Gisteren publiceerde ik over de plannen van Shell om te gaan boren op de Noordpool. Inwoners van het kleine walvissersdorp Point Hope vrezen dat hun manier van leven zal verdwijnen als gevolg van Shells activiteiten in de regio. Ze leverden een dappere strijd, maar bonden uiteindelijk in. Zo hopen ze tenminste te gaan verdienen aan Shells toekomstige boringen, die met extreme risico’s gepaard gaan.

Ik presenteerde deze uitkomst als ‘een verhaal over de menselijke gevolgen van onze fossiele verslaving en over de uitzonderlijke onverantwoordelijkheid van een van de grootste olie- en gasbedrijven op aarde: Royal Dutch Shell.’

Een aantal lezers vond het een ‘eenzijdig stuk,’ niet ‘objectief’ of ‘te vijandig’ tegenover Shell. Onder meer de volgende vragen kwamen aan de orde:

  • Had Shell niet de kans moeten krijgen zijn plannen op de Noordpool te verdedigen?
  • Is Shell werkelijk zo’n slecht bedrijf in vergelijking met andere olie- en gasbedrijven en petro-staten zoals Rusland en Saoedi-Arabië?
  • Gaat De Correspondent ‘volop op de activistische tour,’ door olie- en gasbedrijven weg te zetten als ‘extreem onverantwoordelijke’ ondernemingen?

Deze vragen raken aan een onderliggend dilemma waarmee ik dagelijks te maken heb als correspondent Klimaat & Energie. Dat is: hoe ‘neutraal’ dan wel ‘activistisch’ moet je als journalist berichten over het klimaatprobleem?

Als je de ernst van het probleem erkent en overziet, kom je al snel tot de conclusie dat er ‘iets’ moet gebeuren. Impliceert betrokkenheid bij (of bezorgdheid over) het klimaatprobleem dan ook dat je moet oproepen tot actie (of een boycot)?

De waarheid over de opwarming van de aarde niet ligt tussen de posities van een alarmist en een scepticus

Het lastige is dat het lezerspubliek zelf in veel gevallen verdeeld is. Een (klein) deel van de lezers erkent het probleem niet, terwijl een ander (klein) deel liefst morgen nog een revolutie zou ontketenen. De rest van de lezers zit daartussenin. Toch ligt de juiste mate van betrokkenheid bij het klimaatprobleem niet in het midden van deze twee posities, zoals de waarheid over de opwarming van de aarde niet ligt tussen de posities van een alarmist en een scepticus.

Ik wil hier wat overwegingen met jullie delen; mijn voorlopige conclusies op deze taaie vragen. Voor de duidelijkheid: het gaat hier niet over de vraag of Shell in dit verhaal wederhoor had moeten krijgen. Als we het bedrijf op grond van nieuwe feiten ergens van hadden beschuldigd, dan zouden we het uiteraard aan het woord hebben gelaten, zoals we dat bijvoorbeeld deden in

Maar alle informatie in het stuk van gisteren was al bekend. Wat gastcorrespondent Merel Ligtelijn toevoegde, was de geschiedenis van het dorpje Point Hope. Zij heeft een degelijk journalistiek proces gevolgd, door zowel voor- als tegenstanders van Shells Noordpoolplannen aan het woord te laten.

In de presentatie van het stuk heb ik vervolgens duidelijk een kant gekozen. Op grond van de volgende twee overwegingen.

Overweging 1: het klimaatprobleem is een van de ernstigste problemen die we hebben

De ernst van het klimaatprobleem is inmiddels veelvuldig aangetoond. Het was miljoenen jaren geleden dat we in de atmosfeer hadden als vandaag en de uitstoot stijgt nog steeds. Shell zelf houdt als gevolg hiervan al rekening met een opwarming van tegen het einde van deze eeuw – twee keer zoveel als de 2 graden opwarming die als ‘veilig’ wordt beschouwd. Volgens klimaatpanel IPCC is het dat menselijke activiteit de oorzaak is van de opwarming die zichzelf versterkt.

De mogelijke gevolgen: toenemende droogte, overstromingen en extreem weer, verlies van ecosystemen en biodiversiteit, een verminderde productiviteit van landbouw en, in de woorden van de Wereldbank, een Dat zijn slechts de met redelijkheid voorspelbare consequenties van een warmer klimaat. De oftewel de verrassende combinaties van deze processen, laten zich moeilijker raden. Denk aan

Zo helder als de consensus in de wetenschap is, zo ver is die te zoeken in de politiek en in het publieke debat

Mijn perspectief op dit alles is dat ik mij als journalist – wil ik het maatschappelijke belang dienen – heb te scharen aan de zijde van de overweldigende wetenschappelijke consensus. En dat het inmiddels onomstreden is dat we klimaatverandering moeten bestrijden, zoals het ook onomstreden is dat we armoede, honger, obesitas en laaggeletterdheid moeten tegengaan.

Toch wordt dit uitgangspunt ten aanzien van het klimaat soms nog gezien als ‘activisme.’ Zeggen dat er stevige, ingrijpende, verregaande actie moet komen om het klimaatprobleem aan te pakken, wordt gezien als een politieke uitspraak. Iets voor mensen die zich buitensporig drukmaken om het milieu of voor mensen die simpelweg een hekel hebben aan oliebedrijven of aan de consumptiemaatschappij (quod non). Zo helder als de consensus in de wetenschap is, zo ver is die te zoeken in de politiek en in het publieke debat.

Dat maakt het voor een journalist lastig. Bij al te ‘neutrale’ berichtgeving is vooral de status quo gediend. Die valt, zeker in de huidige fossiele samenleving, al lang niet meer samen met het publieke belang waarvoor iedere journalist geacht wordt te werken. Een journalist die over armoede of honger schrijft, mag gerust aannemen dat zijn publiek het met hem eens zal zijn dat er ‘iets’ moet gebeuren en dat de veroorzakers ter verantwoording moeten worden geroepen. Maar als je diezelfde aanname bij het klimaatprobleem doet, dan word je al snel als ‘groene’ activist gezien. Ik beschouw het probleem echter als ernstig genoeg, de bewijzen ervoor voldoende overtuigend, om die kwalificaties naast mij neer te leggen.

Overweging 2: Een bedrijf als Shell maakt het probleem bewust erger

Het inzicht dat klimaatverandering een ernstig probleem is, brengt met zich mee dat we de veroorzakers ervan durven te benoemen. Natuurlijk is iedereen een beetje verantwoordelijk, maar sommigen zijn dat meer dan anderen. Omdat ze meer macht hebben, of meer middelen die ze ten goede of ten kwade kunnen aanwenden, zoals wapenfabrikanten die ervoor kunnen kiezen wel of geen clusterbommen te maken.

Shell doet goede dingen. Denk aan de steun voor en Shells voornemen om vanaf 2016 te over de financiële gevolgen van verschillende opwarmingsscenario’s. Het bedrijf doet het relatief beter dan andere olie- en gasbedrijven, bijvoorbeeld met hun toenemende focus op aardgas in plaats van olie (de verbranding van gas heeft minder negatieve effecten voor het klimaat dan die van olie of kolen).

Maar Shell gaat op de Noordpool boren onder de meest extreme omstandigheden, terwijl we al weten en de risico’s zijn. Mocht het misgaan in de Noordelijke IJzee, dan kunnen de gevolgen voor het milieu catastrofaal zijn. Shell neemt dus een extreem risico, terwijl

Bovendien weten we dat de olie- en gasreserves onder de Noordpool daar moeten blijven als we de ernstigste klimaatverandering willen vermijden. Deze brandstoffen toch uit de grond halen, komt neer op het probleem doelbewust erger maken. toch gaat het bedrijf verder met het zoeken naar méér fossiele energie.

We hebben hier te maken met een bedrijf dat rechtstreeks inwerkt tegen het publieke belang. Shell weet zijn eigen activiteiten, onder meer in mooie advertenties in de Nederlandse dagbladen, te verbloemen als innovatieve investeringen in de toekomst. Het bedrijf kan inderdaad steeds beter, steeds veiliger, op steeds onwaarschijnlijker plekken boren. Maar met de kennis die we nu hebben, kunnen we het aanboren van enorme nieuwe bronnen zelf als kwalijke zaak beschouwen.

De vraag is nu: moet Shell nog een partij zijn in het gesprek over die ‘kwalijke zaak’? Dat zou bijvoorbeeld impliceren dat ik als journalist de visie van deze multinational tegenover die van een milieuorganisatie zou zetten. Maar daarmee doe ik de ‘posities’ in dit debat als gelijkwaardig voorkomen, terwijl ze dat in mijn ogen niet zijn. Als het gaat om boringen op de Noordpool is Shell geen geloofwaardige gesprekspartner, zoals een bedrijf dat obesitas bevordert dat niet is in een verhaal over dikke kinderen.

Hoe moeten we over de fossiele energiebedrijven praten?

Klimaatactivist Bill McKibben kiest voor een vergelijking met tabaksfabrikanten. In voor boringen op de Noordpool, schreef McKibben dat het was alsof de tabaksfabrikanten toestemming vroegen om sigaretten te verkopen in een kankerkliniek. Immers: dat Shell kan gaan boren op de Noordpool is een direct gevolg van de opwarming en het smeltende ijs waarvoor Shell zelf mede-verantwoordelijk is. ‘Talk about salting wounds and adding insult to injury,’ schreef McKibben.

Ik vind het een harde, maar terechte vergelijking. om te boren op de Noordpool zijn bekend: het bedrijf zegt dat de wereld nog nieuwe fossiele energie nodig heeft en dat het veilig is om die onder de Noordpool weg te halen. Ik heb die argumenten gewogen en Dat is in lijn met een van de journalistieke richtlijnen van De Correspondent, zoals die in staat: ‘De journalist moet uitzoeken welke kant van een verhaal het geloofwaardigst is en waarom.’

Dit alles wil niet zeggen dat ik Shell per definitie geen podium wil geven. Zoals ik in ook al stelde, wil ik juist graag in gesprek met mensen die in de olie- en gassector werken. Dit om te horen wat hun beweegredenen zijn en hoe hun sector zich ontwikkelt. Maar dat betekent niet dat hun perspectief in ieder verhaal aan de orde hoeft te komen.

Er zijn grenzen, en de Noordpool is er een.

Laten we elkaar betere verhalen vertellen over klimaat, duurzaamheid en energie De manier waarop we praten over klimaatverandering biedt onvoldoende perspectief en onvoldoende hoop. Als correspondent Klimaat & Energie wil ik het gesprek verder helpen. Denken jullie mee? Lees hier mijn openingsstuk terug