Die hoed, dat tekenboek. Ik kon er niets aan doen; ik moest naar haar blijven kijken. Het had iets potsierlijks, zoals ze daar zat. Alsof iedereen moest zien dat ze een kunstenares was. En ze had het in de gaten, dat ik aldoor zat te staren. Ze voelde zich ongemakkelijk, ze ging verkrampter zitten, maar ik bleef kijken.

Ik ben een schrijver. Dat kon zij niet weten; in tegenstelling tot haar zat ik niet te werken. Ik luisterde muziek, tikte nerveus met mijn rechtervoet op de vloer. Het manuscript voor mijn derde roman was net afgewezen. De tweede had al amper verkocht. Of ik nog wel een schrijver ben als er geen boeken meer van me worden uitgegeven, dat was de vraag die aan me knaagde. Naar haar staren hielp.

Een echte kunstenaar was daar niet bang voor; die wist dat de vezels van het leven juist in die situaties bloot kwamen te liggen

Mevrouw de poseur. Waarschijnlijk was er nog nooit ergens een tekening van haar afgedrukt. En maar doen alsof! Een aangenomen identiteit. Een identiteit als een harnas. Haalde je dat weg, dan stortte de boel waarschijnlijk meteen in. Dan bleef er een neurotisch, frigide mens over. Als kind natuurlijk gepest. Of misbruikt of zo.

Het was een klein halfuur later dat ik richting de wc liep. Ik hoefde niet echt te plassen. Toen ik haar voorbijliep keek ze expres niet op. Ze maakte zich kleiner; ik zag alleen die hoed. Nadat ik even in het tussencompartiment had staan dralen, liep ik weer terug. Langzaam, met stille voetstappen. Ik benaderde haar ongezien en bleef vlak achter haar staan. Nu kon ik zien wat ze aan het tekenen was. Of beter gezegd: wie.

Heel goed gedaan was het niet, maar het was meteen duidelijk: ze was mij aan het tekenen. Ik schrok. De ogen van een bittere man. Vermoeid maar klaarwakker, zoals soldaten aan het front vermoeid maar klaarwakker zijn. Opgetrokken schouders, een nerveus trekje om mijn mond. Ogen die haat spuwden. Alsof ik haar dood wenste.

Nadat ik weer was gaan zitten bleef ik naar haar kijken, maar nu dwingender. Ik wilde haar blik vangen. Als ik die zou vangen, dan zou ik kenbaar maken dat ik haar tekening heus wel had gezien. Misschien zou ik naar haar tekenboek wijzen en mijn wenkbrauwen optillen. Misschien zou ik iets zeggen.

Nee, ik wilde een kans om haar beeld van mij te weerleggen. En misschien nam ik haar ook wel iets kwalijk, al wist ik niet precies wat.

Ik stapte uit waar zij uitstapte, op Schiphol. Ze liep voor me, met die grote rolkoffer achter zich aan. Ik tikte haar op haar schouder. Op het moment dat mijn vinger haar lichaam raakte voelde ik pas hoe kwaad ik was. Ze verschoot. Precies wat ik al dacht: een verknipte neuroot, bang voor fysiek contact. Ze draaide zich om, keek me aan en deed een stap naar achteren.

‘Ik zag dat je me hebt getekend,’ zei ik. ‘Mooi geworden. Interessant. Gaat je vlucht al snel of heb je tijd om iets met me te drinken?’

Ze aarzelde, keek vlug om zich heen, zocht waarschijnlijk naar mensen die haar te hulp konden schieten. ‘Mijn vlucht gaat zo al,’ zei ze. ‘Tot ziens.’ En ze haastte zich bij me vandaan.

Het had zo niet moeten gaan. Ze had heel mondig moeten zeggen: ‘Iets drinken? Prima.’ Ze had er onbevreesd en uitdagend bij moeten kijken, met een plagende glimlach omdat mijn kinderachtige woede haar slechts vermaakte. Zij, net als ik, wilde weleens zien waar dit op zou uitdraaien. Een echte kunstenaar was daar niet bang voor; die wist dat de vezels van het leven juist in die situaties bloot kwamen te liggen. Een échte kunstenaar. Niet dit angstige mens, halverwege de roltrap, timide en tenger in de mensenmassa. Met haar tekening, met mijn bittere kop in haar boek. Ik wilde haar nog naroepen: ‘O ja? En wat weet jij ervan? Nou? Wat weet jij er in godsnaam van?’

Eerder in deze serie:

Een dag uit het leven van de man die zijn zoon niet kende Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik zie ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. In deel 9: vaderlijk glimlachen, voor het eerst in de Python en de brok in je keel. Lees het stuk hier terug Een dag uit het leven van de man die het allemaal maar burgerlijk vond Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik zie ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel 7: hoe je leven op zijn kop gezet kan worden door een man in de trein. Lees hier het zevende deel uit deze serie Een dag uit het leven van de vrouw die alles wilde wegsnijden Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel zes: de vrouw die wilde branden. Lees hier het zesde deel uit deze serie Een dag uit het leven van de man die op Riekie wachtte Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel vijf: de man die het niet verdiende te worden uitgelachen. Lees hier het vijfde deel uit deze serie Een dag uit het leven van de man die niet over gemiste kansen dacht Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel vier: de man die op niemand acht sloeg. Lees hier het vierde deel uit deze serie Een dag uit het leven van de man die terugging naar zijn moeder Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel drie: de man die vlucht voor Barrie. Lees hier het derde deel uit deze serie Een dag uit het leven van de schrijver die wacht op de woorden Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel twee van een vijfluik: de schrijver uit Duitsland die in Amsterdam de laatste hand zou leggen aan zijn roman. ‘‘Geht gut,’ whatsappte hij naar Ulrike.’ Lees hier het tweede deel uit deze serie Een dag uit het leven van Hank en Claudette Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en verzin hun verhaal. Deel één van een vijfluik: over een Amerikaanse droom op het Amsterdamse IJ.
Lees hier het eerste deel uit deze serie