Informatie is macht.

Negen jaar geleden fietste een rechercheur van het politiebureau aan de Amsterdamse Elandsgracht naar de boekwinkel op de Rozengracht om vier exemplaren te kopen van De Endstra-tapes van de misdaadjournalisten Paul Vugts en Bart Middelburg. Het onthulde de gesprekken die vastgoedman Willem Endstra met de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de politie had gevoerd voordat hij op 17 mei 2004 werd vermoord. Financieel rechercheurs deden in 2006 al twee jaar onderzoek naar de moord en afpersing van Endstra maar stuitten op het probleem dat de Nationale Recherche maar mondjesmaat informatie deelde met de Amsterdamse recherche.

Dat terwijl Endstra de CIE uitvoerig had verteld dat hij werd afgeperst door Willem Holleeder en bang was om te worden geliquideerd. Pas toen journalisten van Het Parool de gelekte tapes in boekvorm uitbrachten, kon de Amsterdamse recherche de volledige tekst eindelijk lezen.

‘Het was misschien nuttig, zou je denken, om alles wat kon helpen bij het oplossen van de moord op Endstra zo snel mogelijk te delen,’ zo schrijft oud-rechercheur in het boek De gekooide recherche. ‘Het was voor het eerst, maar zeker niet voor het laatst, dat mij het wrange gevoel bekroop dat informatie zelfs binnen politiekringen een troefkaart kon zijn die je uitspeelt. Of niet. Of pas veel later.’

Te weinig criminelen opgepakt, te weinig zware criminaliteit aangepakt

De ondertitel van zijn boek – Het ware verhaal achter de matige prestaties van de Nederlandse opsporing – past naadloos in over de politie.

Maar eerst de cijfers. Korpschef Stoffel Heijsman sprak in 2011 al over een ‘crisis in de opsporing.’ Het ligt rond de - terwijl het in 1965 nog op 51 procent lag. Het totaal aantal opgehelderde zaken daalde van circa 1,3 miljoen in 2007 tot ruim 1 miljoen in 2013.

Er lopen zo’n 12.000 veroordeelde criminelen vrij rond, zo staatssecretaris Klaas Dijkhoff (VVD, Veiligheid en Justitie) onlangs aan de Kamer. Daar zitten zware gevallen tussen. Een berucht voorbeeld is Bart van U., die wordt verdacht van de moord op Els Borst. Hij was veroordeeld voor een celstraf van drie jaar, die hij nooit heeft uitgezeten.

De echte crisis zit hem erin dat de politie geen greep krijgt op de middelzware tot zware criminaliteit

Nog even los van het feit dat onverteerbaar is dat criminelen hun straf ontlopen, is het natuurlijk ook zonde van alle tijd en geld die politie, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht in hun veroordelingen hebben gestoken. De politie jaagt actief op zo’n van wie er 460 zijn opgepakt. Voor de overige tienduizend heeft de politie te weinig mankracht, zijn de straffen te laag (minder dan 120 dagen cel) of zijn de veroordeelden onvindbaar in het buitenland.

Terug naar dat ‘ware verhaal.’ Het gaat er niet alleen om dat de politie te weinig inbraken opheldert of criminelen oppakt, de echte crisis zit hem erin dat de politie geen greep krijgt op de middelzware tot zware criminaliteit - zoals roofovervallen, moorden of grootschalige drugshandel. ‘De lage pakkans is in criminele kringen bekend geraakt en ronduit populair,’ zo concludeert het rapport in 2013, na gesprekken met tientallen recherchechefs.

Om erachter te komen waar de grootste problemen zitten en hoe die eventueel opgelost kunnen worden, sprak ik een aantal rechercheurs en politiechefs – alleen Michiel Princen kon uiteraard vrij spreken. Verder las ik een flinke stapel vakliteratuur en onderzoeksrapporten, waarbij vooralde vele tientallen praktijkverhalen in ‘Recherchebazen’ een zeer compleet (en ontnuchterend) beeld opleveren.

Het leverde zes structurele problemen en (een paar) oplossingen op.

Wat er allemaal mis is met de recherche

1. Het werk wordt ondergewaardeerd

We hebben in Nederland relatief weinig rechercheurs: 12,8 procent van alle politiemensen, tegen bijvoorbeeld 17,2 procent in Duitsland of 24 procent in Denemarken, zo becijferde AEF in 2012. Volgens dit adviesbureau is er in Nederland een acuut tekort aan zo’n 2.000 rechercheurs. Als we de Nederlandse recherchecapaciteit op een Europees gemiddelde van zo’n 20 procent willen brengen, dan moeten er zo’n 4.000 mensen bij.

Maar het werk wordt ondergewaardeerd. Het heeft minder status en betaalt slechter dan ‘blauwe’ banen, in uniform dus. Wie overstapt naar de recherche, levert al gauw vijfhonderd euro netto in, omdat rechercheurs allerlei toeslagen niet krijgen. Een wijkagent verdient nog meer dan een tactisch rechercheur. Wie echt carrière wil maken (zo’n 3.400 euro netto per maand), moet dat bij uniform doen.

2. De organisatie en werkzaamheden zijn te bureaucratisch georganiseerd

Wat je dan overhoudt bij de recherche: mensen die er echt voor gekozen hebben én politiemensen die het wat rustiger aan willen doen. Gevolg: zaken blijven liggen. Als een chef geen zin heeft om een zaak aan te pakken, dan valt al snel het c-woord: ‘Daar hebben we geen capaciteit voor.’

Verder is de interne organisatie onnodig bureaucratisch en versnipperd. Tot een paar jaar geleden konden politiemensen niet in de bestanden van andere regio’s zoeken. Dat is inmiddels verbeterd, maar bureaucratische gevechten tussen afdelingen (‘dat is mijn lijk’) komen nog steeds ‘De recherche telt veel bazen: het is het meest ‘verbaaste’ werkproces van de politieorganisatie,’ leest het rapport ‘Recherchebazen.’

Gevolg: de aanpak van onderzoeken is vaak star. Na de beruchte justitiële missers, zoals de zijn er maatregelen genomen om rechercheonderzoeken te professionaliseren en te standaardiseren. Dat was nodig, maar ook in relatief eenvoudige onderzoeken komen nu zeer uitgebreide getuigenverhoren, dikke dossiers en worden er experts ingehuurd – allemaal om mogelijke fouten uit te sluiten. Er wordt te veel aan de checklist vastgehouden.

Neem ook de standaard om bij elk onderzoek ‘de tap erop te zetten [de telefoon af te luisteren, BdK].’ De rechercheurs die ik gesproken heb, zijn het erover eens: we tappen te veel. Dat levert zelden hard bewijs op, zoals het al in 2012 concludeerde.

Harde regels voor minder tappen zijn niet te geven. Soms zitten tussen de duizenden uren loos geklets ineens ‘twee minuten puur goud,’ zoals een rechercheur die ik sprak het uitdrukt. Het komt aan op het gezonde verstand van rechercheurs. Zij zouden – net als artsen bij het voorschrijven van antibiotica en röntgenfoto’s – per geval een afweging moeten maken of het echt nodig is, waarbij terughoudendheid het uitgangspunt moet zijn. Tappen levert immers zelden hard bewijs op, maar kost wel heel veel tijd.

3. Er is (bijna) geen langetermijnagenda

van de zaken een zogenoemde ‘brengzaak.’ Een zaak die de politie binnenkrijgt via aangiftes of meldingen. Liquidaties of brute roofovervallen waar de politie logischerwijs direct mee aan de slag móét. Zoals Michiel Princen het zegt: ‘Na een liquidatie kan de recherche niet zeggen ‘nu even niet,’ terwijl een voorstel om achter een fraude- of oplichtingsaangifte aan te gaan natuurlijk wel uitgesteld kan worden.’

De schaarse onderzoekscapaciteit die overblijft, wordt verdeeld door zogenoemde Rechercheurs schrijven een projectvoorstel waarin zij uitleggen waarom een bepaald fenomeen (zoals fraude), of een bepaalde groep (zoals autohandelaren) onderzocht moet worden. De weegploegen bekijken al die voorstellen en wijzen de capaciteit toe.Dat het werk van de politie grotendeels bepaald wordt door de waan van de dag, is natuurlijk onvermijdelijk: aanrijdingen, vechtpartijen en moorden laten zich niet plannen. Maar de ruimte die de recherche nu heeft om zaken op te pakken die ze zelf belangrijk vindt, is wel heel klein.

De gedachte erachter is goed: het dwingt rechercheurs om goede onderzoeksvoorstellen te doen en prioriteiten te stellen, maar in de praktijk kost de rompslomp rond de weegploegen veel tijd. Die groepen kiezen bovendien vaak voor zaken die landelijke prioriteit hebben (‘high impact crimes,’ drugs), zo constateert ‘Recherchebazen.’ De politie heeft daardoor veel niet in het vizier.

4. Er blijft te veel informatie liggen

De politie gaat niet slim met informatie om. Aan de ene kant zuigt de politie via taps, bestandskoppelingen, externe databases, kentekenscans en talloze andere bronnen dagelijks gigantische hoeveelheden data naar binnen. Aan de andere kant heldert ze ook ieder jaar minder misdrijven op, zo concludeerde het rapport al in 2007. Heeft meer informatie zin?

Meer directe informatie misschien wel. Michiel Princen merkte tot zijn verbijstering dat financieel rechercheurs HetFinancieele Dagblad niet lazen en dat sommigen zelfs nog nooit van de fraudezaak tegen hadden gehoord. Verder liggen er bergen ‘restinformatie’ uit afgesloten onderzoeken waar niets mee gebeurt. Met het ‘terugrechercheren’ zou je heel wat zaken kunnen oplossen, vertelde een rechercheur me. ‘Daar haal je DeTelegraaf niet mee. Maar je hebt in ieder geval geen nieuwe bevoegdheden nodig.’

5. De recherche richt zich te veel op de korte termijn

Er ligt een te grote nadruk op cijfermatige doelstellingen, waardoor afdelingen gericht zijn op het oppakken van x verdachten of het oprollen van y wietplantages per jaar. Het in beslag nemen van een paar ton drugs (‘de kilo’s’) of het opsluiten van een bende drugshandelaren (‘de kerels’) lijkt concrete resultaten op te leveren, maar de vraag wat het blijvend oplevert, wordt te weinig gesteld. Andere dealers zorgen er immers voor dat de stroom drugs gewoon door blijft gaan.

Uit de gesprekken die ik heb gevoerd (ook met beleidsambtenaren in Den Haag) blijkt dat er steeds meer twijfel is over het nut van die cijfermatige doelstellingen. Drugshandel zal er altijd zijn, de vraag is dus hoe we besmetting van de bovenwereld kunnen beperken. De politie moet daarom zich meer richten op de gewenste langetermijneffecten: zoals een bepaalde branche (autoverhuur, vechtsportgala’s, makelaardij) schoonvegen en houden.

Rechercheurs moeten daarom investeren in goede relaties met bepaalde branches. Het komt te vaak voor dat als één cruciale sleutelfiguur bij de politie van functie verandert, een bepaald soort expertise verdwijnt of dat een branche zijn aanspreekpunt binnen de politie verliest. De politie is nu zo gefixeerd op interne sores dat er te weinig aandacht is voor samenwerking.

Rechercheurs zouden meer aandacht moeten hebben voor hoe het verder gaat met hun dossier na het onderzoek. Komt de verdachte voor? Blijft het bewijs overeind in de rechtszaal? Wordt de verdachte veroordeeld en ook daadwerkelijk opgesloten? Er is een opvallend gebrek aan belangstelling voor wat criminelen uitspoken als ze eenmaal in de gevangenis zitten. Dat een dealer vastzit, betekent nog niet dat hij gestopt is met dealen.

6. Het niveau is te laag

Er zijn te weinig hoogopgeleide rechercheurs en recherchedeskundigen. De politie is vanouds een organisatie van mbo’ers. Dat voldoet over het algemeen prima voor het politiewerk op straat en voor het recherchewerk dat zich richt op eenvoudiger en routineuzere vormen van misdaad. Maar de kwaliteit van de proces-verbalen is bedroevend laag, een verschijnsel waar officieren van justitie en rechters al jaren over klagen. De verbalen zijn bijvoorbeeld niet compleet, omdat de situatie ter plekke niet goed beschreven is. Of – ook een bekende klacht - het verbaal bevat geen letterlijke weergave van een verhoor, maar een samenvatting in slecht Dat zijn ernstige tekortkomingen, want een proces-verbaal is de basis voor het hele juridische proces.

Voor financieel en digitaal rechercheren is een hoger opleidingsniveau nodig. Het werven en vasthouden van hoogopgeleide zij-instromers verloopt moeizaam: ‘De politie is geen leuke organisatie om voor te werken als je niet minstens vijf hebt versleten,’ zei een zij-instromer tegen me. Nu is volgens hoogstens 11 procent van de politiemensen hoger opgeleid.

Illustraties: Boris Lamelos

Hoe het beter kan

Wie bovenstaande opsomming van onderwaardering, onderbemanning en bureaucratie heeft gelezen, kan bijna alleen maar concluderen: dat komt nooit meer goed. Het is daarom goed om te bedenken dat journalisten net als politiemensen last hebben van de negativity bias – de neiging om vooral het negatieve te zien.

Maar bovenstaande observaties zijn niet uit de lucht komen vallen: ze zijn afkomstig van kritische (ex-)politiemensen die het beter willen doen. Binnen de politie zijn te vinden die innovatief en flexibel denken.

Amsterdam – het grootste korps, met de meeste rechercheurs van Nederland – is bijvoorbeeld een broedplaats van nieuwe ideeën. In het Top 600-project werken politie, justitie, gemeente en hulpverleners nauw samen om de zwaarste jeugdcriminelen gericht te vervolgen en te straffen, maar ook om hen te helpen een nieuw leven op te bouwen – een langetermijneffect.

Ook op andere terreinen probeert de Amsterdamse recherche nieuwe methodes. Zo viel het de recherche al heel lang op dat bij vechtsportgala’s de halve Amsterdamse onderwereld in de zaal zat. In plaats van te gaan tappen en observereren (de standaardaanpak) is de recherche actief op de organisatoren afgestapt om hen op de man af te vragen hoe dat eigenlijk

Het was het begin van een grote schoonmaak van de branche. Begin juni kondigden bekende vechtsporters als Sem Schilt, Ernesto Hoost en Peter Aerts aan dat ‘de vechtsport’ samen met de overheid een aantal maatregelen ging nemen, zoals het opstellen van strengere regels en het instellen van een vechtsportautoriteit.

Er zijn nog meer hoopvolle ontwikkelingen. De voormalige Amsterdamse commissaris Hans Schönfeld werkt als Chief Innovation Officer als rechterhand van korpschef Gerard Bouman. In mei dit jaar publiceerde hij zijn boek Innovation, Collaboration & Leadership. Schönfeld hamert erop dat de politie de ontwikkelingen niet moet afwachten maar actief moet nadenken over nieuwe technologie: wat moet de politie met 3D-printen en drones? Straks heeft ieder apparaat een chip en is het aangesloten op ‘the internet of things.’ Dat kan ingrijpende gevolgen hebben voor de opsporing. Of zomaar een verfrissend idee waar de politie nu mee experimenteert: speurhonden deels vervangen door ratten. Die ruiken minstens zo goed als honden, kunnen binnen een paar dagen op elke geur getraind worden en kosten vrijwel niets in het onderhoud.

De goede ideeën zijn er wel. Ze moeten alleen nog navolging krijgen.

Correctie (28-08-2015): Het reukvermogen van ratten blijkt in de vorige versie iets overdreven. Dit is aangepast.

Meer verhalen over de politie:

De politie van de toekomst houdt iedere burger non-stop in de gaten De Nationale Politie zet steeds meer in op het zogenoemde predictive policing: het voorspellen van crimineel gedrag door middel van grootschalige monitoring en data-analyse. Daarmee zou de politie al kunnen ingrijpen voor er een misdaad gepleegd is. Gastcorrespondent Anne Schepers zocht uit hoe ver de politie ermee is en wat de gevolgen kunnen zijn voor de rechtspositie van burgers. Lees het stuk hier terug De zeven plagen van de Nationale politie De afgelopen jaren kwam na veel gedoe de Nationale Politie tot stand. De kritiek was niet van de lucht. Intussen geeft de top het ook zelf toe: er zijn grote financiële tekorten, de reorganisatie verloopt moeizaam en de politie komt om in het werk. Wat zijn de grootste problemen waar de politie nu mee tobt? En: vallen ze te verhelpen? Lees het stuk hier terug De politie staat rood (en dat ligt niet aan de korpschef) De politiebonden voeren actie omdat agenten al vier jaar geen loonsverhoging hebben gehad. Het probleem: daar is helemaal geen geld voor. De politie eet de eigen reserves op en moet miljarden lenen bij het ministerie van Financiën om de gaten te dichten. Hoe meer blauw op straat tot rode cijfers leidde. Lees het stuk hier terug