In het najaar van 2010 keek Sander Schreven, prestatieanalist van de nationale zwemploeg, ongelovig naar het scherm van zijn laptop.

Kon dit kloppen?

Elke keer als zwemster in een hoek van 24 graden het startblok af dook, ging ze een tiende van een seconde sneller dan als ze met 23 graden het water indook. Dat kan niet waar zijn, dacht de jonge analist. Eén graden steiler springen, en dan zo’n groot tijdsverschil?

Een tiende seconde is veel in het zwemmen. Met name op Kromowidjojo’s favoriete afstand: de 50 meter vrije slag, die ze doorgaans in 24 seconden en een paar tienden aflegt.

Misschien lag het niet aan die ene graad, maar aan iets anders, dacht Schreven. Meer data waren nodig. Maar toen hij een paar maanden en vele honderden starts later nog eens keek, bleef de conclusie overeind.

Zijn baas in het in Eindhoven, Roald van der Vliet, grijpt met twee handen naar zijn hoofd als hij de ontdekking van toen beschrijft. ‘Een-tien-de-van-een-se-con-de! Dat kan het verschil tussen zijn.’

Jacco destijds bondscoach, was overtuigd. Kromowidjojo begon, met de hulp van Schreven en Van der Vliet, te trainen om die ene graden verschil in haar start te slijpen, met het keerpunt en de finish een van de drie in zwemjargon. Ze zaten er na enkele maanden goed in. Niet alles ging altijd perfect, maar over twee van de drie skills was ze altijd wel tevreden.

‘Slechte start, slecht keerpunt, slechte finish, geen echt goede tijd. Vier keer slecht.’

Behalve op het belangrijkste moment uit Kromowidjojo’s carrière: donderdagavond 2 augustus, de finale van de 100 meter vrije slag op de Olympische Spelen van Londen in 2012.

Achteraf bleek ze te vlak van het startblok te zijn gekomen, waardoor ze met haar benen te recht op het water kwam, wat weerstand opleverde en dus vertraging.

Haar beste was destijds 5,96 seconden; in wedstrijden haalde ze doorgaans 6,1. ‘Die race was het 6,5,’ zegt Schreven nog steeds verbaasd.

Op het moment zelf, in de opwinding en later euforie van die avond, had niemand het in de gaten – ook Schreven en Van der Vliet niet.

Alleen Kromowidjojo zelf wist het. Vandaar ook dat ze na het aantikken geen emotie vertoonde. Geen sprong uit het water, geen vuist in de lucht, geen handen voor ogen in ongeloof, geen enkel teken van de vrij logische sensatie Ik Ben Olympisch Kampioen!

‘Ik zat nog zo in het proces. Ik dacht alleen maar: slechte skills,’ zegt ze, drie jaar later, nadruppelend van een dinsdagochtendtraining. ‘Slechte start, slecht keerpunt, slechte finish, geen echt goede tijd. Vier keer slecht.’

YouTube
Zie Kromowidjojo goud winnen, en aanvankelijk amper blij zijn

Wat haar redde, was de rest van de race. Het ‘zwemmen-zwemmen,’ zoals ze het noemt. Maar het was niet wat het had moeten worden: de beste race van haar De perfecte race.

Een radicale zwemdenktank

Die race wil ze volgend jaar alsnog zwemmen, tijdens de finale van de 100 meter vrije slag van de Olympische Spelen in Rio de Janeiro. Ze wordt daarbij geholpen door haar coach en door twee analisten, de bewegingswetenschappers (42) en (28).

In 2007 begon Van der Vliet, voormalig zwemtrainer, het Innosportlab, op voorspraak van bondscoach Verhaeren, die zijn trainingsmethoden wetenschappelijke wilde staven; in 2009 kwam Schreven erbij, die geen enkele zwemervaring had. In de jaren erna is het lab van Schreven en Van der Vliet en hun tientallen stagiairs uitgegroeid tot een soort radicale zwemdenktank, die continu bestaande waarheden over zwemmen toetst aan en data. En vervolgens concludeert: het moet

‘Alles ging in het zwemmen op basis van gevoel, op basis van traditie,’ zegt Van der Vliet. ‘Maar gevoel is zo vaak bullshit. Zwemmers weten vrijwel nooit wat ze voelen. Ze zeggen A en de data zeggen B. En coaches, die zijn ook schitterend. Die zeiden dingen te zien waarvan we weten dat ze niet te zien zijn.

Gelul en bullshit zijn aan de orde van de dag in het zwemmen, volgens Van der Vliet. Hij noemt twee Olympische finalisten. De een springt bij de start vrijwel recht omhoog, in plaats van naar voren. ‘Je moet toch echt naar de overkant, meisje, denk ik dan.’ De ander – ‘en dit geloof je dus niet’ – zet af met het verkeerde been.

Maar ook naar Verhaeren keek hij met grote ogen. Daar stond de beste coach van de wereld te coachen, de beste zwemmer van de wereld. En Verhaeren mat Van den Hoogenbands starttijden met een fluitje en een stopwatch.

Ook geweldig was: als zelfs Jacco al zulke elementaire fouten maakte, dan was er veel werk voor hen weggelegd

‘Een stopwatch! Jacco klokte hand-ma-tig! Dan meet je met een foutmarge van twee tiende van een seconde, in de hoop Pieter een tiende sneller te maken. Dat bedoel ik dus met bullshit.’

Gelukkig gebruikte Verhaeren de stopwatch lang niet altijd. ‘Als hij alleen naar de zwemmer keek, zag hij het bijna altijd goed. Dan was het sturingsmechanisme niet de stopwatch, maar Jacco Verhaeren. En die man is daar zó goed in. Vandaar dat zoveel zwemmers bij hem zo veel beter werden.’

Het gevoel in lijn met de feiten brengen

Het geweldige aan Jacco, aldus Van der Vliet: hij accepteerde de kritiek en werd er een betere coach van.

Nog geweldiger, misschien: als zelfs Jacco al zulke elementaire fouten maakte, dan was er veel werk voor de twee weggelegd.

Schreven en Van der Vliet zagen zich gesterkt in de missie die Verhaeren hen had meegegeven: aan alles twijfelen, overal vragen over stellen, nieuwe perspectieven zoeken om Nederlands zwemmers harder te laten gaan. Het blijven de deviezen in het kleine kantoortje van het lab, waar de stagiairs elke dag een nieuw idee op een whiteboard moeten zetten. De enige voorwaarde: het idee moet een kans hebben om de zwemmers sneller te maken.

Een zo’n idee was dus ooit het kijken naar de afzethoek van zwemmers. Schreven dokterde uit dat Kromowidjojo’s ideale afzethoek 24 graden was. Klinkt goed. Maar hoe leer je iemand een verschil van één graad te voelen?

Dat is moeilijk, zegt Schreven, en aanvankelijk deden ze het verkeerd. De zwemmers maakten een handvol starts, kwamen uit het bad en gingen een kwartier naar zichzelf kijken op het computerscherm van Schreven, dat nog geen vier meter van het trainingsbad staat.

Je hersenen onthouden een fysiek gevoel maar zo’n dertig seconden, hadden we in een artikel gelezen. Dat is een soort spoor, dat langzaam verdwijnt en vergeten wordt

Het probleem, zegt Van der Vliet: ‘Er zat te veel tijd tussen de van de zwemmer [het gevoel van de start, MdH], en de feedback van de trainer. Je hersenen onthouden een fysiek gevoel maar zo’n dertig seconden, hadden we in een paper gelezen. Dat is een soort spoor dat langzaam verdwijnt en vergeten wordt, vervangen door een volgende beweging.’

Sinds een jaar is het proces versneld. Aan de rand van het bad staat een monitor (vier meter winst), Pearson en Schreven geven elke start direct commentaar, waarna de zwemmer een nieuwe start maakt, et cetera. Bovendien schreef Schreven een scriptje waardoor het programma waarmee hij de video’s van de starts analyseert – het door hemzelf geschreven – automatisch naar het begin van de start spoelt. Dat scheelde weer tien seconden.

Die ambitie om de tijd tussen gevoel en feedback zo kort mogelijk te laten zijn, leidde - bewust of niet - tot een soort communicatie waarbij alleen het hoogstnodige wordt gezegd, zo bleek toen Schreven, Pearson en Kromowidjojo op een recente ochtend naar dit filmpje keken.

Vimeo

Kromowidjojo (tevreden over de start): ‘Ja!’

Pearson: ‘Ja?’

Schreven: ‘Mwah.’

[...]

Schreven: ‘Kijk. Knie.’

Kromowidjojo: ‘Ja. Laag.’

Pearson: ‘Weer.’

Schreven, wijzend naar de rug: ‘En: strek op. Strek op.’

Kromowidjojo: ‘Hmm.’

Pearson: ‘Oké?’

Kromowidjojo: ‘Oké.’

En daar gaat Kromowidjojo weer, op naar de volgende van in totaal zes starts en zes series van voornamelijk eenlettergrepige zinnen.

‘Zo brengen we het gevoel in lijn met de feiten,’ zegt Van der Vliet. Hoe ze weten dat het werkt? Schreven: ‘Ranomi start nu nog sneller, maar ook veel constanter. Ze is nu nooit langzamer dan 6,1 seconden.’

De ultieme ketterij

De meeste inzichten van Schreven en Van der Vliet zijn specifiek per zwemmer en draaien om details. De afzet van het blok, het moment van de eerste beenslag, het bepalen van de ideale diepte na de start. Kromowidjojo duikt bijvoorbeeld vrij diep, tot 1 meter 30, terwijl maar tot 90 centimeter komt - de ideale lijn verschilt per persoon.

Maar soms ontdekken ze iets groots, iets algemeen geldigs. Zoals in 2011, toen Schreven zich afvroeg of de techniek van het keren eigenlijk wel deugde.

In het zwemmen geldt sinds jaar en dag dat je je klein moet maken bij het keerpunt. Als je je klein maakt, kun je snel een koprol maken, waardoor je snel kunt afzetten. En omdat je je knieën en heupen opgetrokken hebt - als een gespannen veer -, kun je je hard afzetten tegen de muur.

Een beetje zoals deze zwemmer doet.

YouTube
De klassieke keertechniek, uitgelegd door een zwemmer van de Amerikaanse zwemploeg

Iedereen deed het altijd zo. Maar waarom eigenlijk? dacht Schreven. Want hij zag heel wat inefficiënties in deze techniek.

Zo verliest een zwemmer door zo’n snelle koprol zijn coördinatie. Je steekt dan niet op de juiste hoogte het water terug in – te diep of juist te hoog - en dat kost tijd. ‘Op de beelden konden we zien dat veel zwemmers na het keerpunt verkeerd in het water lagen. Vaak niet diep genoeg.'

Bovendien komt de zwemmer met zijn hele lichaam erg dicht bij de muur, terwijl dat niet nodig is. Als je al eerder met het afzetten begint, hoef je minder afstand af te leggen. ‘Het voelt dan niet alsof je veel kracht zet,’ zegt Van der Vliet. ‘Het gaat niet om kracht, het gaat om snelheid. En de nieuwe techniek gaat duidelijk sneller.’

Geen snelle koprol dus en eerder afzetten. Ofwel: de hele techniek van het keren opnieuw uitvinden. De ultieme ketterij.

Kennisomnivoor Jacco Verhaeren vond het een geweldig idee - want tegendraads, dus met mogelijk veel voordeel - en de nieuwe techniek is inmiddels orthodoxie, in binnen- en buitenland, ‘want zulke nieuwe kennis verspreidt zich meteen,’ aldus

‘Al moeten we erop blijven letten,’ zegt Schreven. ‘Zwemmers hebben het van jongs af aan anders geleerd. Dat kan hardnekkig zijn.’

Van een pinguïn kan Ranomi niks leren

Inmiddels staat het Innosportlab bekend als een broedplaats van nieuwe ideeën. Buitenlandse zwemmers laten zich analyseren, wetenschappers melden zich met ideeën. En we nemen alles in overweging, zegt Van der Vliet.

Alles?

‘Alles. Alles.’

Echt alles?

‘Nou, bijna alles. Er is wel een grens.’

Onlangs werd die grens bereikt, toen ze een mailtje kregen van een hoogleraar. Die vroeg zich af of ze al eens hadden gekeken naar de duiktechniek van pinguïns.

Van der Vliet: ‘Pinguïns, aldus de hoogleraar, hadden een geweldige duiktechniek. Daar was recent studie naar verricht. Het gat dat ze achterlieten in het water, bij een duik, was extreem klein. Daar konden onze zwemmers wat van leren.’

‘Als onze zwemmers recht naar beneden zouden moeten zwemmen, dan zou ik best wat willen aannemen van een pinguïn’

Nu is dat gat - het ‘wak’, in jargon - inderdaad belangrijk. Hoe kleiner het stuk water waar de zwemmer doorheen gaat, hoe kleiner het snelheidsverlies. ‘Maar pinguïns zwemmen met een ander doel,’ zegt Schreven. ‘Die zoeken eten. Die willen niet zo snel als mogelijk van A naar B, maar van A naar eten. Naar een visje.’

Van der Vliet: ‘En dat visje is waarschijnlijk heel dicht in de buurt bij de pinguïn. Ranomi moet 50 meter recht vooruit. Als onze zwemmers recht naar beneden zouden moeten zwemmen, dan zou ik best wat willen aannemen van een pinguïn.’

Dus nee - hier gingen Schreven en Van der Vliet niet op in.

De Road to Rio is de Road to 52,3

Uiteraard blijven ze iedereen aanmoedigen ideeën te leveren. Niemand is ooit echt helemaal uitgeleerd.

Ook Ranomi niet. Want de perfecte race, die heeft ze nog niet gezwommen. Zelfs op haar snelste 100 meter ooit, valt wat aan te merken. ‘Ze landde daar met haar benen te plat op het water,’ zegt Schreven. ‘Scheelt wat tienden.’

Maar zij, de analisten, kunnen niet veel meer aan haar toevoegen. Nog sneller starten? Schreven: ‘Ze is al de beste starter ter wereld en we zien geen ruimte voor verbetering.’ Recent, op 27 maart, zwom ze in een training haar snelste start ooit: 5,86 seconden - 0,7 seconden sneller dan haar start op de Spelen in Londen.

Vimeo

En ook de andere skills - het keren en finishen - zijn beter dan ooit. Wat leidt tot de vraag: waarom zijn haar eindtijden dan dit seizoen nog niet zo snel?

Zowel Kromowidjojo als haar coach Pearson dat ze het lastig vinden om al ruim voor de Olympische Spelen, als het nog niet nodig is, als een monnik te leven. ‘Die laatste paar procent, die moet ik de komende maanden gaan winnen,’ zegt ze. ‘Dan gaat ook het zwemmen-zwemmen

Maar eigenlijk, zegt Kromowidjojo, is de vraag niet terecht: ‘Ik win nu minder vaak, dat klopt. Mede omdat een concurrente uit eigen land, Maar zelf zwem ik vergelijkbare tijden als het jaar voor Londen.’

Dat kan Schreven beamen. Een jaar voor de Olympische Spelen van 2012, Kromowidjojo in Shanghai brons op het WK. Tijd: 53,66. Begin juli van dit jaar - een jaar voor de Olympische Spelen in Rio - En gisteren zwom ze als eerste zwemster in de 4 x 100 meter estafette

‘Dus ja’, zegt Schreven, ‘ik denk dat ze er in Rio klaar voor zal zijn.’

Wil je op de hoogte blijven van mijn verhalen? Sport is een hypercompetitieve wereld die bol staat van innovatieve en archaïsche ideeën. Je kunt vechten of vluchten voor competitie. In mijn nieuwsbrief houd ik je op de hoogte van de artikelen die ik publiceer voor De Correspondent, deel ik de mooiste sportverhalen uit andere media en geef ik nutteloze feitjes die je kunt doorvertellen in de sportkantine of de kroeg. Schrijf je hier in voor mijn nieuwsbrief

Hoe Daley Blind de Duitsers aan de wereldtitel hielp In de jaaroverzichten overheerst trots op het Nederlands elftal, dat zomaar derde werd op het WK Voetbal in Brazilië. Toch ging de titel weer naar de Duitsers. In een openhartige bui vertellen de videoanalisten van Die Mannschaft over het geheim achter het Duitse succes. Een geheim dat bij Oranje blijkt te spelen. Lees hier dit verhaal

Bam-Bam-Bam, de genadeloze comeback van Vitesse verklaard Vitesse bleef de eerste helft van de competitie maar verliezen. Pas later maakte het team een grote comeback. Zo groot dat het zich morgen alsnog kan plaatsen voor Europees voetbal. En dat terwijl het nauwelijks iets veranderde aan de tactiek. Wat verklaart het verschil? Ik nam een kijkje achter de schermen, op zoek naar het geheim achter het succes. Lees hier dit een verhaal

Elk jaar gaan duizenden kinderen naar de verkeerde school vanwege hun geboortemaand Elk jaar gaan duizenden kinderen naar de verkeerde middelbare school door het zogenoemde geboortemaandeffect. Kinderen uit oktober, november en december hebben meer kans om naar het vwo te gaan. Kinderen uit juli, augustus en september gaan vaker naar het vmbo. Een effect dat een leven lang doorwerkt. Maar je kunt er iets aan doen. Lees hier dit verhaal