Eind december van dit jaar wordt er een belangrijk besluit genomen dat het lot van de baby’s in de kinderopvang zal gaan bepalen. Als het aan minister Asscher ligt, Dat is nodig, want de eisen die op dit moment aan de babyopvang worden gesteld, zijn ‘met de kennis van nu’

Om baby’s de zorg te geven die ze nodig hebben, stelt de minister daarom voor dat crècheleidsters voor minder baby’s gaan zorgen dan nu nog wettelijk is toegestaan (een op vier en een half kind). Daarnaast wil hij dat baby’s met niet meer dan twee verzorgers te maken krijgen.

De Brancheorganisatie kinderopvang, de Belangenvereniging voor Ouders in de Kinderopvang ( ) de vakbonden en de (vanaf nu zal ik ze ‘de kinderopvangpartijen’ noemen) zijn het niet eens met de plannen die in de zomer door het ministerie werden .

Als deze plannen erdoor komen in de Kamer (in mei 2016 wordt er gestemd over dit wetsvoorstel), heeft dat namelijk verstrekkende gevolgen voor ondernemers in de kinderopvang: ze moeten gaan investeren in meer personeel. En personeel is duur.

De non-argumenten van de kinderopvangpartijen

Dat veel kinderopvangondernemers dit extra personeel niet kunnen betalen is begrijpelijk. Maar in plaats van tegen de minister te zegen: ‘Uw voorstel is heel terecht maar te duur. Als u dat echt wilt doorvoeren, is het voor ons niet mogelijk om goede babyopvang te organiseren en zeker niet voor een betaalbare prijs,’ komen ze met een waarin ze met een aantal non-argumenten de noodzaak van de dure maatregel onderuithalen. Zodat ze – met wat kleine aanpassingen – door kunnen gaan op de oude voet.

Wat zijn de argumenten van de kinderopvangpartijen? En waarom kloppen ze niet?

Het grootste argument om onder de extra crècheleidsters voor baby’s uit te komen is de stelling dat het niet gaat om de kwantiteit van de leidsters maar om de kwaliteit. Als je crècheleidsters bijschoolt over de ontwikkeling van baby’s, verbeter je de kwaliteit en kun je prima doorgaan met dezelfde hoeveelheid personeel, zo is de gedachte.

Dit argument van de brancheorganisatie en andere partijen is opmerkelijk. Het gaat namelijk lijnrecht in tegen de bevindingen van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) dat stelt dat crècheleidsters in de huidige situatie stomweg om baby’s de zorg te geven die nodig is.

Het is alsof de samenwerkende kinderopvangpartijen zeggen dat je het aangetoonde tekort aan verpleegkundigen op de intensive care kunt oplossen met een cursus over hoe ze beter met een patiënt kunnen omgaan. Ook belangrijk natuurlijk, maar de infusen die verwisseld moeten worden en de monitors die in de gaten gehouden moeten worden, daar heb je toch echt mensen voor nodig.

De schijnoplossing van bijscholing

Daar komt bij dat de brancheorganisatie en BOinK een veel te rooskleurig beeld hebben van de effecten van bijscholing. Een recente evaluatie van de door het NJI en het Trimbos ontwikkelde cursus ‘Werken met baby’s’ leidde nauwelijks tot een verbetering van de zorg aan baby’s. In het staat: ‘Na de cursus zijn twee van de zes vaardigheden observeerbaar verbeterd en de gemiddelde interactievaardigheid toegenomen. Helaas werd deze verandering niet vastgehouden tot drie maanden na de cursus.’ Tot op heden is er geen cursus die aantoonbaar wél werkt.

Het tweede argument om niet in meer crècheleidsters te hoeven investeren is de stelling dat er ‘geen duidelijk beeld bestaat over de babyopvang. De huidige onderzoeken spreken elkaar tegen.’

Ook dat is een opmerkelijke stelling. Er is weliswaar nog maar weinig onderzoek gedaan naar de langetermijneffecten van babyopvang, maar het onderzoek dát er is toont aan dat de negatieve effecten En zoals het NJI stelt, is die kwaliteit grotendeels afhankelijk van de tijd die leidsters hebben om voor de baby’s te zorgen en de mate waarin baby’s de kans krijgen een band op te bouwen met degenen die hen verzorgen.

Een klein positief verschil in sensitiviteit van de ouders zou al gepaard gaan met een betere ontwikkeling van de hersenen van hun kinderen

Eerder wees ik al op een onderzoek van de Erasmus Universiteit Rotterdam waarin werd aangetoond dat een klein positief verschil in sensitiviteit van de ouders al gepaard gaat met

Dit betekent dat een baby die bijvoorbeeld drie volle dagen naar de crèche gaat, serieus nadeel zou kunnen ondervinden van een leidster die minder sensitief kan reageren omdat ze zo druk is met andere kinderen. Of dat echt zo is, weten we niet zeker, omdat het experiment van de Erasmus Universiteit niet in een kinderopvangsetting heeft plaatsgevonden.

Maar in plaats van het zekere voor het onzekere te nemen, stellen de samenwerkende kinderopvangpartijen voor om nog wat langer de grenzen op te zoeken van wat nog net wél en net niet meer kan. Pas als we 100% zeker weten dat het kwaad kan, moeten we ermee stoppen, zo lijken zij te vinden. Tot deze duidelijkheid er is, stellen ze ter compensatie voor alle baby’s voortaan een eigen mentor te geven.

Hoe vooral geld voorop lijkt te staan

Het laatste argument van de kinderopvangpartijen om niet in extra personeel te investeren is dat ze de kinderopvang betaalbaar willen houden voor iedereen. In het persbericht van de Brancheorganisatie Kinderopvang staat: ‘Natuurlijk willen we de allerbeste kwaliteit maar als kinderopvang daardoor voor ouders te duur wordt, blijven veel kinderen weg. Dan schieten ook de allerbeste plannen hun doel voorbij.’

‘Bij het toekennen van zorg aan kinderen wordt te veel gekeken naar geld en niet naar wat de beste zorg is voor een kind’

Als je goed kijkt naar wat hier staat zeggen de Branche, de vakbonden en BOinK eigenlijk het volgende: wij doen concessies aan de kwaliteit van de zorg voor baby’s, want anders kunnen ouders niet meer werken en verdienen ook wij geen geld meer.

Dit argument gaat lijnrecht in tegen van het internationale verdrag inzake de rechten van het kind. Hierin staat dat het belang van het kind voorop moet staan bij álle maatregelen die kinderen aangaan.

‘Bij het toekennen van zorg aan kinderen wordt te veel gekeken naar geld en niet naar wat de beste zorg is voor een kind,’ kinderombudsman Marc Dullaert recentelijk in een interview naar aanleiding van het verschijnen van een deelreportage decentralisatie van de jeugdhulp. Dat is ook precies wat er aan de hand is in de kinderopvang. Nog steeds staat het belang van het kind hier niet centraal.

Het is te hopen dat minister Asscher koers houdt en niet zwicht voor partijen die het begrip ‘kwaliteit’ steeds verder aan het uithollen zijn.

Wanneer leren we dat kinderopvang er niet voor ouders is? Het is slecht gesteld met de kinderopvang in Nederland. Er is te weinig aandacht voor het kind, wat de ontwikkeling voor het brein sterk kan beïnvloeden. In plaats van het kind staan ouders, bedrijven en politiek op de eerste plaats. Hoe is het zover gekomen? Lees hier meer over de kinderopvang in Nederland Werken in de kinderopvang is net zo zwaar als werken in de bouw Als je niks kan, kun je altijd nog crècheleider worden, zo luidt het vooroordeel. Toch valt of staat de kwaliteit van de kinderopvang bij degene die met de kinderen werkt. Wie zijn die meisjes en een enkele jongen die het beroep van ‘pedagogisch medewerker’ ambiëren? Wat leren ze en wat ervaren ze in de praktijk? Een kijkje op het ROC in Leiden. Lees hier meer over werken in de kinderopvang Dit zijn de antwoorden op jullie vragen over het babybrein Is de breinschade die je oploopt in je vroege jeugd nog te herstellen? En zou je aan de hand van een hersenscan een leerplan kunnen opstellen voor een kind? Afgelopen week bezocht ik, gewapend met jullie vragen, het hersencongres ‘Abnormaal zo gek nog niet.’ Lees hier de belangrijkste inzichten die ik er opdeed. Lees hier meer over het babybrein