Als je de grootste econoom van de vorige eeuw had gevraagd wat de grootste uitdaging van deze eeuw zou worden, dan had hij niet lang getwijfeld.

Vrije tijd.

In de zomer van 1930, aan het begin van de Grote Depressie, gaf een lezing in Madrid. Hij had zijn ideeën al een paar keer uitgeprobeerd op zijn studenten in Cambridge en besloot ze nu samen te vatten in een van zeven kantjes. Titel: ‘Economische mogelijkheden voor onze kleinkinderen.’

Mijn generatie dus.

Madrid was in de zomer van 1930, meer nog dan nu, een zooitje. De Spaanse werkloosheid liep snel op, het fascisme kreeg voet aan de grond en ook de Sovjet-Unie probeerde zieltjes te winnen. Een paar jaar later zou een verwoestende burgeroorlog uitbreken. Vrije tijd als grootste uitdaging? In die zomer leek het alsof Keynes van een andere planeet kwam. ‘We zuchten nu onder een vlaag van economisch pessimisme,’ relativeerde hij. ‘Je hoort mensen voortdurend zeggen dat het tijdperk van enorme economische vooruitgang, die de negentiende eeuw karakteriseerde, voorbij is…’

En niet zonder reden. Massawerkloosheid en verpaupering grepen om zich heen, de spanningen tussen de naties liepen op en uiteindelijk was er een Tweede Wereldoorlog nodig om de industrie weer op de rails te krijgen. ‘Op de lange termijn zijn we allemaal dood,’ had Keynes in 1923 nog geschreven. Economen maakten zich volgens hem te veel zorgen over de verre toekomst, terwijl buiten de storm raasde.

Toch waagde Keynes zich nu, in een stad aan de rand van de afgrond, aan een blik vooruit. In 2030, voorspelde hij, zou de mens worden geconfronteerd met zijn grootste uitdaging ooit. Wat te doen met zeeën van vrije tijd? Met een flinke slag om de arm voor nog meer ‘desastreuze fouten’ van politici (bezuinigen in crisistijd bijvoorbeeld), stelde Keynes, zou de westerse levensstandaard in 2030 minstens vier keer zo hoog moeten zijn als in 1930.

Conclusie: in 2030 werken we nog maar vijftien uur per week.

Een toekomst vol vrije tijd

Keynes was niet de eerste, en ook niet de laatste, die vooruitkeek naar een wereld vol vrije tijd. Een van de Founding Fathers van de Verenigde Staten, , had honderd jaar eerder al voorspeld dat vier uur per dag ooit genoeg moest zijn. Dan zou het leven verder uit ‘Leisure and Pleasure’ bestaan. De aartsvader van het liberalisme, , schreef een halve eeuw vóór Keynes dat meer rijkdom het beste in meer vrije tijd kon worden omgezet.

Maar juist de Industriële Revolutie, de motor van vooruitgang in de negentiende eeuw, had voor het tegendeel gezorgd. Moest een Engelse boer rond 1300 nog zo’n 1.600 uur per jaar werken om in zijn onderhoud te voorzien; in de tijd van Mill zwoegde een fabrieksarbeider twee keer zo lang om te overleven. In steden als Manchester was de zeventigurige werkweek – zonder vakantie, zonder weekend – de norm.

‘Wat willen de armen toch met vakantie? Ze moeten werken!’ kon een gravin eind negentiende eeuw nog Te veel vrije tijd zou verloedering slechts in de hand werken. Toch begon de welvaart vanaf 1850 langzaam door te sijpelen naar de lagere klassen. En geld is tijd.

‘Wat willen de armen toch met vakantie? Ze moeten werken!’

In 1848 had het Engelse parlement al voor een tienurige werkdag gestemd. Aan het einde van de eeuw dook de werkweek zelfs onder de zestig uur. De latere Nobelprijswinnaar voorspelde in 1900 dat, in dit tempo, de werkdag in 2000 nog maar twee uur zou duren.

In 1926 was het niemand minder dan autofabrikant Henry Ford die als eerste de vijfdaagse werkweek invoerde. Hij werd voor gek verklaard – en even later nageaapt. Henry Ford, de grote kapitalist, de man van de lopende band, had ontdekt dat zijn werknemers alleen maar productiever werden van een kortere werkweek. ‘Het is de hoogste tijd dat we korte metten maken met het idee dat vrije tijd voor arbeiders een klasse-privilege is,’ vertrouwde hij een journalist toe.

En zo was Keynes in 1930 allang niet meer de enige die Luilekkerland aan de horizon zag verschijnen. In hetzelfde jaar schreef de beroemde bioloog dat we uiteindelijk nog maar twee dagen per week zouden werken. Ook de filosoof voegde zich in het rijtje van grote denkers die op een vierurige werkdag rekenden. ‘Er zal geluk en levensvreugde zijn, in plaats van overspannen zenuwen, vermoeidheid en buikpijn.’

De machine als arbeider

En zowaar: het leek erop dat de grote denkers gelijk kregen.

In 1930 nam de Amerikaanse Senaat al een wet aan voor een dertigurige werkweek. Hoewel de wet strandde in het Huis van Afgevaardigden bleef president Hoover gecharmeerd van de kortere werkweek. Een adviseur van president Roosevelt schreef een paar jaar later dat Amerika inmiddels rijk genoeg was voor een vierurige werkdag.

De opmars van de vrije tijd zette ook na de Tweede Wereldoorlog gestaag door. In 1956 beloofde Richard Nixon zijn landgenoten dat ze ‘op niet al te lange termijn’ nog maar vier dagen hoefden te werken. Nog even en machines zouden al het werk doen. ‘Dan zullen er overvloedige mogelijkheden voor recreatie zijn,’ jubelde Jared Cohen, een professor aan de Universiteit van Manchester, ‘we zullen ons onderdompelen in kunst, toneel, dans en honderd andere manieren om de beperkingen van het dagelijks leven te overstijgen.’

RAND Corporation voorspelde een toekomst waarin slechts 2 procent van de bevolking alles zou produceren

Keynes’ voorspelling werd mainstream. Een commissie van de Amerikaanse Senaat schreef dat de werkweek in 2000 nog maar veertien uur zou duren, met minstens zeven weken vakantie per jaar. RAND Corporation, een invloedrijke denktank, voorspelde een toekomst waarin slechts 2 procent van de bevolking alles zou produceren wat de samenleving nodig heeft. Werken zou iets voor de hoogopgeleide elite worden.

Eind jaren zestig begonnen wetenschappers zich daarover zorgen te maken. Sebastian de Grazia, een vooraanstaand politicoloog, vertelde persbureau AP: ‘Er is reden om te vrezen dat vrije tijd - gedwongen vrije tijd – slechts verveling, luiheid, immoraliteit en geweld teweeg zal brengen.’ De beroemde sciencefictionschrijver Isaac Asimov voorzag dat in 2014 de psychiatrie de belangrijkste medische professie zou zijn. We zouden ziek worden van verveling.

Maar over de richting van de geschiedenis werd niet langer getwijfeld. Rond 1970 was het onder sociologen gebruikelijk om over het aanstaande ‘einde van het werk’ te spreken. Een ‘vrijetijdsrevolutie’ zou op het punt van uitbreken staan.

George en Jane

Maak kennis met George en Jane Jetson. Een degelijk stel dat, samen met hun twee kinderen, in een ruim appartement in Orbit City woont. Hij werkt als ‘digital index operator’ bij een groot bedrijf, zij is een traditioneel Amerikaanse huisvrouw. George heeft last van nachtmerries over zijn baas, Mr. Spacely. Zijn werk valt dan ook niet mee: om de zoveel tijd moet George op dezelfde knop drukken. En mr. Spacely, een korte, ronde man met een indrukwekkende snor, is een tiran.

‘Gisteren heb ik twee volle uren gewerkt!’, klaagt George na de zoveelste nachtmerrie. Zijn vrouw Jane reageert ontzet. ‘Oh George! Wat denkt Spacely wel niet dat hij runt? Een sweatshop?’

De gemiddelde werkweek in Orbit City duurt negen uur. Helaas bestaat de stad alleen in de meest invloedrijke tv-show van de twintigste eeuw: The Jetsons. De ging in 1962 in première en speelt zich af in het jaar 2062. Het is net The Flintstones, maar dan in de toekomst. The Jetsons is tot in den treure herhaald – een hele generatie groeide ermee op.

Vijftig jaar later blijkt dat veel van de voorspellingen die de makers deden over het jaar 2062 al zijn uitgekomen. Een huishoudrobot? Hebben we. Zonnebank? Bestaat al lang. Touchscreens? Check. Videochat? Geen probleem. Maar in andere opzichten leven we nog lang niet in Orbit City. Met de vliegende auto’s wil het maar niet opschieten. En ook de bewegende stoep laat op zich wachten.

Maar de grootste illusie? Geen twijfel over mogelijk: de opmars van vrije tijd.

De vergeten droom

In de jaren tachtig kwam de krimp van de werkweek knarsend tot stilstand. Geld werd niet meer in tijd, maar in spullen omgezet. In de VS, waar al in 1937 de veertigurige werkweek werd vastlegd, werkt drie kwart nu meer dan veertig uur per week. Dertig jaar terug sliep de gemiddelde Amerikaan acht uur per nacht. Nu is dat nog maar zeseneenhalf. De gewonnen tijd wordt besteed aan nog meer werk, en nog meer consumptie.

In Nederland krimpt de werkweek sinds 1990 niet meer. van de werknemers gaat gebukt onder hoge tijdsdruk, een kwart werkt structureel over en één op de acht kampt met burn-outklachten. Werk en vrije tijd zijn ook steeds moeilijker van elkaar te scheiden. Uit een recente studie van de Harvard Business School blijkt dat managers en professionals in Europa maar liefst 82 uur per week beschikbaar zijn via hun smartphone.

Toegegeven, op papier heeft Nederland de kortste werkweek ter wereld. Maar dit kale cijfer verhult de belangrijkste ontwikkeling van de afgelopen decennia:

Geen futurist die het voorspeld heeft. De Jane Jetson van 2062 is gewoon nog een gehoorzame huisvrouw. In 1967 voorzag de Wall Street Journal dat de eenentwintigste-eeuwse man uren zou doorbrengen bij zijn vrouw op de bank. Niemand kon vermoeden dat in januari 2010 (voor het eerst sinds mannen aan het front van de Tweede Wereldoorlog vochten) vrouwen de meerderheid van de Amerikaanse beroepsbevolking zouden vormen. Negen van de tien snelst groeiende beroepen worden inmiddels door vrouwen gedomineerd. In 1970 verdienden Amerikaanse vrouwen slechts 2 tot 6 procent van het gezinsinkomen. Nu al meer dan 40 procent.

Als je naar de totale werkweek kijkt blijken vrouwen langer te werken dan mannen

Het is een revolutie van duizelingwekkende snelheid. Veertig jaar geleden had een kwart van de Nederlandse dames een baan. Nu is dat drie kwart. ‘Deeltijdfeminisme van luilakken’, schampert dan. Maar als je naar de totale werkweek kijkt, inclusief al het onbetaalde werk, blijken vrouwen in Europa en Noord-Amerika langer te werken dan mannen. ‘Mijn oma had geen stemrecht, mijn moeder geen pil en ik geen tijd,’ verzucht cabaretière Hester Macrander terecht.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau rapporteert dat Nederlanders sinds de jaren tachtig drukker zijn geworden met werk, overwerk, zorg en opleiding. Besteedden we hier in 1985 nog 43,6 uur per week aan, in 2005 was dat al

Eigenlijk had Keynes’ voorspelling al uit moeten komen. In 2000 was het zover: we waren vier keer zo rijk als in 1930, gecorrigeerd naar inflatie. Maar aan het begin van de eenentwintigste eeuw blijken niet vrije tijd of verveling onze grootste uitdagingen, maar stress en onzekerheid. En als het aan het kabinet, de werkgevers of de Europese Commissie ligt, gaan we alleen nog maar harder werken. We zouden geen keus hebben: anders verliezen we ‘de concurrentieslag’ met China, kunnen we ‘de vergrijzing niet betalen’ of kampen we straks met ‘acute arbeidstekorten’.

Minder werken is de vergeten droom van de twintigste eeuw.

De oplossing voor (bijna) alles

Werkgeversorganisatie VNO-NCW vroeg het zich onlangs nog af: minder werken, voor welk probleem is dat een oplossing?

Ik zou een andere vraag willen stellen. Minder werken, voor welk probleem is het niet de oplossing?

Stress? Onderzoekers van de Universiteit van Cambridge concludeerden in 2010 dat een kortere werkweek dé manier is om gezonder en gelukkiger te leven. Dit jaar berekenden Duitse , op basis van een peiling onder 909 werkende vrouwen, hoe de perfecte dag eruitziet. De meeste minuten (106) zouden gaan naar ‘intieme relaties’. Ook ‘socializen’ (82), ‘relaxen’ (78) en ‘eten’ (75) scoren goed. De minste tijd zou er zijn voor ‘opvoeden’ (46 minuten), ‘werk’ (36) en ‘reizen naar het werk’ (33). De wetenschappers merken droogjes op: ‘Bij het maximaliseren van welzijn spelen werken en consumeren (die het bbp doen groeien) een stuk kleinere rol dan ze nu doen.’

Slecht onderwijs? Nergens krijgen kinderen zo weinig les als in Finland. En nergens scoren ze hogere resultaten. Nederland staat inmiddels op de vierde plaats van OESO-landen waar kinderen het langst op school zitten, zonder aantoonbaar resultaat. We kunnen ons beter druk maken over de kwaliteit dan over de kwantiteit van het onderwijs.

Klimaatverandering? Een recent windt er geen doekjes om: een wereldwijde verschuiving in de richting van een kortere werkweek zou de CO2-uitstoot, deze eeuw nog, kunnen halveren. Juliet Schor schat dat 10 procent minder werken de ecologische voetafdruk met 15 procent verkleint.

Ongelukken? Overwerk is dodelijk. Er worden meer fouten gemaakt tijdens lange werkdagen. Chirurgen die te hard werken schieten vaker uit, militairen die te weinig slapen schieten vaker mis. Van Tsjernobyl tot de Challenger Spaceshuttle – bij grote rampen blijken overwerkte leidinggevenden steeds een fatale rol te spelen. De sector die de grootste ramp van het afgelopen decennium veroorzaakte (de financiële) verdrinkt in overwerk.

Een kortere werkweek zou de CO2-uitstoot, deze eeuw nog, kunnen halveren

Werkloosheid? Maak je geen illusies: je kunt niet zomaar een baan in stukjes hakken. De arbeidsmarkt is geen stoelendans waarbij we alleen maar de plaatsen eerlijk hoeven te verdelen. Toch concluderen van de International Labour Organization dat het delen van werk behoorlijk goed heeft geholpen tijdens de crisis. Het gezaghebbende tijdschrift The Atlantic riep het zelfs uit tot een van de beste ideeën van 2012.

De race tegen de machine? Militairen, babysitters, beursanalisten, advocaten en chauffeurs – steeds vaker wordt hun werk aan robots uitbesteed. Pure vooruitgang, natuurlijk. Al tweehonderd jaar komen er vanzelf weer nieuwe banen bij - het weefgetouw en de lopende band hebben nooit massawerkloosheid veroorzaakt. Toch lijkt er iets te veranderen. Er is steeds vaker sprake van ‘jobless growth’. waarschuwt voor een groeiende kloof tussen hoogopgeleide kenniswerkers en pechvogels met minder vaardigheden. Toch moeten niet alleen lopendebandmedewerkers voor hun baan vrezen. De Tilburgse economen Ad van de Gevel en Charles Noussair voorspellen dat ook ‘kenniswerk’, waar we nu nog academici voor nodig hebben, op grote schaal naar chips zal worden geoutsourcet.

Emancipatie? Landen met de kortste werkweek scoren steevast het hoogst in de emancipatieranglijstjes. Maar in één opzicht loopt Nederland hopeloos achter: vrouwen zijn kampioen deeltijdwerken. Maar liefst 75 procent heeft een kleinere baan. Dat wil niet zeggen dat vrouwen een luizenleventje leiden. Integendeel, als je betaald en onbetaald werk bij elkaar optelt zijn ze minstens zo druk als mannen. Vrouwen kunnen niet meer betaald gaan werken zolang mannen niet meer gaan zorgen, koken en poetsen. Het is, kortom, tijd voor een nivelleringsfeestje van tijd. In Zweden, waar de kinderopvang en het vaderschapsverlof wel fatsoenlijk zijn geregeld, is de tijdskloof tussen mannen en vrouwen het kleinst. Het aantal vrouwelijke deeltijders neemt er al jaren af en zit inmiddels rond de 30 procent.

Vergrijzing? De vermaarde demograaf James Vaupel kwam dit jaar met een simpel, maar briljant idee. ‘Kinderen die nu tien jaar oud zijn kunnen doorwerken tot hun tachtigste’, vertelde hij aan Science Nordic. ‘In ruil daarvoor zouden ze niet meer dan 25 uur per week hoeven te werken.’ Waar dertigers verdrinken in werk, gezin en hypotheek, komen ouderen nauwelijks aan de bak. En dat terwijl (deeltijd)werken uitstekend is voor hun gezondheid. ‘In de twintigste eeuw hadden we een herverdeling van welvaart,’ zegt Vaupel. ‘Ik geloof dat in deze eeuw de grote herverdeling in termen van tijd zal zijn.’

Een kortere werkweek betekent niet dat we minder gaan doen. Integendeel, de OESO schat de waarde van al ons onbetaalde werk (huishouden, mantelzorg, vrijwilligerswerk) nu al op de helft van het bbp. En Den Haag wil nog veel meer aan ons uitbesteden: bibliotheek, buurthuis, ouderenzorg, jeugdhulpverlening – allemaal vrijetijdswerk. Maar die tijd moet er dan wel zijn.

Goed nieuws: crisis

Keynes deed zijn voorspelling in een stad die afgleed in chaos. Toch begreep hij dat de wereld niet op slag arm was geworden met de Beurskrach van 1929. Er kon nog even veel worden geproduceerd als het jaar ervoor; de vraag was alleen weggevallen. Tachtig jaar later worden we met hetzelfde probleem geconfronteerd. Het is niet dat we arm zijn; er is gewoon niet genoeg werk voor iedereen.

Eigenlijk is dat goed nieuws.

Nu is de vijftienurige werkweek nog een droom, een hersenschim, een utopie. Maar in de afgelopen eeuwen zijn er heel wat utopieën verwezenlijkt. Het einde van de slavenhandel, de komst van de democratie, de immense groei van welvaart, gelijkheid tussen man en vrouw, mensenrechten – niet zo heel lang geleden waren het nog de waanbeelden van dromers en fantasten. Keynes was er ook zo een. ‘We zullen eens te meer doel boven middel verheffen en het goede boven het nuttige,’ schreef hij in 1930. Economen zouden in 2030 nog maar een kleine rol spelen, ‘net als tandartsen’.

Die droom is verder weg dan ooit. Sinds de crisis lijken economen alleen maar een grotere rol te spelen. Ook de droom van een kortere werkweek is uiteengespat. Er is bijna geen politicus te vinden die er nog voor pleit, zelfs nu de stress en werkloosheid recordhoogtes bereiken.

Toch was Keynes niet gek: al in zijn tijd was de werkweek sterk aan het krimpen. Hij trok slechts de lijn, die rond 1850 was begonnen, door de toekomst in. ‘Natuurlijk, het zal allemaal geleidelijk gebeuren, niet als een catastrofe,’ nuanceerde hij. Stel dat de vrijetijdsrevolutie zich deze eeuw nog doorzet. Zelfs als de economie traag groeit zou een westerling in 2050 minder dan vijftien uur hoeven te werken voor hetzelfde inkomen als

Als dat lukt, dan wordt het hoog tijd ons voor te bereiden.

Nationale aanpak

De eerste vraag: willen we dit?

Eigenlijk laten de geen ruimte voor twijfel. Ja, heel graag. We willen er zelfs koopkracht voor inleveren. Zowel mannen als vrouwen geven de voorkeur aan een deeltijdbaan van tussen de 20 en 34 uur per week. Er is vrijwel geen Nederlander te vinden die harder wil werken. Gedwongen deeltijdwerk komt ook haast niet voor. Volgens Eurostat wil slechts 3 procent van de deeltijders meer uren maken. Dat is het laagste cijfer van Europa.

Maar ook in andere landen, van de VS tot Japan, is minder werken een wijdverbreid verlangen. Amerikaanse wetenschappers onderzochten of werknemers liever twee weken extra salaris of vakantie krijgen. Twee keer zoveel mensen kozen voor vakantie. Britse onderzoekers vroegen of ze liever de loterij winnen of minder gaan werken. Twee keer zoveel wilden het

De tweede vraag: hoe doen we het?

Deze vicieuze cirkel kan alleen collectief worden doorbroken. Door een bedrijf, of beter nog, door een land

Je kunt niet zomaar op een vijftienurige werkweek overstappen. Het zou eerst weer een politiek ideaal moeten worden. We zouden stapje voor stapje minder gaan werken, geld inruilen voor tijd, extra investeren in onderwijs, het pensioenstelsel flexibiliseren, het vaderschapsverlof en de kinderopvang goed regelen – terwijl we op onze hoede blijven voor een armoedeval van lage inkomens en een oplopende werkloosheid als anderen toch gaan overwerken.

We moeten de prikkels omdraaien. Voor werkgevers is het nu goedkoper om één iemand te laten overwerken dan twee parttimers in dienst te nemen. En werknemers houden elkaar in de gaten. Wie blijft het langst zitten? Wie maakt de meeste uren? Deze vicieuze cirkel kan alleen collectief worden doorbroken. Door een bedrijf, of beter nog, door een land.

Vrije tijd is ook niet makkelijk

Als ik in de afgelopen weken vertelde dat ik een stuk schreef over de grootste uitdaging van onze eeuw, was de interesse snel gewekt.

Terrorisme? Klimaatverandering? De Derde Wereldoorlog?

Zichtbare teleurstelling volgde als ik over vrije tijd begon.

‘Maar dan gaan we toch nog langer televisiekijken? En nog meer hamburgers eten?’

Het deed me denken aan de strenge dominees en rijke koopmannen van de negentiende eeuw. Zij dachten dat het plebs geen stemrecht en al helemaal geen vrije tijd aankon. Een vijftienurige werkdag zou een probaat middel zijn in de strijd tegen drankmisbruik. De ironie: juist in overwerkte, geïndustrialiseerde gebieden werd steeds meer naar de fles gegrepen. En zo rijmt de geschiedenis: in overwerkte landen als de Verenigde Staten wordt nu absurd veel televisie gekeken (vijf uur per dag) en worden enorme hoeveelheden hamburgers naar binnen gewerkt (drie per week). Is het toevallig dat we het minste televisie kijken als we vakantie hebben?

Toegegeven, zwemmen in een zee van vrije tijd zal niet gemakkelijk zijn. Het onderwijs van deze eeuw zou niet alleen op de arbeidsmarkt moeten voorbereiden, maar in de eerste plaats op het leven. ‘Als mensen niet moe zijn in hun vrije tijd’, schreef Bertrand Russell in 1932, ‘zullen ze ook niet naar passief en platvloers vermaak verlangen.’

We kunnen het goede leven best aan, als we er maar de tijd voor hebben.

Waar blijft Luilekkerland? In mijn tuin schrijf ik verder over dit radicale ideaal. De geschiedenis zit vol met landen en bedrijven die er succesvol mee experimenteerden. Lees het artikel hier