Ik merkte dat hij onderweg hiernaartoe steeds naar me zat te kijken, naast me in de auto. Het maakte me onrustig. Hij leek me te bestuderen. Hoe ik mijn zonnebril opzette, mijn handen op het stuur plaatste, hoe ik een sigaret opstak en het raampje opendraaide. Eén keer ving ik zijn blik, met een glimlach. Een vaderlijke glimlach. Een glimlach die zei: Het is goed. Toen hij beleefd naar me terugglimlachte voelde ik me eenzamer dan ik me in tijden heb gevoeld. Ik liet mijn hand op zijn hoofdsteun rusten. ‘We zijn er bijna,’ zei ik. Hij knikte vriendelijk, zijn ogen tot spleetjes geknepen tegen de zon.

Foto: Henk van Straten

Een dagje Efteling. Zijn moeder ging akkoord, mits ik hem straks voor zes uur maar weer thuisbracht. Ook zij keek naar me, toen ik op de stoep stond. Maar zij keek anders. Bezorgd, afstandelijk. Het is inderdaad een paar keer niet goed gegaan; dan vergat ik de tijd, of vond ik dat ik zelf moest kunnen bepalen wat ik met mijn zoon ging doen en tot hoe laat dat zou duren. Maar nu is zes uur thuis ook echt zes uur thuis. Het is te lang geleden dat ik hem heb gezien; ik wil niet nog eens zo lang hoeven wachten.

Een pretpark. Ik loop zo’n toegangspoort door en ik weet dat het gewoon leuk moet zijn, dat ik me gewoon moet vermaken en gewoon moet genieten van de tijd die ik doorbreng met mijn zoon. Dat ik hier voor hém ben en ik mijn eigen nukken en zorgen even opzij moet zetten. Maar het is lastig. Ik keek hier drie weken naar uit en nu het zover is bekruipt me het gevoel dat er iets niet klopt. Dat er iets niet in de haak is. Dat er onheil dreigt.

Ik moet iets rechtzetten, maar ik weet niet precies wat, en al helemaal niet hoe.

‘Die daar!’ roept hij bij de snoepkraam, en hij wijst naar een lolly met de diameter van een compactdisc. Op een bankje zet hij er zijn tanden in. Ik drink een flesje water. Ik maak me zorgen om zijn gebit, om de hoeveelheid suiker die hij binnenkrijgt, om het feit dat ik hem niet vaak genoeg zie en hij op deze wereld leeft en ook ooit moet sterven. Zijn blonde haar en sprankelende bruine ogen vullen me met weemoed. ‘Lekker?’ vraag ik. Hij knikt tevreden. Hij staart en dagdroomt, als een kat in de zon. Ik slik de brok in mijn keel weg.

Zijn blonde haar en sprankelende bruine ogen vullen me met weemoed. ‘Lekker?’ vraag ik

Voor het eerst in de Python, zowel voor hem als voor mij. Als het karretje ons de hoogte intakelt bereikt de onrust een crescendo. Mijn buik scheurt zo nog open. Hoger en hoger. Dan voel ik de hand van mijn zoon in de mijne. Ik buig mijn hoofd naar voren zodat ik hem kan zien, ondanks de lompe beugels die ons moeten beschermen. Ik zie geen angst in zijn ogen. Hij is één en al euforie, klaar voor de val.

Wanneer we naar beneden storten hoor ik mezelf gillen en lachen. En in dat lachen hoor ik ook zijn lachen. We lachen en gillen met één stem. Even is er alleen dat denderen en krankzinnige rond- en rondgaan. Eenmaal uitgestapt omhelzen we elkaar. ‘Dat was súper,’ roept hij. We schateren het uit.

De dag is verstreken. Bijna bij de uitgang. Ik loop al richting de poort wanneer ik zie dat hij naar twee fonteinen staat te kijken. ‘Kom,’ zeg ik, maar hij hoort me niet. Ik laat hem kijken en ga zelf op een bankje zitten, in mijn hand de foto die van ons werd gemaakt in de Python. Ik kijk naar hem en ik kijk naar de foto; onze euforie bevroren op papier. Nu alweer voorbij, nu alweer iets anders. Alles vloeit steeds weer over in iets anders. Vloeien, vloeien, vloeien, en het gaat maar door en en door en ik heb nergens grip op. Kom, wil ik nog een keer zeggen. Zes uur thuis halen we al niet meer. Kom, moet ik nog een keer zeggen.

Eerder in deze serie:

Een dag uit het leven van de man die het allemaal maar burgerlijk vond Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik zie ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel 7: hoe je leven op zijn kop gezet kan worden door een man in de trein. Lees hier het zevende deel uit deze serie Een dag uit het leven van de vrouw die alles wilde wegsnijden Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel zes: de vrouw die wilde branden. Lees hier het zesde deel uit deze serie Een dag uit het leven van de man die op Riekie wachtte Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel vijf: de man die het niet verdiende te worden uitgelachen. Lees hier het vijfde deel uit deze serie Een dag uit het leven van de man die niet over gemiste kansen dacht Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel vier: de man die op niemand acht sloeg. Lees hier het vierde deel uit deze serie Een dag uit het leven van de man die terugging naar zijn moeder Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel drie: de man die vlucht voor Barrie. Lees hier het derde deel uit deze serie Een dag uit het leven van de schrijver die wacht op de woorden Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel twee van een vijfluik: de schrijver uit Duitsland die in Amsterdam de laatste hand zou leggen aan zijn roman. ‘‘Geht gut,’ whatsappte hij naar Ulrike.’ Lees hier het tweede deel uit deze serie Een dag uit het leven van Hank en Claudette Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel één van een vijfluik: over een Amerikaanse droom op het Amsterdamse IJ.
Lees hier het eerste deel uit deze serie