 procent aan marginale inkomensbelasting af te dragen, en toch met een verbijsterde glimlach de voorstelling verlaten?

Hoe kunnen, kortom, PvdA’ers van Ayn Rand houden?

Scheppers en parasieten

Het succes van de voorstelling The Fountainhead, met verve uitgevoerd door Toneelgroep Amsterdam, is goed nieuws voor de filosofie. De gelijknamige roman over Howard Roark, de architect die alles opoffert om te kunnen leven zoals hij dat zelf wil, is namelijk bovenal een verhaal over ideeën. Rand schroomde geenszins om haar personages te gebruiken als vehikels voor haar opvattingen. En die liegen er niet om.

De originele mens is niet afhankelijk van anderen

Ayn Rand claimt namelijk dat we moeten leven voor onszelf. Bij monde van Roark zegt Rand dat alle mensen die hun stempel op de wereld hebben gedrukt, van Euclides tot Einstein, dat alleen maar konden doen omdat ze fundamenteel egocentrisch waren. Zij hadden allen een creatie voor ogen die niet in dienst stond van anderen, maar in dienst stond van henzelf.

Zo schrijft een waar componist geen muziek voor de massa, maar openbaart hij iets wat evident mooi is – l’art pour l’art – en zal hij zich niets aantrekken van andere meningen. De originele mens wordt niet gemaakt door anderen en is niet afhankelijk van anderen. In tegenstelling tot bijna iedereen verheft hij zich boven het oordeel dat Rand met meedogenloze superioriteit klaar heeft liggen: hij is geen ziekelijke parasiet. Hij is vrij.

‘The Fountainhead’ door Toneelgroep Amsterdam. Foto: Jan Versweyveld

De Schepperssamenleving

Vanwege haar radicale ideeën over vrijheid betrad Rand het erepodium van het neoliberalisme. In de ideale wereld van Rand hoeft de overheid namelijk nog maar één ding te doen: ervoor zorgen dat burgers in alle rust kunnen scheppen. Dat wil zeggen: de overheid moet de basale vrijheidsrechten beschermen, zoals de vrijheid van meningsuiting en, bovenal, het recht op eigendom. Maar de overheid heeft absoluut geen sociale plicht. Een ander mens helpen zou namelijk fundamenteel verkeerd zijn: een vrij mens leeft vanuit zichzelf en wordt lelijk en inauthentiek door de zorg van anderen.

Rand illustreert dit door in The Fountainhead Peter Keating op te voeren, een getalenteerde jongen die volledig geobsedeerd is door het verwerven van de hoogste maatschappelijke status. Aangezien Peter niet naar zijn eigen creativiteit luistert, maar slechts anderen imiteert, heeft hij grote moeite om zowel spannende als degelijke architectuur te ontwerpen. Roark heeft medelijden – een volgens Rand verwerpelijke emotie – en helpt Peter prestigieuze opdrachten binnen te slepen. Maar door zijn succes wordt Peter alleen maar lelijker en groeit zijn haat voor de superieure Roark. Roark vindt het vuur uit en Peter wil hem verbranden.

Uiteindelijk verraadt Peter de man naar wie hij zo opkijkt. Roark op zijn beurt geeft ook toe een fout te hebben gemaakt: ‘Omdat ik degene ben die jou heeft vernietigd, Peter. Van het begin af aan. Door je te helpen.’

Peter is onherroepelijk verpest. De conclusie is dan ook helder: wee de overheid die mensen probeert te helpen. Wee de misplaatste arrogantie van de idealist die denkt dat de samenleving maakbaar is.

Het is begrijpelijk dat Rands gedachtegoed velen, mijzelf incluis, aanspreekt. Er wordt een scheidslijn getrokken tussen zwak en sterk, tussen origineel en nep. We willen maar wat graag bij de scheppende helden horen, Howard Roark een ferme handdruk geven en onszelf een welverdiend klopje op de borst. Rand laat ons gloriëren in ons eigen kunnen en moedigt aan blij te zijn met onze eigen schoonheid.

En toch doen we er goed aan niet meteen aan deze verleiding toe te geven. Rands gedachtegoed is namelijk niet helemaal coherent.

Net-Niet-Dominantie

Om de inconsistentie helder in het vizier te krijgen is het nuttig – en enigszins pikant – om de centrale liefdesscène nader te bestuderen. De scène is eenvoudig samen te vatten:

Roark verkracht zijn geliefde Dominique.

Maar wacht even: Gaat een fenomeen als liefde wel samen met zelfzucht? Rand predikt de liefde in ieder geval niet zoals we dat gewend zijn. Goede liefde is volgens haar namelijk ten diepste egoïstisch, omdat je simpelweg wilt genieten van de schoonheid van de ander. Het is daarom niet erg die ander te willen bezitten en veroveren – die drang is juist goed en oorspronkelijk. Vandaar dat Howard Dominique dwingt tot seks, en zij uiteindelijk in verrukking toegeeft aan zijn dominantie.

Maar de beruchte seksscène is toch ambigu. Hoewel Dominique nooit expliciet akkoord gaat met de vrijpartij, en Roark zelfs een paar keer aanvliegt, weet hij dat ze hem eigenlijk wil. Zonder haar onderdrukte wens zou hij zelfs niet hebben gehandeld. Eigenlijk, suggereert Rand, stemt zij dus wel in.

‘The Fountainhead’ door Toneelgroep Amsterdam. Foto: Jan Versweyveld

Deze wending is echter opmerkelijk, omdat twee geboden hier met elkaar lijken te botsen: enerzijds de terechte eigen wil om te domineren en anderzijds een fundamenteel respect voor de integriteit en wil van anderen. Blijkbaar moet je volgens Rand je eigen verlangens nastreven, maar mag je een ander nooit totaal verpulveren of inlijven.

Deze tegenstrijdige opvattingen zijn weerspiegeld in Rands ideale samenleving: een plek waar we ons vol overgave in een bikkelharde competitie moeten storten, maar we anderen vanwege bepaalde basale rechten nooit helemaal kapot mogen maken.

Maar als onze eigen scheppingsdrang het enige is wat telt, waarom zouden we dan in hemelsnaam anderen moeten respecteren?

De ware kleuren van de wil tot macht

Het probleem wordt nog duidelijker als we Rands filosofische vader ten tonele voeren: Friedrich Nietzsche. Hoewel Rand zelf ontkende een apostel te zijn van de filosoof met de hamer, is zijn invloed overduidelijk. Nietzsche pleitte voor de zelfexpressie en scheppingskracht van het individu, die net als Howard Roark de wereld als zijn persoonlijke werkplaats ziet. Als we vervolgens bedenken dat Roark eigenhandig een tempel bouwt ter ere van de ‘human spirit,’ hij het in sommige passages heeft over een fundamenteel ‘ja-zeggen’ tegen de wereld en hij niet in staat is anderen echt te haten – een trademark van Nietzsches Übermensch – wordt het een oefening in onwetendheid om de erfenis van Nietzsche niet te zien.

Maar in tegenstelling tot Rand was Nietzsches gedachtegoed coherent.

Rand durfde Nietzsches consequentie niet aan. Roark gedraagt zich nooit echt als een zelfzuchtige klootzak

Nietzsche erkende volmondig dat de persoon die invloed wil verwerven per definitie anderen wegdrukt. Zelfs in een eenvoudig kroeggesprek, stelt de een zich dominanter op dan de ander. Of denk aan grote bedrijven, die elkaar driftig het faillissement in jagen. En denk aan hoogmoedige naties, die omwille van de hoogste en de laagste idealen hun burgers de oorlog in sturen.

Nietzsche ontkende of bagatelliseerde deze strijd niet, maar moedigde de mens aan zich er zonder voorbehoud in te storten. Waarlijk scheppend leven marginaliseert anderen, wist Nietzsche, maar dat is de prijs die we moeten betalen voor een superieur leven.

Maar Rand durfde Nietzsches consequentie niet aan. Roark gedraagt zich nooit écht als een zelfzuchtige klootzak. Toevallig ontwerpt hij niet alleen gebouwen die hij mooi vindt, maar ook gebouwen waarvoor de bewoners hem eindeloos dankbaar zijn. Toevallig kiest hij er nooit voor om te liegen voor eigen bestwil of via wat ellebogenwerk zijn architectuur te adverteren. En als hij de vrouw van zijn dromen wil bezitten, beoordeelt hij wel netjes of ze hem ook echt wil of niet.

Nietzsche had geen last van zulke scrupules. In tegenstelling tot Rand beschreef hij geen laisser faire-samenleving, waarin onderdrukking verzacht wordt door democratie en zwakheid gecompenseerd wordt met de vrijheid van meningsuiting. Nietzsche had geen gelijk respect voor ieder mens. En toch lijkt Rand dat wel vol te houden: haar kille wereldvisie gaat samen met de erkenning van de gelijke waardigheid van iedereen.

Maar waarom verdienen mensen dat respect? Wat blijft er over van je waarde als je niet leeft als een godenzoon? Rand is zo druk bezig de levenskracht van Roark te benadrukken, dat deze fundamentele vraag geen antwoord krijgt. En dat is nogal spijtig.

De PvdA zou een antwoord namelijk goed kunnen gebruiken.

‘The Fountainhead’ door Toneelgroep Amsterdam. Foto: Jan Versweyveld

Waarom een PvdA’er van Ayn Rand kan houden

Want niet alleen Ayn Rand lijdt aan inconsistentie: de Randliefhebbende PvdA’er doet dat ook. Hij is immers even elitair als egalitair. Aan de ene kant streeft de PvdA naar goed werk voor alle burgers, aan de andere kant organiseert de partij een flexibele arbeidsmarkt, waar vooral de talentvolle yup sterk staat. Enerzijds vinden de sociaaldemocraten dat de verzorgingsstaat ‘voor iedereen is,’ maar anderzijds gaan ze rücksichtslos in zee met de participatiesamenleving: een plek waar zorg verdiend moet worden en steeds minder onvoorwaardelijk is. Bovendien heeft de PvdA’er het beste voor met ‘gewone mensen,’ maar ziet de partij de beslissingen in de praktijk liever genomen worden door hoogopgeleide bestuurders.

Gelijke vrijheid is een groot goed, maar juist de PvdA’er vindt dat niet iedereen daar goed gebruik van maakt. Het is fout als iemand kan werken maar niet werkt. Het is fout als een lui en weinig intelligent persoon invloed krijgt terwijl een hardwerkende bolleboos aan de zijlijn staat.

Natuurlijk zal de PvdA’er de eerste zijn die toegeeft dat je anderen onvoorwaardelijk moet respecteren. Ook de uitkeringstrekker verdient waardering. Maar de sociaaldemocraat zou hem ook gelijk bekritiseren. Juist de linkse idealist is immers een mens van smaak, klasse en beter leven. Van het maken van bewuste keuzes. De wereldverbeteraar is tegelijkertijd een pretentieuze betweter en een vermoeiende streber: hij is Howard Roark met een sociaal gezicht.

Geen wonder dat de slecht presterende have nots zich niet getroost voelen. Geen wonder dat er giftige aversie is tegen de zogenoemd idealistische slimmeriken. Geen wonder dat bij menig PvdA’er The Fountainhead aanslaat.

Advies van Max Scheler

De PvdA’er staat daarom voor een pittig vraagstuk: hoe kan solidariteit samengaan met veeleisende ambitie?

Voor een eerste advies kunnen we terecht bij een van Nietzsches belangrijkste critici. Max Scheler, in zijn tijd een prominent denker, deed ooit een kloeke poging het christendom in bescherming te nemen tegen Nietzsches hamer. Scheler geloofde niet dat de zorg voor een ander afdoet aan het ideaal van een passievol en scheppend leven. Hij beweerde dat die zorg juist in dienst staat van het versterken en verheffen van de zwakkere. In samenwerking met de ander zou de mens pas echt tot grote hoogtes komen.

PvdA’ers kunnen Schelers wijsheid ter harte nemen. Willen al die sociaaldemocraten niet het flikkerende levensvuur van de zwakkere aanblazen, en mensen tot hun recht laten komen? Is hun droom niet dat ieder mens een beetje op Howard Roark gaat lijken?

Het is een mooie en ongetwijfeld goede gedachte – maar toch blijft de incoherentie knagen. Het is niet voor niets dat socialisten graag in de salon samenscholen en hoogopgeleide idealisten het liefst met elkaar het land besturen. De zwakke remt de sterke toch af, en de elitaire dromer neemt nu eenmaal veel ruimte in. Onvoorwaardelijk respect eist zijn tol, en de talentvolle PvdA’er voelt zijn offer. Zeker als er verkiezingen aankomen en de gewone man, voor wie hij het allemaal doet, geen zin heeft in solidaire pretenties.

En dan is Ayn Rand balsem op de wonden. Dan wil de linkse idealist zich wel vergapen aan een architect die nooit een compromis sluit en voor niemand enige zorg op zich neemt. Dan hoeft hij zich niet klein te maken opdat de ander iets groter kan worden, maar kan hij genieten van een voorstelling over ambitie en creativiteit.

Juist een PvdA’er heeft daar soms enorme behoefte aan.

Podcast: Filosoof Hans Achterhuis is bang voor de utopie Zonder dat we het beseffen heeft de Amerikaanse schrijfster Ayn Rand (1905) invloed op ons leven. Zij heeft met haar utopie van de moderne mens het ideaal van de vrije markt en het neoliberalisme gevoed. Een gesprek over Rand met filosoof Hans Achterhuis, die vindt dat je moet oppassen met utopieën. Luister hier het interview terug Hoe de revolutionaire hippies van toen de systeembevestigende managers van nu zijn geworden Een van de sprekers bij de boekpresentatie van Rutger Bregmans boek ‘Gratis geld voor iedereen’ was de socioloog Willem Schinkel. De stelling van Schinkel? Die utopieën van Bregman gaan nog lang niet ver genoeg. Lees hier zijn betoog terug