Aan het eind van de derde klas legde de school van Puck Roos (17) en Jard Mattens (17) hun een vraag voor. Of ze Latijn in vijf jaar wilden afronden, in plaats van de gebruikelijke zes jaar. Ze leerden zo vlot, vond de school, in een jaartje minder zou het ook wel lukken.

Dat wilden ze wel, vertelt Puck. ‘Ik vond het best wel makkelijk om al die tekstjes te vertalen. Ik was altijd snel klaar, en had dan best veel tijd niets te doen.’

Jard Mattens (17)
Foto’s: Renate Beense

Puck en Jard zitten op de school waar ik lesgeef, het Zaanlands Lyceum, en horen bij de tachtig leerlingen die een zogenoemd ‘traject op maat’ (TOM) volgen. Een deel van die TOM-leerlingen, onder wie Puck en Jard, volgt een vak versneld en doet voor dat vak eerder examen dan de rest. Andere TOM-leerlingen krijgen een ander, veeleisender curriculum. Een TOM-coördinator, die betaald wordt vanuit het reguliere schoolbudget, leidt alles in goede banen.

Puck en Jard volgden in 4 gymnasium het programma Latijn voor 4 én 5 gymnasium. Was de klas net halverwege hoofdstuk 1, dan maakten zij de toets voor dat hoofdstuk al. In hun eigen tempo werkten ze in één jaar twee jaar lesstof door, zodat zij in 5 gymnasium voor Latijn ‘gewoon’ mee konden lopen met een zesde klas.

Voor Jard was dat niet genoeg. In 5 vwo draaide zij ook bij wiskunde en economie mee met een 6 vwo-klas. ‘Voor die vakken werkte ik in vakanties vooruit,’ vertelt ze. ‘Als ik een toets wilde maken, ging ik gewoon naar de docent toe. Op een gegeven moment liep ik een jaar voor, dus toen heb ik gevraagd of ik daar ook een jaar eerder examen in mocht doen. En dat mocht.’

En niet zonder succes. Aan het eind van het schooljaar werden de dames ontboden bij de examenvergadering en kregen ze hun resultaten te horen. Puck had voor Latijn een 9 gehaald. Jard had een 10, plus een 10 voor wiskunde b en een 9 voor economie. Applaus van het docententeam volgde.

Over zulk maatwerk was dit jaar veel te doen.

Goed idee, zei de ene adviseur. Niet doen, zei de ander

Twee raden, de VO-raad en de Onderwijsraad, spraken zich eerder vorige maand uit over het ‘maatwerkdiploma’. Met de invoering van zo’n diploma zou een leerling niet meer al zijn vakken op een en hetzelfde niveau afsluiten, maar bijvoorbeeld wiskunde op vmbo-t-niveau volgen en bij Engels meedraaien met een havoklas.

Op het Zaanlands Lyceum
Puck Roos (17)
Foto’s: Renate Beense

De VO-raad toonde zich bij monde van voorzitter Paul Rosenmöller eerder dit jaar al voorstander van zo’n diploma. Het zou meer recht doen aan talenten van individuele leerlingen. Maar dat andere adviesorgaan, de Onderwijsraad, Volgens die raad is er te weinig bekend over de voor- en nadelen van zo’n maatwerkdiploma.

Binnen de huidige wet- en regelgeving is er volgens de Onderwijsraad bovendien al veel maatwerk mogelijk. Zo kunnen leerlingen nu al een of meerdere vakken op een hoger niveau afsluiten. En één of twee jaar eerder eindexamen doen in een vak, dat kan ook al. Dat het nog niet op grote schaal gebeurt, komt door de scholen: die maken er nog mondjesmaat gebruik van.

Staatssecretaris Dekker (Onderwijs, VVD) nam over, een halfjaar lang campagne voeren door de VO-raad ten spijt.

Begaafdheidsprofielschool

Op het Zaanlands Lyceum, waar ik werk, wordt hard gewerkt om de mogelijkheden voor maatwerk wel te benutten - zie de tachtig leerlingen die het traject op maat volgen.

Puck en Jard zitten inmiddels voor de vakken die zij nog moeten doen weer in een 6 vwo-klas. Puck vindt het fijn dat zij nu meer tijd heeft voor andere dingen, zoals het schooltoneel. Jard volgt Lineaire algebra, een vak van de studie wiskunde, aan de Universiteit van Amsterdam. Op dinsdagmiddag verruilt zij de middelbare school voor de collegebanken en volgt zij werkgroepen en hoorcolleges met eerstejaarsstudenten.

Zij zijn niet de eerste leerlingen die een TOM-traject volgen. Het idee voor de trajecten ontstond tien jaar geleden, vertelt Paulien Oortman (56). Toen wilde een van de slimste leerlingen van de school een vakkencombinatie kiezen die niet in te roosteren viel. ‘Terwijl deze leerling echt niet alle lessen in klas 4 nodig had. In overleg met de roostermaker maakten we speciaal voor haar een rooster, en ze deed het prima. Het TOM-rooster was geboren.’

Een jaar later werd het wettelijk mogelijk een vak af te sluiten in het jaar vóór het examenjaar. Oortman: ‘Ik had twee erg goede leerlingen die zich verveelden bij Grieks, omdat ze de hele tijd veel eerder klaar waren met de stof dan de rest van de klas. Zij zijn voor Grieks toen van klas 3 naar klas 5 gegaan, en ook zij deden het prima. Sindsdien hebben we ieder jaar leerlingen die al in de vijfde eindexamen doen.’

Maar Oortman vindt dat niet genoeg. Volgend kalenderjaar wordt de school bezocht door een commissie die de school het predicaat ‘begaafdheidsprofielschool’ kan geven. Dat predicaat is weggelegd voor scholen die zich kenmerken door kwalitatief hoogwaardig onderwijs en begeleiding van hoogbegaafde leerlingen. Die commissie eist onder andere dat de school individuele trajecten aanbiedt.

Oortman: ‘Maar belangrijker is dat er nog steeds te veel leerlingen zijn die zich vervelen of die onderpresteren. Differentiëren in de klas is ontzettend moeilijk, en sommige kinderen kunnen heel goed werken zonder al te veel inmenging van docenten.’ Op termijn zou zij graag zien dat een volledige klas het vwo in vijf jaar doorloopt.

Met YouTube-filmpjes kijken haalt Stijn de toets ook

Ook Stijn Hes (17) volgt een TOM-traject. In de grote pauze legt hij me uit waarom. ‘Wat het is: er wordt ons wat uitgelegd en dat begrijpen we gewoon in één keer. In de lessen Latijn wordt wekenlang herhaald dat iets een lijdend voorwerp is als het op een ‘m’ eindigt.’

Op het Zaanlands Lyceum
Stijn Hes (17)
Foto’s: Renate Beense

Dat geldt niet alleen voor de les Latijn. ‘Ik denk dat ik heel veel vakken prima helemaal thuis zou kunnen doen. Neem scheikunde. Op YouTube staan filmpjes van een man die alles perfect uitlegt. Dankzij hem haalde ik voor m’n vorige toets een 7. Ik heb vaak het idee dat ik in de les m’n tijd aan het verdoen ben.’ In de derde mocht hij voor Latijn daarom met vijf andere leerlingen de stof voor de derde en de vierde klas doen - terwijl de andere leerlingen het lijdend voorwerp uitplozen.

‘Dat werkte natuurlijk niet. Je zit daar met zes kinderen, je kent elkaar en je maakt het gezellig. Maar ja, voor die toetsen haalden we voldoendes. We hielden het gewoon bij en we konden het op die manier ook versneld doen.’

Toch stopte hij aan het eind van de derde klas met dat traject. Hij stond weliswaar een 7,6, maar voor de proefvertalingen haalde hij 6’en en de helft van het eindexamen bestaat uit die vertalingen. Omdat hij de stof van dit lesjaar vorig jaar al heeft gehad, krijgt hij dit jaar extra teksten van de docent om te vertalen. Maar weer lonkt de gezelligheid. ‘Ik praat liever met de leerlingen in m’n klas dan dat ik extra vertalingen maak. Die vertalingen maak ik thuis wel.’

Stijn volgt dus geen vak meer versneld, maar heeft geschiedenis nog wel ‘in eigen beheer’. Dat houdt in dat hij de toetsen wel maakt, maar niet naar de lessen gaat als die niet in zijn rooster passen. ‘Geschiedenis vind ik gewoon interessant.’ Uit zijn tas haalt hij het boek dat hij nu aan het lezen is: het vuistdikke Hitler,de biografie van Adolf Hitler, geschreven door Ian Kershaw. ‘Het zijn eigenlijk twee delen van duizend bladzijden, maar hij heeft er één deel van gemaakt. Een soort samenvatting. Mijn docent wil een speciale Hitler-toets voor me maken.’

De dag beginnen om 1 uur ’s middags

Hoe het Jard, Puck en Stijn in de toekomst kan vergaan, weet oud-leerling Donny Peeters (18). Hij studeert inmiddels wis- en natuurkunde, een dubbele bachelor, aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en was tijdens zijn middelbareschooltijd ook een TOM-leerling. Ik spreek hem in zijn huis in Amsterdam, waar hij in augustus met goede schoolvriend Pascal van Hees (18) introk. Een van de muren is beschilderd met krijtverf, waar vrienden teksten op hebben geschreven. ‘Carpe diem’, staat op de muur, naast een grote hoeveelheid piemels.

Donny deed in de vijfde eindexamen wiskunde b. Hij sloot het vak af met een 9,2.

Pascal: ‘Donny was die flikker die altijd hoger haalde dan ik.’

Omdat hij in 6 vwo een vak minder hoefde te volgen, kreeg hij toen (net als Jard nu) de ruimte om alvast een vak aan de UvA te volgen. ‘Ik ging alleen niet altijd naar de werkgroepen, want op vrijdagmiddag kwam de schoolkrantredactie ook bij elkaar. Ik heb gewoon het lesboek gekocht en ben altijd naar de hoorcolleges gegaan.’

Pascal begint te lachen.

Donny: ‘Oké, misschien niet álle colleges. Maar ik heb het vak wel gehaald met een 8,5.’ Wat het voor hem moeilijker maakte dan voor andere eerstejaarsstudenten, is dat hij de aansluiting met andere vakken miste. ‘Op een tentamen moest ik een professor vragen wat een bepaald tekentje betekende. Hij keek me vreemd aan. Nu pas snap ik zijn verbazing, want dat was bij een ander vak al in de tweede week uitgebreid behandeld. Maar ja, dat vak had ik toen niet.’

Dat hij een van zijn vakken dit semester in 6 vwo al gehaald heeft, zorgt ervoor dat hij nu wat meer rust heeft in de veeleisende dubbele bachelor wis- en natuurkunde. Extra vakken volgt hij niet meer. Die extra vrije tijd komt hem wel lekker uit, nu hij verhuisd is. ‘Mijn klasgenootjes hebben nu een rooster van 38 contacturen per week. Ik heb er 28. Dat scheelt enorm. Ik begin morgen om 1 uur ’s middags, zij om 9 uur ’s ochtends.’

Pascal onderbreekt weer: ‘Ben ik slim genoeg om mee te praten? Natuurlijk zou Donny z’n studie nog steeds halen als-ie nu alsnog dat vak zou moeten doen, maar dan zou hij andere dingen niet kunnen doen dit jaar. Minder concrete dingen die niet in de studiehandleiding staan. Ik heb het idee dat leren hoe je met andere mensen van jouw leeftijd om moet gaan minstens zo belangrijk is als leren hoe je toetsen moet maken voor scheikunde en voor Nederlands.’

Met die opmerking raakt Pascal de kern.

De leerling wil erbij horen én zich onderscheiden

De verhalen van de leerlingen doen me denken aan wat historicus Bram Mellink in zijn constateert. De discussie over individualisering en groepsvorming, schreef hij, is uiteindelijk terug te voeren op twee basale, maar innerlijk tegenstrijdige menselijke behoeftes: de wens om ergens bij te horen en de behoefte zich van anderen te onderscheiden.

Want meer nog dan de tijdswinst die het Puck, Jard en Donny opleverde om een vak versneld te volgen, voelden zij zich erkend en waren zij trots op zichzelf dat zij een vak versneld mochten doen. Toch moeten zij er niet aan denken alle vakken in hun eentje te volgen. Daarvoor is het in de klas te gezellig.

Donny: ‘Ik kan me zo vijf momenten herinneren waar ik echt bij had willen zijn, en die ik gemist zou hebben als ik geen klas meer zou hebben.’ Het spel dat hij in de vierde klas met vrienden speelde, bijvoorbeeld. ‘Elke dag verzonnen we in duo’s opdrachten die we uit moesten voeren voor punten. Zoals: wie de meeste dierengeluiden kon maken tijdens een les maatschappijleer. En wie het langst onder de tafel kon zitten bij biologie. Dat soort dingen. Pascal heeft nog eens naakt in de aula gestaan in een ultieme poging een spel te winnen.’

Niet alleen het contact onderling, maar ook dat met de leraar vinden de leerlingen belangrijk. Stijn geeft zijn docent geschiedenis als voorbeeld. ‘Die is gewoon ontzettend grappig. Klasgenoten vertelden dat hij laatst een verhaal hield over Hitler, die de joden de schuld gaf van zowel het communisme als het kapitalisme. Toen zei hij dat zijn dochter in Sinterklaas geloofde, ook al wist zij best dat niet alle daken plat zijn. Zo zie je maar, zei hij, als je ergens maar genoeg in gelooft dan is iets waar. Om af te sluiten met: ‘Ik wil mijn dochter natuurlijk niet met Hitler vergelijken, maar…’. Daar had ik bij willen zijn.’

Van de leerlingen heeft Jard als enige ervaren hoe het is om de klas los te laten en volledig individueel te werken. In de vijfde dreigde zij achterop te raken bij sommige vakken. Ze vroeg haar begeleider of ze twee weken vrij van school mocht om thuis te werken. Dat mocht.

‘Ik stond toen gewoon om 7 uur op om huiswerk te maken’, vertelt ze. ‘En werkte gewoon de hele dag aan m’n huiswerk. Dat ging wel efficiënter, maar op een gegeven moment wilde ik echt weer naar school. Ik begon me eenzaam te voelen.’

Interactie met een kaste boven je

Pascal van Hees (18)
Donny Peeters (18)

Hoe kunnen scholen dan omgaan met het tegenstrijdige verlangen van leerlingen om zich enerzijds te onderscheiden en anderzijds ergens bij te horen?

Pascal: ‘Je zou er bij iedereen vanuit kunnen gaan dat hij of zij een vak in een ander tempo kan doen’, vindt Pascal. ‘Maar je moet leerlingen niet lossnijden van de groep en ze dan in hun eentje laten werken. Ik denk ook dat je verschillende niveaus in één klaslokaal met één docent kan hebben.’

Donny: ‘Dan krijg je meer een inspreekuurtje of een huiswerkklas. Dat je verschillende mensen hebt die met vragen komen over uiteenlopende onderwerpen. Dan heb je geen leraar meer die voor het bord uitlegt, dan heb je een leraar voor vragen. Ik denk dat Pascal dat bedoelde.’

Pascal: ‘Ah, Donny heeft even versneld mijn bedoelingen...’

Donny: ‘Dat is echt een makkelijk vak.’

Pascal: ‘Goed, ik denk niet dat de sfeer in de klas verandert als iedereen meer op zijn eigen tempo werkt.’

Donny: ‘Als je in een klas zit, is er toch altíjd interactie?

Pascal: ‘Ja, inderdaad. En ook met mensen die in een kaste boven je zitten. Dat maakt niet zo heel veel uit.’

Meer over excellentie in het Onderwijs lezen? Vorig jaar schreef ik een serie over excellentie in het onderwijs. Ik won er de prijs voor de beste Onderwijsjournalistiek mee. Lees al mijn verhalen over dit thema hier terug Deze lessen leerde ik van mijn bezoeken aan de scholen die het anders doen Na mijn serie over de excellente leerling bezocht ik meerdere scholen die hun onderwijs anders vormgeven dan gebruikelijk is. Ik zag ze allemaal worstelen met het curriculum, het eindexamen en onderwijs op maat. Lees hier de terugblik aan het eind van mijn serie Correspondent op eigen school: hoe ‘conservatief vernieuwend’ is het hier? Na mijn rondgang langs scholen die het ‘allemaal anders’ deden, keerde ik terug op mijn eigen school. Ik geef les op het Zaanlands Lyceum in Zaandam, een doodgewone school. Toch is er op de school in de loop der jaren veel veranderd. Die veranderingen wil ik beschrijven. Want onderwijsinnovatie vindt echt niet alleen plaats op bijzondere, mediagenieke onderwijsinstellingen. Lees hier waarom ik weer over mijn eigen school ben gaan schrijven