Vakantie: verreweg de beste manier om je te realiseren dat Nederland een is. Deze zomer wist ik het weer, na een week te hebben rondgereden op het hete, vuile en verwaarloosde Sicilië. Bij terugkomst viel me vooral de kwaliteit van onze publieke ruimte op: schone straten, goed onderhouden gevels en krijtwitte strepen op de weg.

Natuurlijk, Nederland is een tikje overgereguleerd. Maar ga een weekje naar Sicilië en je weet wat een zegen onze sterke instituties, ons dikke wetboek en onze competente ambtenaren zijn. Ik durf het haast het niet te zeggen, maar het zijn van die momenten dat ik trots ben op Nederland.

Ik weet ook wel: nationale trots is niet in de mode onder mensen die zichzelf als progressief beschouwen. Trots wordt al snel geassocieerd met zelfgenoegzaamheid, arrogantie en een blinde vlek voor een geschiedenis vol uitbuiting, slavernij en racisme. Maar ik denk dat de Amerikaanse filosoof Richard Rorty gelijk had toen hij dat ‘een natie zichzelf niet kan hervormen als ze niet trots is op zichzelf - als ze geen identiteit heeft, zich daarin verheugt, erop reflecteert en ernaar probeert te leven.’

Dat begint vaak met een flinke dosis schaamte - ook dat realiseerde ik me deze vakantie weer. De columnist J.L. Heldring schreef eens over de ‘plaatsvervangende schaamte’ die hem bekroop als hij Nederlandse hufters tekeer zag gaan in het buitenland. In mijn geval was het een echtpaar dat brullend bij de autoverhuur stond: ‘NO NO NO joe do not understend, i rent the kar, but HE is the draiver – nee, Willem, nee, je gaat echt niet betalen om jezelf als tweede chauffeur te registreren, ik verbied het je!’ (Een halfuur later betaalde Willem toch maar, terwijl zijn vrouw opzichtig met haar rug tegen de balie leunde.)

Heldring merkte op dat hij geen last had van schaamte als hij Duitse, Engelse of Franse hufters tegenkwam. ‘In dit verschil verraadt zich dan mijn (gekrenkte) nationale trots,’ schreef hij. Je kunt je alleen schamen voor je eigen land omdat het je eigen land is. Zonder schaamte, geen trots – en vice versa. Zij die zich het meeste schamen voor Nederland, koesteren misschien ook wel de diepste trots. Zij geloven immers dat het anders kan - anders zouden ze zich niet zo opwinden.

De natie is nog altijd onze sterkste bron van solidariteit. Migratie en culturele diversiteit hoeven daar niets aan af te doen

Neem Zihni Özdil, een van de Nederlanders die strijdt tegen het racisme in Nederland. Toen weekblad Vrij Nederland hem vroeg of hij zich niet beter kon opwinden over andere landen, zei hij: ‘Het interesseert me geen éne mal-le-moer. Ik wil Nederland, mijn eigen land, verbeteren. In Noord-Korea is het erger, ja, wat heb ik daaraan? Moeten we dan maar niks doen?’

Of je het nu met hem eens bent of niet, één ding kun je Özdil niet verwijten: onverschilligheid. Hij hamert erop dat ‘allochtonen’ – een woord dat volgens hem de prullenbak in moet – hun Nederlanderschap moeten claimen. En zo geschiedde, vorig jaar nog, toen honderden Nederlanders met Marokkaanse wortels een selfie met hun Nederlandse paspoort twitterden. Hashtag: #bornhere.

Er sprak trots uit die foto’s. En de boodschap was helder: ik ben Nederlander, ik hoor hier, of je het nu leuk vindt of niet. Het was een door en door nationalistisch gebaar.

Je leest nog weleens dat de natiestaat op zijn retour is. In dit tijdperk van globalisering en individualisering zouden we geen behoefte meer hebben aan dat negentiende-eeuwse relikwie. Ik denk dat dit een misvatting is. De natie is nog altijd onze sterkste bron van solidariteit. Migratie en culturele diversiteit hoeven daar niets aan af te doen – een nationale identiteit is immers niet in steen gehouwen.

Als we ons maar blijven schamen – voor de groeiende ongelijkheid bijvoorbeeld, voor het hardnekkige racisme, voor de rechtsstaat, voor de zoveelste kolencentrale en voor het gebrek aan solidariteit met vluchtelingen. Toen een paar maanden geleden vierhonderd mensen verdronken in de Middellandse Zee, waren er tientallen juichreacties op de Facebookpagina ‘Nederland Mijn Vaderland.’

  • ‘Voor elke dode neem ik een biertje.’
  • ‘Dat ruimt lekker op!!!!!11!!!!’
  • ‘Uitgeroeit… opgeruimt [sic.].’

Maar wie nu naar hetzelfde bericht surft, ziet dat één sentiment domineert: dat van pure schaamte.

  • ‘Schokkend dit, ben er misselijk van. Schaam je, allemaal.’
  • ‘Ik ga jullie unliken want als jullie mijn medenederlanders moeten zijn schaam ik me kapot.’
  • ‘De ‘Nederlandse’ passagiers van de MH17 waren net zo ‘mens’ als die vluchtelingen op de boot en reageer daar ook maar zo op. Shame on you.’

Wie zijn hier nu de echte nationalisten? Zij die in naam van ‘Nederland Mijn Vaderland’ feestvieren als vierhonderd mensen verdrinken? Of zij die onvermoeid het onrecht, het racisme en de ongelijkheid in de Nederlandse samenleving aankaarten, omdat ze vinden dat Nederland beter kan, beter moet en dat we dit aan onszelf en onze geschiedenis verplicht zijn?

Laat ik het zo zeggen: ik schaam me kapot voor die eerste groep en ben trots op de laatste. Ondertussen voel ik me op en top Nederlander.

Treuren om de doden die op ons lijken Is het hypocriet om te treuren om de Nederlandse passagiers van MH17, terwijl het leed van mensen in verre landen ons weinig doet? Ik denk het niet. We zijn geen machines voor wie ieder leven evenveel waard is. Wat we nog wel kunnen leren: die vreemde lijkt misschien meer op ons dan we denken. Lees hier de column terug