Het viel me een paar maanden geleden op een politiecongres voor het eerst op: iedereen bij de politie draagt tegenwoordig zijn of haar dienstwapen. Ik zat naast een vrouwelijke rechercheur die haar pistool openlijk op de heup droeg (schouderholsters zie je vooral in Amerikaanse knokfilms). Echt nodig was het niet: het congres vond plaats op een goed bewaakt kazerneterrein en ze was de hele dag binnen.

Een paar weken terug op de Politieacademie zag ik het weer. Voor een debatavond over de opsporing kregen alle sprekers een headsetmicrofoontje op. Terwijl een geluidstechnicus de zender van het microfoontje wegwerkte in het uniformjasje van een commissaris, zag ik dat hij ook zijn dienstwapen droeg.

Een rechercheur, die ik in een privéomgeving sprak, begon uit zichzelf over de bult onder zijn jasje – een Walther P 99 is nog best een fors wapen.

Het dragen van vuurwapens is opvallend. Films en series wekken de indruk dat politiemensen de hele dag door hun wapen trekken, in werkelijkheid gebeurt dat niet zo in Nederland – en zeker niet bij de recherche. In trekken Wolfs en Van Dongen in één uitzending vaker hun pistool dan een heel politiekorps in een jaar.

Mijn ervaring de afgelopen jaren is dat Nederlandse politiemensen die niet in uniform op straat rondlopen vaak geen wapen dragen. Zeker niet standaard de hele tijd. De Nederlandse politie is – kortom – niet erg van het wapenvertoon.

Tegenover een AK-47 kun je weinig, maar iets is beter dan niets

Dat politiemensen tegenwoordig zelfs op congressen en debatavonden gewapend rondlopen, is dus opvallend. En de reden hiervoor is simpel: terrorisme. Niemand heeft illusies over wat een pistool vermag tegen een maar iets is altijd beter dan niets.

Het beeld van een vaderlijk glimlachende commissaris met zilvergrijs haar mét een pistool op de heup, drukt je weer met je de neus op de feiten: de politie is in de eerste plaats de zwaardmacht, de organisatie met het wettelijke geweldsmonopolie.

Het is goed om daar zo nu en dan bij stil te staan, omdat de samenleving de politie in de loop der jaren met een ongelooflijk breed takenpakket heeft opgezadeld: verkeer, misdaad voorkomen, misdaad opsporen, zichtbaar aanwezig zijn op straat, huiselijk geweld bestrijden, terrorismepreventie, terrorismebestrijding, drugsbestrijding, en ga zo maar door. En dat takenpakket blijft maar toenemen. Denk aan de invoering van de wietpas, de animal cops, het registreren van asielzoekers - sinds kort - en binnenkort misschien zelfs de handhaving van het boerkaverbod.

Openlijke kritiek op het beleid

Politiek en samenleving verwachten kortom nogal wat van de politie – en het is duidelijk dat de politie die verwachtingen niet allemaal kan waarmaken. Dat ligt voor een deel aan de organisatie zelf – bijvoorbeeld omdat de recherche niet goed functioneert – en voor een deel aan de buitenwereld: we overvragen de politie. Dat weet iedereen binnen de politie natuurlijk ook, maar dat bleef tot voor kort binnenskamers.

Een eerdere generatie politiechefs – zoals sprak vrijmoedig en kritisch over het beleid, maar de laatste jaren zijn de teugels binnen de Nationale Politie strak aangetrokken.

Het is onder het regime van het Ministerie van Veiligheid en Justitie niet meer de bedoeling dat politiemensen openlijk kritiek uiten op politieke beslissingen – hoe kortzichtig het beleid ook is. Daarom is de korpsleiding ook akkoord gegaan met de vorming van de Nationale Politie, terwijl ze eigenlijk wel wisten dat dit met het tijdschema en het budget van Ivo Opstelten helemaal niet kon.

Foto: Caspar Huurdeman / Hollandse Hoogte
Foto: Caspar Huurdeman / Hollandse Hoogte

Inmiddels zijn de problemen zo groot dat hoge politiemensen weer openlijk kritisch durven te zijn. Een paar weken geleden zei lid van de korpsleiding, op een congres dat de politie de opgelegde bezuinigingen niet gaat halen. De vakbonden en de or riepen het langer, maar het is voor het eerst in lange tijd dat een hoge politieman zo openlijk zegt dat de politiek onrealistische verwachtingen heeft. Minister van Veiligheid en Justitie Ard van der Steur is weliswaar een stuk pragmatischer dan zijn voorganger Opstelten, maar zelfs met meer geld en meer tijd gaat de politie de reorganisatie niet volgens de planning halen.

Ook de is sceptisch, om niet zeggen cynisch over de reorganisatie. Ze prijzen Van der Steur voor de bijstelling van de planning. ‘Dat is winst.’ Om dan te vervolgen:

‘Wij vragen ons desondanks nog steeds af of ook deze planning haalbaar is, mede gezien de met de reorganisatie tot nu toe geboekte resultaten. Immers: de periode om de ‘basis op orde te brengen’ is verlengd van twee naar vijf jaar (tot ultimo 2017). Van die vijf jaar resten er nu nog twee.’

In die twee jaar zou dus de grootste reorganisatie in de Nederlandse geschiedenis afgerond moeten worden, zou iedereen eindelijk op zijn of haar plek moeten zitten, zouden alle afdelingen en regio’s weer soepel met elkaar moeten samenwerken, zou de ict op orde moeten zijn én zouden er honderden miljoenen bespaard moeten worden. Logisch dat de korpsleiding, de vakbonden, de or en de Rekenkamer skeptisch zijn.

Zoals ik al heb geschreven zijn de politiebegrotingen altijd te optimistisch. Om één actueel voorbeeldje te geven: de politie boekt standaard een besparing in op het aantal overuren. Zo was er voor 2014 22 miljoen euro begroot, terwijl er in werkelijkheid 31 miljoen werd uitgegeven. Voor volgend jaar staat er 16 miljoen euro in de boeken. En dat terwijl de politie druk is met liquidaties, terrorismedreiging en vluchtelingen. En alsof dat niet al genoeg is, moet Nederland volgend jaar als Europees voorzitter een recordaantal buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders gaan ontvangen.

Er is helemaal niemand bij de politie die serieus gelooft dat er volgend jaar minder overuren gedraaid gaan worden. En dan gaat het hier nog maar om één klein begrotingspostje.

Welzijnswerkersproza

Daarbij komt dat de besluitvorming rond de begroting niet erg transparant is. Zo moet bijvoorbeeld een tegenvaller van 50 miljoen euro bij het inrichten van nieuwe meldkamers ergens op de politiebegroting gecompenseerd worden. Dat is in feite een technisch-ambtelijk proces: los het maar op in je eigen begroting. Er vindt dus geen publiek politiek debat over plaats, terwijl een bedrag van 50 miljoen euro er behoorlijk inhakt.

Foto: Jan de Groen / Hollandse Hoogte
Foto: Caspar Huurdeman / Hollandse Hoogte

Meer in het algemeen is het een probleem dat de begroting van de politie geen goed inzicht biedt in wat de minister nu eigenlijk hoopt te bereiken – iets waar de Rekenkamer al jaren over klaagt. Ook voor het komende jaar ‘zien wij nog geen progressie op dit punt,’ schrijft de Rekenkamer: ‘Dit betekent dat ook voor 2016 de Tweede Kamer geen inzicht heeft in de toedeling van het politiebudget aan doelen en prestaties. Welk deel van het budget wordt ingezet voor de landelijke beleidsdoelstellingen is niet bekend.’ Lees deze passage gerust nog een keer. De Tweede Kamer heeft dus geen idee waar het politiebudget aan wordt besteed.

Het fascinerende is nu dat naarmate de problemen bij de politie groter worden, het Haagse taalgebruik steeds minder stoer wordt. Waar de crimefighters Opstelten en Teeven misdaad nog ‘spijkerhard’ aanpakten en ‘topprioriteit’ gaven, stuurt Ard van der Steur welzijnswerkersproza naar de Kamer. Neem bijvoorbeeld deze passage uit de die hij vorige week naar de volksvertegenwoordiging stuurde:

‘Ook geeft de eerste globale probleemanalyse voldoende aanknopingspunten voor bouwstenen voor een toekomstbestendige visie op de opsporing en een doorkijk naar maatregelen op de middellange en lange termijn. Zowel de maatregelen op korte termijn als op (middel)lange termijn kunnen op basis van de verder uitgewerkte probleemanalyse worden aangevuld en/of geconcretiseerd.’

De vage braaftaal heeft een functie: ze moet een harde waarheid verzachten. En die waarheid is dat de politie duidelijke keuzes moet gaan maken

Daarmee is niet gezegd dat het een slechte nota is - integendeel, er staan buitengewoon verstandige dingen in. De vage braaftaal heeft een functie: ze moet een harde waarheid verzachten. En die waarheid is dat de politie duidelijke keuzes moet gaan maken. De urgentie wordt elke dag groter. Twee grote actuele problemen – terrorisme en de stroom vluchtelingen – leggen een fors beslag op de organisatie, die toch al in haar voegen kraakt. De politie moet ‘nee’ leren zeggen tegen nieuwe taken. Zoals in de Contourennota wordt geschreven:

‘De politie is duidelijk – naar binnen en naar buiten – over de consequenties van de door het gezag te maken of gemaakte keuzes. De vraag naar politiecapaciteit zal altijd groter zijn dan het aanbod. De politie voert hierover een permanente dialoog met het gezag. Dit gebeurt door leidinggevenden die de juiste sparringpartners zijn.’

Het staat er misschien wat braaf, maar het is in het huidige politieke klimaat behoorlijk revolutionair. Het betekent dat als de politiek wil dat er iets nieuws aangepakt wordt – bijvoorbeeld growshops of burka’s – de politie aangeeft wat de consequenties hiervan zijn: bijvoorbeeld minder aandacht voor inbraken, roofovervallen of huiselijk geweld. De leidinggevenden moeten dus weer in debat gaan met de politiek.

Eenvoudig is dat niet. Nu gaat zeker de helft van de politiecapaciteit zitten in het bestrijden van drugs – en dan vooral het kleine grut, zoals wietkwekerijtjes, drugsrunners op straat en pillenfabriekjes. Iedereen die ik spreek bij de politie beseft dat dat weinig oplost: de grote jongens blijven grotendeels buiten schot en drugs zijn overal vrijelijk verkrijgbaar. Niet voor niets pleit de deze week weer voor een vorm van regulering van cannabis.

Maar iedere poging om de helft van onze politiecapaciteit intelligenter in te zetten ligt in Den Haag politiek ontzettend gevoelig. Iedereen die ik de afgelopen maanden heb gesproken bij de politie is het erover eens dat de politie (zwaar) overbelast is en dat er keuzes gemaakt moeten worden. Natuurlijk heb ik proberen uit te vinden welke taken er dan wel af kunnen. Begeleiding van risicowedstrijden is een aardige kandidaat, maar verder durft bijna niemand zijn handen te branden. ‘Het moet natuurlijk wel Tweede-Kamerproof’ zijn,’ zoals een hoge politieman het laatst mooi zei.

De Contourennota bevestigt ook een trend die ik al eerder in achtergrondgesprekken op het ministerie en bij de politie had opgepikt: ‘meten is weten’ wordt minder belangrijk. De politie gaat minder kijken naar output (hoeveel plantages dichtgespijkerd, hoeveel kilo in beslag genomen) en meer naar outcome: wat zijn de effecten, hoe waarderen burgers (slachtoffers, daders en omgeving), gezag (burgemeesters, OM) en anderen het werk van de politie? ‘Het gaat om soft controls’, zoals een hoge politieman het uitdrukt.

Gebrek aan kwaliteit

Het grootste probleem bij de Nederlandse politie is niet een gebrek aan geld of capaciteit, maar een gebrek aan kwaliteit. Het is een probleem dat in ieder gesprek met rechercheurs en in ieder onderzoeksrapport komt bovendrijven. Dat begint bij het proces-verbaal, de juridische grondstof van het Nederlandse strafrecht. Rechter en (oud-)hoogleraar strafrecht Ybo Buruma schreef in Geen blad voor de mond al over de vaak slechte kwaliteit van de proces-verbalen die politie aanlevert. Oud-rechercheur Michiel Princen klaagde in De gekooide recherche uitvoerig over niet-gemotiveerde collega’s, die ondermaatse proces-verbalen schrijven. Ze zijn bijvoorbeeld geschreven in slecht Nederlands of er ontbreekt essentiële informatie. Het OM stuurt met grote regelmaat proces-verbalen terug naar de politie, omdat ze onbruikbaar zijn voor vervolging.

Foto: Peter de Krom / Hollandse Hoogte
Foto: Caspar Huurdeman / Hollandse Hoogte

Het is een symptoom van een breder probleem: veel rechercheurs zijn niet goed of hoog genoeg geschoold. Het is een belangrijke reden waarom de opsporing in Nederland in een diepe crisis verkeert. Wim van Amerongen, binnen de politie verantwoordelijk voor de verbetering van de opsporing, sprak op 3 november tijdens een op de Politieacademie zelfs over ‘professionele schaamte.’

Vooral cybercrime en financieel-economisch onderzoek gaat veel rechercheurs boven de pet. In de Nederlandse samenleving is 34 procent van de bevolking hbo-of wo-opgeleid, bij de politie slechts 11 procent. Dat laatste getal is overigens omstreden – de personeelsdossiers van de politie bieden onvoldoende inzicht in het actuele opleidingsniveau. Hoe dan ook: het percentage hogeropgeleiden zal naar twintig à dertig moeten, zo stelt de Contourennota. Niet alleen om de ingewikkelder vormen van misdaad bij te kunnen benen, maar ook omdat de politie een geloofwaardige afspiegeling moet zijn van de samenleving.

De korpsleiding moet hier op eieren lopen. Tien jaar geleden heeft de politie grote fouten gemaakt bij de introductie van de eerste generatie hoogopgeleide recherchekundigen (‘reku’s’) die als zij-instromers binnenkwamen. Zij werden geïntroduceerd als ‘innovatief, gemotiveerd, hoogopgeleid, slim, out-of-the-boxdenkend’ enzovoorts. De impliciete boodschap aan de zittende politiemensen – voor negentig procent mbo-geschoold – was duidelijk: dat zijn jullie zijn dus niet...

De eerste generatie zij-instromers is grotendeels gedesillusioneerd afgehaakt – lees de Gekooide recherche voor een gedetailleerd verslag. De weerstand was en is op sommige plaatsen dan ook groot. Zo vertelde een recherchekundige me over zijn eerste werkdag, waarbij hij werd voorgesteld aan een oudere rechercheur. Diens eerste woorden: ‘Ze hebben je zeker al wel verteld hoe ik over jullie soort denk?’ Welkom bij de recherche.

‘De politie is geen leuke organisatie als je niet minstens vijf blauwe broeken hebt versleten,’ zoals een andere zij-instromer het zei. Dat is het punt: politiemensen nemen je pas serieus als je een tijd in een blauw uniform op straat hebt rondgelopen. Maar dáárvoor zijn de hoogopgeleide zij-instromers niet bij de politie gegaan: ze willen rechercheren. ‘Ik wil best een tijdje meedraaien op straat om een indruk te krijgen, maar niet te lang,’ zoals een derde zij-instromer tegen me zei. ‘Je laat een beginnend neurochirurg toch ook niet een jaar op de ambulance meerijden?’ Het gevolg van het falende zij-instromersbeleid is dat de politie een tekort heeft van honderden specialisten, bijvoorbeeld op financieel of ict-gebied.

Minder blauw op straat?

De Contourennota doet een paar suggesties die binnen de politie een kleine revolutie zouden veroorzaken. Een daarvan is het aanpassen van de regels waardoor zij-instromers sneller in specialistische functies benoemd kunnen worden – dus bij wijze van spreken zonder ook maar één blauwe broek te hebben versleten. Bovendien suggereert de nota een nieuw personeelsbeleid voor mensen met verschillende achtergronden met ‘een daarop aansluitend carrière- en beloningsbeleid.’ Dat kan maar één ding betekenen: mensen met een hbo- en wo-opleiding hoger belonen dan mensen met een mbo-opleiding. Dat lijkt sowieso onontkoombaar als de politie als werkgever serieus wil blijven concurreren.

Maar zo’n loonsverhoging zou grote consequenties hebben. Aangezien de begroting nu al geen ruimte biedt voor de normale salarisverhogingen, lijkt het uitgesloten dat de politie de komende jaren wel geld gaat vinden om accountants en ict’ers meer te betalen. De enige manier om dat te financieren is de politie in te krimpen, zodat de bestaande loonsom over minder mensen uitgesmeerd kan worden. De vraag is alleen: ‘Minder blauw op straat, hoe Tweede-Kamerproof is dat?’

Lees verder:

We krijgen eindelijk het eerlijke nieuws over justitie. En dat is hard nodig Strafrechtadvocaten, officieren van justitie, rechters, gevangenisbewakers, politiemensen en rechters: iedereen protesteert tegen de bezuinigingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. En ze hebben gelijk, laat ik in deze update zien. Lees hier het artikel De politiebonden blijven maar actievoeren. Waarom? De al maanden protesterende politieagenten willen meer dan een hoger salaris. Het gebrek aan waardering en de slecht verlopen reorganisatie nekken de organisatie. Maar de Nationale Politie is écht blut en moet zelfs geld lenen bij het ministerie van Financiën. Hoe nu verder? Lees het artikel hier Hoe de recherche weer boeven kan gaan vangen Er lopen 12.000 veroordeelde criminelen vrij rond, schreef Justitiestaatssecretaris Klaas Dijkhoff onlangs aan de Kamer. Hoe komt dat, en wat zijn de ideeën om het beter te gaan doen? Lees het artikel hier