Kort nadat ik hier in 1992 aankwam, werd ik door de politie aangehouden tijdens het winkelen. Ik wist niet wat me overkwam. Ik? Een dief?

Een winkelmedewerkster had me ongemakkelijk zien kijken toen de agenten binnenkwamen. Ze had de beveiliging erbij geroepen en me bij de uitgang laten aanhouden. Mijn tas en mijn jaszakken werden geleegd en ik werd uitgebreid gefouilleerd.

Niets gevonden.

Toch moest ik twee uur wachten. Tot het personeel de opname van de beveiligingscamera kon terugkijken om te zien of ik mijn gestolen waar niet ergens onderweg verstopt had.

Ook toen: niets gevonden.

Terwijl ik op de beveiligingsbeelden wachtte, probeerde een van de beveiligers mij te overtuigen om te bekennen. Anders zou ik gedeporteerd worden naar Iran.

Niemand vroeg mij intussen waarom ik zo angstig keek.

Ik zie wat jij niet ziet

Dit is zomaar een voorbeeld van een ervaring die je pas begrijpt wanneer je zelf een vluchteling bent geweest. Die angst voor een uniform, die is eigenlijk aan uit te leggen. De pijn aan zo’n herinnering komt af en toe tevoorschijn en knaagt als een hamster aan mijn ziel. Toch is de angst voor uniformen intussen - 22 jaar na mijn aankomst - verdwenen.

Omdat ik zelf ooit als Iraanse vluchteling naar Nederland kwam, voel ik mee met de duizenden asielzoekers die nu arriveren

Omdat ik zelf ooit als Iraanse vluchteling naar Nederland kwam, voel ik mee met de duizenden asielzoekers die nu in Nederland arriveren. Tegelijk zie ik veel Nederlanders die hun best doen hun ‘een warm welkom’ te bieden. Maar, hoe moet dat eigenlijk?

Om de aankomst van vluchtelingen zo goed mogelijk te laten verlopen, bespreek ik drie vragen die je vluchtelingen beter niet kunt stellen. En doe ik een suggestie voor écht contact.

1. En, blij dat je hier bent?

Iemand slaat op de vlucht omdat zijn leven in gevaar is. De één vlucht voor de oorlog, de ander voor een dictator. De één laat zijn gezin, familie en vrienden achter en de ander sleept zijn dierbaren met zich mee door bergen en over zeeën.

Na aankomst in een veilig land zijn de angst, de pijn en het verdriet van een zwaar en ongewild afscheid nog enorm. Hoe logisch het ook is aan te nemen dat de vluchteling blij zal zijn hier in het veilige Nederland, op het moment zelf is het vaak nog te vroeg om dat te vragen: de vluchteling is niet zozeer blij, hij is eerder in shock.

Hij mist zijn land, hij mist zijn familie en hij verkeert in grote onzekerheid over de toekomst. En hij maakt zich grote zorgen over familieleden en vrienden die achter zijn gebleven.

Weet ook dat, als je deze vraag stelt, de vluchteling zich vaak geroepen voelt te zeggen dat hij blij is: het zou wel eens ondankbaar kunnen overkomen om dat niet te zeggen.

Zelf heb ik in de loop der jaren aan veel goedbedoelde vragen leren ontsnappen. Je wordt met de dag wijzer en je leert je nieuwe cultuur beter kennen.

Als iemand mij nu vraagt waarom en hoe ik gevlucht ben bijvoorbeeld, ga ik niet uit beleefdheid mijn hele hebben en houden aan de grote klok hangen. Ik lach en zeg vriendelijk dat het een lang verhaal is. Zo spaar ik mezelf voor de herinneringen - en misschien wel: nachtmerries - die dan vaak nog terugkomen. Want, vergeten hoe en waarom je bent gevlucht, doe je niet.

2. Hoe ben je hier gekomen?

Het gevaar thuis is één ding, de vlucht zelf is meestal minstens zo gevaarlijk. De meeste mensen hebben zich dat van tevoren onvoldoende gerealiseerd. Vraag dus liever ook niet meteen hoe de vlucht was.

Laat hem die hel niet herbeleven

Want de kans is aanwezig dat je de vluchteling met die vraag een helse tocht laat herbeleven. Hij beantwoordt ze waarschijnlijk wel met een glimlach, maar eigenlijk wil hij op dat moment huilen uit onmacht en om alle ellende die hem is overkomen. Gun een vluchteling dus de tijd en wacht totdat hij zelf zijn verhaal begint te vertellen.

Misschien is de vlucht later een aanleiding voor een spannend boek, maar op het moment zelf is het een enge tocht zonder enig vooruitzicht. De vluchteling komt dus niet aan in zijn beste pak en met zijn mooiste stropdas. Hij kijkt angstig, knippert steeds met zijn ogen, bedankt constant de hulpverleners voor hun liefdadigheid en is vooral stil.

3. Wat deed je in je thuisland?

Met een paar versleten slippers om zijn door de kou blauw geworden voeten en een dik tafelkleed om zijn schouders ziet de vluchteling er misschien uit als een dakloze.

Maar, de kans is aanwezig, in sommige gevallen zelfs heel groot, dat hij in zijn thuisland een tandarts was - of hoogleraar aan de universiteit.

Vragen naar wat iemand in het ontvluchte thuisland deed, is dus vaak een reden voor schaamte en ongemak. Tandarts? Hoogleraar? Je wordt stil en kijkt hem lang ongemakkelijk aan, of je reageert met een algemene opmerking.

Maar diep in je hart geloof je hem niet. Je wilt hem wel geloven, maar als je hem zo ziet zitten is het moeilijk voor te stellen dat hij in zijn land iemand met hoge status is geweest. Je ongeloof - of je verbazing - ziet hij op je gezicht. Onbedoeld slaat zo het ongemak om in een vernederende situatie.

Ten slotte: niet alle hulp is automatisch behulpzaam

Ieder menslievend persoon richt zich nu op goede daden voor vluchtelingen. De één zamelt winterkleding in, de ander doneert geld. De één werkt vrijwillig in een opvangkamp, de ander sponsort tenten voor vluchtelingen. Het is prachtig hoe iedereen solidair is en zich met elkaar dag en nacht inzet.

Maar verwacht niet van vluchtelingen dat ze alle aangeboden hulp dankbaar en onvoorwaardelijk accepteren. Wat voor iedereen geldt, geldt ook voor een vluchteling: een man loopt liever niet in een roze damesjas; of in versleten ondergoed. En hij heeft natuurlijk ook liever geen versleten of kapotte meubels om zich heen.

Weet dat de vluchteling zich waarschijnlijk schaamt om steeds maar te moeten vragen en smeken. Om afhankelijk te zijn van de goedheid van mensen. En bedenk ook dat spullen of hulp die je liever zelf ook niet zou ontvangen, voor de vluchteling net zo goed vervelend zal zijn.

Maar, wat kun je dan wel vragen?

Het beste advies dat ik kan geven is dus simpelweg: probeer vluchtelingen die hier net zijn aangekomen in hun waarde te laten. Neem ze serieus en praat niet over hen, maar met hen. Hoe?

Hier valt het een en ander te leren van ouderen voor wie oorlog vaak nog een concrete herinnering is. Zij begrijpen het. Ze stellen geen vragen, ze laten je zijn en als je hun uit jezelf iets vertelt, dan luisteren ze aandachtig. Wat ook helpt: ze verwachten niet dat je hen aankijkt, als ze tegen jou praten.

Want: als je naar beneden kijkt, is het niet uit disrespect, maar uit beleefdheid. In het Midden-Oosten, waar ik vandaan kom, kijk je naar beneden als een oude persoon of een autoriteit je aanspreekt. Dat is daar een teken van bescheidenheid en respect.

Inmiddels doe ik dat ook niet meer. Ik kijk iemand recht de ogen in wanneer ik word aangesproken. Niet omdat ik nu minder bescheiden ben, maar omdat ik in een andere cultuur leef die er haar eigen codes en gewoontes op nahoudt.

Het heeft even geduurd voordat ik alle codes doorhad. En dat is misschien wel de belangrijkste les: als je een nieuwe bewoner van een cultuur bent, heb je tijd nodig om die cultuur eigen te maken. Voor een vluchteling geldt dat nog sterker.

Nu ken ik het verhaal achter één-koekje-trommel-dicht, nu weet ik dat je ‘je moet’ moet vermijden, nu weet ik dat je een cadeautje meteen bij de deur moet uitpakken en nu laat ik geen taart meer voorbij gaan op een verjaardagsfeest.

Het belangrijkste wat je vluchtelingen kunt geven is (jouw) tijd om dat allemaal te leren.

Vluchtelingen opvangen is het probleem niet. De hamvraag is: en daarna dan? Het is niet zo moeilijk om voor het toelaten van vluchtelingen te zijn. Maar: opvang is slechts fase één. Belangrijker is wat er gebeurt als vluchtelingen eenmaal hier zijn. Hoe kun je als land een ontvangstland in plaats van een opvangland worden? Lees het stuk van Tamar de Waal terug