We ontmoeten elkaar in een prachtig, zeventiende-eeuws café in Niehove. Dit mooie Groningse dorp bevindt zich buiten het aardbevingsgebied, maar ik ken er iemand die gek wordt van het laagfrequente geluid dat de nabij gelegen gasopslag Grijpskerk produceert. is in Groningen niet te vermijden.

Sander van Rootselaar, in de dertig, heeft modern achterovergekamd haar en een prettig, open gezicht. Op LinkedIn profileert hij zichzelf als volgt: ‘Ik ben een gedreven, betrokken en positief ingestelde werknemer. Ik hecht waarde aan een gezonde teamgeest, werken aan een gezamenlijk belang en werkplezier. Dit zorgt ervoor dat ik me volledig inzet voor organisaties. In de werksfeer creëer ik duidelijkheid en een goede verstandhouding. Zowel intern als extern profileer ik me als een professional.’

Hij heeft het boetekleed van zijn werkgever aangetrokken: ‘Die uitspraken van mijn illustere voorganger over mensen die de NAM wezen op het verband tussen gaswinning en aardbevingen waren niet netjes. Hoe de NAM is omgegaan met andere geluiden, dat had op dat moment nooit gemogen.’ Maar de NAM heeft er wel van geleerd, vindt Van Rootselaar: ‘In de huidige periode zou dat heel anders zijn gegaan.’

In ons gesprek is het mea culpa van zijn werkgever de rode draad: ‘Dat we ons huis niet goed op orde hadden - qua kennis, qua capaciteit en hoe pak je op deze schaal de schadeafhandeling aan, hoe ga je om met de conclusies van de Staatsdienst voor de Mijnen dat aardbevingen mogelijk zwaarder worden, met niet alleen schade aan huizen, maar ook letselschade - daar was de NAM niet op toegerust op dat moment.’

Maar het gaat nu een stuk beter: ‘In januari 2013 hebben we de eerste stappen gezet in ons onderzoeksprogramma. Dat huis op onderzoeksputten, sensoren die trillingen meten. En we betrekken andere partijen binnen de wetenschappelijke wereld bij dat programma. Ook proberen we daarin transparant te zijn en kijken we hoe we metingen openbaar kunnen maken. Hoe we de vooruitgang openbaar kunnen maken. Want transparantie is nu een groot goed voor de NAM.’

De feiten die ik genegeerd had

Oké, het T-woord is eruit, het boetekleed zit al wat ruimer, maar wat bedoelde hij ermee dat ik in een aantal feiten stelselmatig genegeerd had, zoals hij in zijn e-mail schreef? Dat had met de ‘tijdlijn’ te maken. Ik had dat de NAM een aantal klokkenluiders (Willem Meiborg in 1963, Meent van der Sluis in 1987 en Peter van der Gaag in 1991) had weggezet als ‘dorpsgek,’ ‘aardijkskundeleraartje’ en ‘Don Quichot,’ maar ik had niet verteld dat de NAM al in 1993 erkende dat de bevingen een gevolg waren van de gaswinning en dat er in 1994 al een schaderegeling was gestart.

‘Van 1994 tot 2012 zijn 1.100 schademeldingen gemeld en door ons afgehandeld’

Inderdaad, dat is nieuw voor mij. Van Rootselaar: ‘Van 1994 tot de aardbeving van Huizinge in 2012 zijn in bijna twintig jaar tijd 1.100 schademeldingen gemeld en door ons afgehandeld. Zo’n vijftig per jaar dus, wat we gemakkelijk aankonden, en wat ook geheel geruisloos is verlopen.’

Zo geruisloos dat de buitenwereld er niets van merkte en ik er tijdens mijn onderzoek ook niets van heb gevonden.

De deskundigheid waaraan gewerkt wordt

En is het niet merkwaardig dat er blijkbaar een deskundigheid is opgebouwd op grond van twintig jaar ervaring en dat daar zelfs nu nog weinig van te merken is? Immers, uit gesprekken met betrokkenen bleek dat er heel ondeskundig is gehandeld na de meldingen van schade sinds de grote beving van Huizinge in 2012.

Van Rootselaar geeft toe dat de deskundigheid ook nu nog onvoldoende is: ‘Er zijn nu zo’n 50.000 meldingen. Dat is natuurlijk waanzinnig. Daar zijn veel experts voor nodig en die zijn niet voorhanden. Daarom ondersteunen wij ook het van de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool en het Alfa-college, waar kennis over aarbevingsschade en aardbevingsbestendig bouwen wordt onderwezen. Want ons is er veel aan gelegen dat er zo veel mogelijk goede schade-experts voor ons werken.’

De rapporten die geschreven zijn

Is het ook niet merkwaardig dat er pas in 2013 een onderzoeksprogramma is gestart, terwijl de NAM blijkbaar al in 1993 wist dat er verband is tussen de gaswinnig en de bevingen?

Ik moet mij proberen te verplaatsen in de aandeelhouders Shell, ExxonMobil en EBN (de Nederlandse Staat): ‘Er zijn tussen 1993 en 2012 wel dertig onderzoeken gedaan door instanties als TNO en KNMI. Nergens in die rapporten staat dat er kans is op letsel. Schade ja, maar letsel, nee. Als wij toen hadden gezegd dat wij een onderzoeksprogramma van honderd miljoen wilden starten - wat we nu aan het doen zijn - dan was dat heel moeilijk te verkopen geweest.’

‘Je moet ook begrijpen dat de NAM een olie- en gasbedrijf is dat heel technisch en wetenschappelijk is ingestoken. Het gevolg daarvan is dat je zekerheid wilt hebben dat je aannames kloppen en dat je ook zeker wilt zijn over je conclusies. In 1986, bij de eerste aardbeving in Assen, is dat wetenschappelijke wiel gaan draaien en zijn er allerlei onderzoeksinstituten ingeschakeld. Wat de NAM zich kan verwijten, is dat we de deur voor anderen hebben dichtgegooid, dat er allerlei rijk-der-fabelenquotes zijn afgegeven over mensen die ons waarschuwden. We hadden daarin veel opener moeten zijn en moeten zeggen: we weten niet hoe het zit, maar we gaan ons stinkende best doen een en ander goed uit te zoeken. Dan zit je er al veel constructiever in. En dat is een houding die ik nu wel zie bij de NAM.’

En de transparantie?

Goed: opener en constructiever. En ook transparanter toch? Dan begrijp ik niet goed dat de NAM-directeur Gerald Schotman na het verschijnen van het voor zijn bedrijf zo vernietigende van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid niet meteen reageerde. Door bijvoorbeeld excuses aan te bieden of ontslag te nemen. In plaats daarvan liet hij een collega van Van Rootselaar zeggen: ‘Hoe kun je nu excuses aanbieden voor iets waar je geen zicht op had?’

Drie maanden later kwam Schotman met een soort excuus: ‘De Nederlandse Aardolie Maatschappij betreurt het ten zeerste dat de aardbevingen voor zoveel mensen tot problemen leiden. Ik wil daarvoor mijn excuses aanbieden.’

Heeft Van Rootselaar die nietszeggende zinnen geschreven? Nee, dat heeft hij niet. Wie wel? Dat weet hij niet.

‘Voor ons is Huizinge het keerpunt. Toen hebben we afspraken gemaakt met de regio over de maatregelen’

Als ik zeg dat het op zijn minst merkwaardig is dat zijn baas over die twee zinnen drie maanden heeft moeten doen, antwoordt hij: ‘Het ligt eraan hoe je ernaar kijkt. We hebben tussen 1994 en 2012 dertig onderzoeken laten doen. Daaruit bleek niet dat de bevingen erger zouden worden. Ook niet dat ze letselschade tot gevolg zouden hebben. Ja, dan is het raar tegenover al die mensen die naar eer en geweten aan die onderzoeken hebben gewerkt, te zeggen dat ze nalatig zijn geweest.’

‘Bovendien: voor ons was dat rapport geen keerpunt. Voor ons is ‘Huizinge’ het keerpunt. Toen hebben we afspraken gemaakt met de regio over de maatregelen. Al die initiatieven over leefbaarheid, het ondersteunen van nieuwbouw, het versterken van huizen en vooral de verbeterde schadeafhandeling door een organisatie [het Centrum Veilig Wonen, RZ] die op afstand van de de NAM opereert, dat vonden wij toen het belangrijkste.’

En de excuses?

‘Achteraf kun je zeggen dat we dat onderzoeksprogramma waar we nu mee bezig zijn - dat ons honderd miljoen euro kost - eigenlijk al in de jaren negentig hadden moeten starten. Dan hadden we na Huizinge onze zaken ook beter op orde gehad, zodat we mensen met bevingsschade sneller perspectief hadden kunnen bieden.’

Maar geen excuses? Ook niet aan al die mensen die door de NAM werden weggezet als charlatans? Aan de weduwe van bijvoorbeeld? In het openbaar, desnoods met een bloemetje en een foto in het Dagblad van het Noorden? Of, in het kader van de transparantie, een groot interview met Gerald Schotman?

Van Rootselaar blijft omtrekkende bewegingen maken wanneer het over zijn baas gaat. Begrijpelijk, maar toch. Hij vertelt dat er na het rapport van de Onderzoeksraad door de NAM is gereageerd met een lijvig document en dat daarin ook excuses worden gemaakt aan mensen die in het verleden door de NAM zijn gekleineerd. ‘Daarin staat heel nauwkeurig hoe wij tegen het rapport van de Onderzoeksraad aankijken.’

‘Ik heb dat document nooit gezien,’ zeg ik.

‘Er is misschien te weinig ruchtbaarheid aan gegeven,’ zegt Van Rootselaar. ‘Ik zal het opsturen.’

Een nieuw probleem

Een dag na het gesprek met Van Rootselaar zie ik in het Dagblad van het Noorden met Hans Alders, de Nationaal Coördinator Groningen. Hij doet daarin een uitspraak die opmerkelijk is. Hij zegt dat het aardbevingsgebied veel kleiner is dan eerst werd gedacht. ‘Onderzoeksinstituten komen tot die conclusie,’ zegt hij tegen de krant. Welke onderzoeksinstituten dat zijn vertelt hij niet. ‘Het gaat om vele tienduizenden, maar niet om 170.000 woningen. [...] Het kerngebied is Groot-Loppersum. We richten ons op een aanpak van vijfduizend woningen in 2016. In tien jaar tijd willen we van binnen naar buiten werken en in 2026 kunnen zeggen dat we het overgrote deel hebben versterkt.’

De Groninger Bodem Beweging ‘Kijk, zo reduceer je dus als overheidsfunctionaris een probleem. Gewoon zeggen dat het allemaal minder ernstig is.’

Door deze tien stappen gaat er straks echt niets boven Groningen Schrijver en journalist Rik Zaal zocht de afgelopen weken op De Correspondent naar perspectief voor Groningen. Hoe kan deze provincie, zo getroffen door krimp en bevingen, weer verder? Aan het eind van zijn zoektocht trekt hij tien stevige conclusies. Van nog meer bestuurders en commissies moet de provincie het niet hebben, maar dat betekent niet dat er geen alternatieven zijn. Lees het laatste stuk van de serie hier terug (en alle andere stukken)