De meest gegoogelde modetrend van het afgelopen jaar was ‘normcore.’ Het woord is een samentrekking van ‘normal’ en ‘hardcore’ en het verwijst naar een kledingstijl gekarakteriseerd door onpretentieuze, doodgewone kleding. Als voorbeeld wordt vaak de komiek genoemd, met zijn vormeloze spijkerbroeken, doorsneeshirts en comfortabele, witte sneakers (het soort dat je bij bejaarde Amerikaanse toeristen aantreft).

Erg nineties inderdaad, net als Seinfeld en zijn gelijknamige tv-show zelf. Normcore past in een nostalgische trend voor die periode, die zich de laatste jaren ook manifesteerde op het gebied van muziek en film, en online in een overweldigende lading tests en quizzen – ‘27 reasons to love the 90’s’, ‘43 signs you are still obsessed with New Kids on the Block’, ‘Which Full House character are you?’

Gewone jongens en meisjes

V.l.n.r.: Phoebe, Ross, Rachel, Joey, Monica, Chandler.

Als je googelt op ‘normcore’ is een van de eerste afbeeldingen die je tegenkomt er niet een van de cast van Seinfeld, maar van die andere nineties- Friends. Het is een publiciteitsshot, anno 1995, waarop de zes vrienden op een rijtje staan, lachend, allemaal in witte shirts en vaalblauwe slobberjeans.

Dit zijn gewone jongens en meisjes, zo draagt dit groepsportret uit. En dat is misschien ook wel wat de serie typeert. Friends werd op het hoogtepunt alleen al in de VS door bijna 53 miljoen mensen bekeken. Het was, net als Seinfeld en andere sitcoms uit die tijd, een show voor het grote publiek. De personages moesten in al hun eigenheid wel appelleren aan een brede middenklasse.

Waar precies vandaan kwamen, wat ze hadden gestudeerd en hoe ze over de regering dachten was van ondergeschikt belang voor de simpele premisse. Die was als volgt: zes bevriende twintigers delen twee appartementen en een stamcafé in New York. Ze praten hoofdzakelijk over liefde en werk en we zien ze het op beide vlakken keer op keer verprutsen.

Vervagende videotapes

En dat tien seizoenen lang, van 1994 tot 2004, in maar liefst 236 afleveringen van ongeveer twintig minuten. Wilde je destijds alle seizoenen op VHS hebben, dan had je de lengte van een tienjarig kind aan plankruimte nodig.

Ik had een paar van die videoboxen en keek ze tijdens de laatste jaren van de middelbare school zo vaak dat ze vervaagden. Vooral wanneer ik ’s nachts naar boven sloop na mislukte avonden in de stad boden de banden soelaas; die zes vrienden waren er altijd. Zij faalden voortdurend – Joey met zijn acteercarrière, Ross om Rachel te krijgen en te houden, Chandler om welke vrouw dan ook te krijgen en te houden –, maar ze haalden geruststelling uit elkaar en uit dat eeuwige koffiehuis. De eendagsband The Rembrandts verzorgde met de introtune tien jaar lang het motto: I’ll Be There for You…

YouTube
Intro van Friends: titelsong van The Rembrandts

Ik zat in een donkere kamer en spoelde de kalmerende poppenkast steeds terug om hem opnieuw te bekijken. Ook in de herhaling zat magie; ik leerde deze fictieve mensen beter kennen dan mijn echte vrienden.

Zo ging het jaren, en nog steeds als Friends op tv herhaald wordt (en het wordt zowaar nog steeds herhaald), kijk ik.

Impact – het kapsel van Rachel

Vraag je een fan als ik naar de impact van Friends op zijn generatie, dan zeg ik: groot. Bij navraag blijken veel leeftijdgenoten niet naar Friends te hebben gekeken – ‘te braaf,’ ‘te blij,’ ‘dat was voor kakkers’ –, maar ook tegenstanders konden er bijna niet omheen zich ertoe te verhouden. Iedereen had wel een groepje vrienden in de buurt dat zich spiegelde aan de zes.

Een hele generatie kappers heeft het kapsel dat Jennifer Aniston de eerste seizoenen droeg jarenlang boven aan de menulijst gehad als ‘The Rachel.’ Het versierzinnetje van chick magnet Joey – ‘How you doin?’ – wordt nog steeds gebruikt. In New York werd onlangs een kloon van het koffiehuis Central Perk geopend. Ik betrap me er regelmatig op dat ik ‘Smelly Cat’ zing tijdens de afwas.

YouTube
Smelly Cat

Er zijn ook wetenschappelijker bewijzen dat Friends sporen heeft achtergelaten. Canadese taalkundigen ontdekten dat het woord ‘so’ – als in: ‘That is so not true!’ – veel vaker wordt gebruikt sinds de serie. Amerikaanse popcultuuronderzoekers wezen erop dat het een van de eerste tv-programma’s was dat zo exclusief om twintigers draaide en die levensfase ook verheerlijkte. Dezelfde onderzoekers concludeerden dat Friends de groeiende acceptatie markeerde van alternatieve familievormen als ongehuwd samenwonen en het homohuwelijk.

Dat de paleontoloog Ross een kind opvoedt met een getrouwd lesbisch stel, dat zijn zusje Monica een relatie begint met de twintig jaar oudere oogdokter Richard, dat Phoebe vrolijke kinderliedjes zingt over biseksualiteit; het zijn progressieve onderwerpen voor mainstreamkabeltelevisie, medio jaren negentig. Maar ze blijven marginaal, want de vrienden aspireren en (spoiler alert!) eindigen ook met monogame, heteroseksuele relaties inclusief kinderen en huizen buiten de stad.

YouTube
‘The Bisexual Song’

Zo apolitiek als een pogostick

De maatschappelijke implicaties van Friends zijn precies dat: impliciet. Een van de dingen die namelijk opvalt wanneer ik het opnieuw bekijk is juist de nadrukkelijk apolitieke, ongeëngageerde en soms ronduit wereldvreemde houding van de personages.

Voor redelijk intelligente, liberale New Yorkers zijn de zes in opmerkelijk weinig anders geïnteresseerd dan in zichzelf en in elkaar (in die volgorde!). Joey weet niet wie Stalin is, Rachel begrijpt niet dat een creditcard geen onuitputtelijke bron is, Phoebe’s vrijblijvende geloof in karma uit zich in niet veel meer dan vegetarisme.

En ook hun directe omgeving kan hun interesse niet bepaald wegdragen. Buren zijn er om te begluren – ‘Ewl, look! Ugly naked guy got himself a pogo stick!’ – of om je aan te ergeren – ‘Mr Heckles, stop calling, we are not making any noise!’

De wetenschapper Ross is de enige die zich interesseert voor kennisvergaring. Als hij zijn passie voor dinosaurussen of zijn academische theorieën over het concept monogamie wil delen begint de rest demonstratief te gapen.

Het voornaamste venster op een wereld buiten die van henzelf is de televisie, die in beide huiskamers een prominente plaats inneemt (bij huisgenoten Chandler en Joey zijn de luxaflex standaard gesloten). Het tv-dieet bestaat, hoe meta, hoofdzakelijk uit series, sitcoms en soaps zoals Baywatch, Urkel, Days of Our Lives, Laverne & Shirley.

In een gesprek tussen Chandler en zijn tijdelijke huisgenoot Eddy wordt die wereldvreemdheid treffend geridiculiseerd. Chandler drijft de spot met de geringe algemene ontwikkeling van een ex-scharrel:

‘She thought Sean Penn was the capital of Cambodia!’ De twee lachen zich rot. Wat de hoofdstad van Cambodja dan wel is, weten ze bij nader inzien zelf ook niet. ‘But it is not Sean Penn!’

De zithoek van het koffiehuis en de paarse wanden van het te ruime appartement vormen een cocon. Daarin wordt alles wat er gebeurt uiteindelijk gevolgd door het ingeblikte geschater van een publiek dat is om te lachen. Het drama in Friends beperkt zich tot een dode oma af en toe, een wintertje liefdesverdriet, een zomertje werkloosheid. Het motto I’ll Be There for You wordt nooit werkelijk op de proef gesteld; niemand krijgt een miskraam, wordt klinisch depressief of alcoholverslaafd. Niemand gaat vreemd met zijn schoonzus.

Een tijd voordat alles misging

Dat gebrek aan substantie mag nu schrijnend lijken, het is ook wat sitcoms als Friends met terugwerkende kracht aantrekkelijk maakt. Friends, zo een criticus van de New Statesman, ‘is about the last moment before everything went wrong.’ De serie vertegenwoordigt een stabiel tijdperk, de langste economische bloeiperiode ooit, de zogeheten Clintontijd, waarin Nederlandse kabinetten hun regeerperioden nog gewoon afmaakten, waarin studenten vier verschillende kleuren creditcards konden bezitten.

Opvallend is dat de kijkcijfers kort na 11 september 2001 hoger zijn dan ooit. Geschrokken Amerikanen grijpen zich vast aan het geliefde huiskameruniversum. In plaats van in te spelen op de gebeurtenissen (zoals bijvoorbeeld Sex and the City dat deed) gaat Friends op de vertrouwde, zorgeloze toon verder.

Later in de jaren nul begint het format van de serie te verouderen. En dat geldt voor het sitcomgenre als zodanig. (2001) legt de basis voor een nieuw soort comedy, dat zich onderscheidt van Friends, Seinfeld en co door ander camerawerk (The Office luidde een herleving van single-camera tv in) en een hardere, satirische toon. Friends, met dat statische decor, dat milde sarcasme, begint in vergelijking met die snappy nieuwe series oubollig aan te doen.

Wat het comedygenre bovendien tot vernieuwing dwingt is het veranderende tv-landschap. Sitcoms staan voor een type mainstreamtelevisie dat door de steeds grotere rol van internet verdwijnt. Een hit als van Lena Dunham, die ook gaat over bevriende twintigers in New York, worstelend met werk en liefde, en die daarom vaak met Friends vergeleken wordt, is in de VS goed voor een schamele 1 miljoen kijkers.

Dunhams serie richt zich dan ook op een specifieker publiek: hoogopgeleide, grootstedelijke millennials. Dat kan, in een landschap waar iedereen zijn eigen programmering samenstelt.

Nostalgisch, maar normaal doen

Behalve de gewatteerde wereld waarin de serie zich afspeelt, wekt ook die mainstreamkwaliteit van Friends nostalgie; het ontplofte media-aanbod van vandaag doet weleens terugverlangen naar een prehistorie waarin wat je aan cultuur consumeerde werd gedicteerd door overzichtelijke hitlijsten en papieren tv-gidsen. Instantverbinding op schoolpleinen en bij koffieautomaten, waar de uitzending van de vorige avond besproken werd.

Ook inhoudelijk had het grote publieksaspect zijn charmes. De vrienden hebben hun typerende karaktertrekken, ze verheffen hun stemmen nogal eens, maar over het geheel genomen grossieren ze in gematigdheid. Uiteindelijk moest zowel ik in mijn Haarlemse torenkamer als de dertigjarige garagemonteur uit Springfield, Massachusetts zich met hen kunnen identificeren. (Overigens was dat hoogstwaarschijnlijk wel een witte garagemonteur.)

In het rauwere Girls – waarin zeker in het begin de financiële crisis een belangrijke rol speelt – worden een uitgesproken identiteit, (artistieke) zelfexpressie, ambitie en wilde ervaringen voortdurend als dwingende randvoorwaarden gesteld voor een volwaardig leven. Vriendschap moet daar soms zelfs voor wijken. Gewoon zijn is geen optie.

In Friends hoeft niemand een solozangcarrière, een edgy drugsverslaving of een contract met een grote uitgever. Niemand hoeft de stem van zijn generatie te worden. De zes vrienden vinden hun carrière weliswaar belangrijk (Monica wil een eigen restaurant, Rachel wil hogerop bij Ralph Lauren), maar die ambitie staat in evenwichtiger verhouding tot wat ze nog meer belangrijk vinden: liefde en goede vriendschappen.

Met die bescheiden, fundamentele verlangens – uiteindelijk is dát waar Friends tien seizoenen lang over gaat – spreken ze voor een breder gedefinieerde generatie dan de dwangmatige uniekelingen uit Girls.

Maakster Lena Dunham, die zich tegenwoordig geroepen voelt om zich buiten de serie te laten horen als feminist en activist voor homorechten, heeft voor Girls een actief diversiteitsbeleid gevoerd. Maar juist van de normcore die het o zo witte Friends typeert gaat een verenigende kracht uit. We zien hoe gemiddeldheid, en niet extravagantie, fungeert als middel om veel verschillende mensen zich thuis te laten voelen.

Wat koning Willem-Alexander in zijn kersttoespraak – met weinig gevoel voor humor, maar veel gevoel voor normcore – heeft willen overbrengen is iets wat de makers van Friends begrepen: individuele verschillen, prima, mooi, maar let ook vooral eens op wat ons bindt.

Zo’n verlangen ligt misschien ook ten grondslag aan de woekerende internetnostalgie naar die laatste jaren voordat datzelfde internet ons kijkgedrag versnipperde en ons tot individuele omroepbaasjes maakte. Wat bindt beter, ten slotte, dan gezamenlijk herinneringen ophalen aan programma’s die we gezamenlijk hebben bekeken?

Alle tien seizoenen van Friendszijn vanaf 1 januari op Netflix Canada en USA te zien. Halverwege dit jaar volgt Nederland.

Deze man keek elf jaar non-stop televisie (en ziet het leven toch nog zitten) Tv-recensent Hans Beerekamp zit al elf jaar elke nacht tot ’s ochtends vroeg voor de tv. Hij heeft Nederland bang, boos en hysterisch zien worden. Maar hij is optimistisch: het ‘zwarte decennium’ loopt op zijn einde. Lees hier het portret