Dat David Bowie zijn einde voelde naderen, behoeft geen uitleg meer. Zijn laatste single ‘Lazarus’ - en eigenlijk het hele album Blackstar - staat bol van de verwijzingen naar zijn nakende dood. Sterven is kunst geworden.

YouTube
Bekijk hier de clip van ‘Lazarus.’

En zo dooft de ster die in 1972 met Starman oplichtte nu op zijn donkere testament verschroeiend mooi uit. Het is alsof zijn symbolische dood uit het geweldige door dit laatste album echoot: ‘I’ve had my share. I’ll help you with the pain. You’re not alone.’ Het crescendo, zijn brekende stem, de strijkers die op het einde onverwacht als een natte vod in je gezicht slaan - het is alsof je ziel wordt uitgewrongen. Je hoort en voelt het allemaal wanneer Bowie ons vanuit de hemel toespreekt in ‘Lazarus.’

Iedereen weet dus beter als een gekloonde Bowie in het titelnummer zingt: ‘I’m not a filmstar, I’m not a popstar, I’m not a marvel star, I’m a blackstar.’ Bowie was het allemaal - en meer. En zo blijft nu een zwarte ster over: uitgedoofd, onzichtbaar maar aanwezig. En verdwijnen met David Bowie ook Major Tom, Ziggy Stardust, de Thin White Duke en alle andere van David Robert Jones - Bowies echte naam - waardig, maar veel te vroeg van het toneel.

YouTube
Bekijk hier de clip van ‘Blackstar.’

De kunst van het verrassen

De reden dat Bowies dood aan kanker zo plotseling kwam, ligt niet aan het feit dat niemand van zijn ziekte af wist. Maar de bijzonder energieke en vernieuwde sound die Bowie op Blackstar laat horen, zette de luisteraars wel op het verkeerde been. Terwijl zijn vorige album The Next Day (2013), zijn eerste sinds zijn hartaanval op het Hurricane Festival in 2004, als een knappe samenvatting van zijn oudere werk klonk, verkent Bowie op zijn vijfentwintigste album weer nieuwe terreinen - waarover later meer.

Aan de vooravond van zijn dood klonk Bowie zodoende gretiger en virieler dan ooit, een verdienste die hij niet alleen aan zichzelf te danken had. Bowie was namelijk nooit een eenmansband. Hij was eerder een creatief directeur die steeds verdomd goed wist wie hij in zijn rangen moest sluiten. Van Mick Ronson, die Bowie in de gloriejaren zeventig zowel live als in de studio bijstond, en Stevie Ray Vaughan, tot John Lennon, Nile Rodgers, Brian Eno en Tony Visconti, de man die de meeste van Bowies albums producete.

Sinds 1966 was verrassen en vernieuwen zijn grootste ambitie én de kunst waarin hij excelleerde

Bowie hield de vinger dan ook altijd stevig aan de pols om nieuwe sounds, trends en muzikanten snel op te pikken. Ook tijdens Blackstar. Naast de ronkende raps van en de intelligente lyrics van viel ook de elektronica van het Schotse Boards of Canada in de smaak. Voor Blackstar koos Bowie echter voor een jazzcombo dat hij in een New Yorkse jazzclub ontdekte, met saxofonist Donny McCaslin in de hoofdrol. Niet alleen omdat de saxofoon een van Bowies lievelingsinstrumenten was, vooral omdat hij zo onder de indruk was van McCaslins Board Of Canada-cover

Bowies laatste album klinkt hierdoor jazzy, maar niet in de traditionele betekenis van het woord. De ondertoon en het fundament zijn jazz. Maar hoe warm McCaslins sax ook klinkt en hoe organisch de nummers ook evolueren, het is die koude, soms afstandelijk elektronische feel die de luisteraar echt bij zijn nekvel grijpt. Bowies stem klinkt vaak ijl en onthecht, zo zonder zijn karakteristieke uithalen die uit duizenden te herkennen zijn.

Op Blackstar deed Bowie het dus weer: verrassen en vernieuwen met een album dat op zichzelf staat binnen zijn indrukwekkende carrière. Een van de constanten van zijn loopbaan. Sinds hij in 1966 zijn naam van David Jones naar David Bowie veranderde om verwarring met de zanger Davy Jones van The Monkees te voorkomen, was verrassen en vernieuwen zijn grootste ambitie en de kunst waarin hij excelleerde.

De tijd aanvoelen (of hem vooruit zijn)

Een van de eerste vernieuwingen die Bowie vervolgens doorvoerde, was volgens meteen een fundamentele. Voordat Bowie de fakkel van The Beatles overnam en de jaren zeventig naar zich toetrok, teerde popmuziek volgens de Bowiebiograaf vooral op verlangen, erbij horen en identificatie met je leeftijdsgenoten. Zo niet Bowie. Die viel naast de boot en buitte dat uit, zowel muzikaal als uiterlijk.

De jaren zeventig worden daarom dankzij The Rise and Fall of Ziggy Stardust (1972), Alladin Sane (1973), Diamond Dogs (1974) en zijn Berlijntrilogie Low (1977), Heroes (1977) en Lodger (1979) niet alleen omschreven als zijn productiefste (elf albums in tien jaar tijd!) maar vooral als zijn vooruitstrevendste jaren.

In de jaren tachtig kende Bowie zijn grootste commerciële successen, maar de vernieuwingen die hij doorvoerde waren niet meer zo fundamenteel. Wel wist hij telkens weer een nieuw publiek aan te spreken. Was het niet dankzij zijn geweldige samenwerkingen - beluister de van ‘Under Pressure’ - dan wel door zijn radicale koerswijzigingen zoals op Let’s Dance (1983).

YouTube
Bekijk hier de clip van ‘Let’s Dance’

Omdat Bowie zichzelf constant opnieuw uitvond, werd hij een nieuw soort muzikale ster. Niet zoals de bluesman die niets anders kon dan een gitaar pakken en zich de ziel uit zijn lijf zingen, de jazzmuzikant die de nervositeit van de tijd van zich afblaast of rock-‘n-rollers als Elvis Presley en Chuck Berry die dankzij hun opwinding slechts konden rocken en rollen. Bowie was een vernieuwer en chroniqueur: een artiest die ofwel zijn tijd vooruit was, ofwel deze bijzonder goed aanvoelde.

De ultieme artiest

In tegenstelling tot veel andere muzikanten en groepen beperkte Bowie zich dan ook niet tot één genre, maar putte hij uit de hele muziekgeschiedenis (en toekomst). ‘Als artiest was ik nooit geïnteresseerd in het ontwikkelen en onderhouden van een bepaalde stijl,’ zei Bowie ooit tegen een journalist van Music Connection. ‘Voor mij is stijl iets om te gebruiken. Het maakt me niet uit of het hardrock is of punk, wel of de stijl al dan niet past bij datgene wat ik op dat moment wil vertellen.’

Zo’n visie op muziek vergt enorm veel durf en artistieke vrijheid. Terwijl veel generatiegenoten van David Bowie zich comfortabel nestelden in het reproduceren van de sound van hun hoogdagen, toont Bowie met Blackstar dat hij tot op zijn sterfbed bezig was met het verbreden van zijn artistieke scope. Op dit album moet je dan ook geen radiovriendelijke hitjes zoeken. In plaats daarvan krijg je mysterieuze ambient voorgeschoteld die de luisteraars maar wat graag op het verkeerde been zet - maar je ook nooit koud laat. Het is Bowie die al zijn maskers heeft afgezet, klaar voor zijn laatste: het dodenmasker.

Het is Bowie die al zijn maskers heeft afgezet, klaar voor zijn laatste: het dodenmasker

Bowies onstilbare vernieuwingsdrift zorgde er trouwens niet alleen voor dat hij van een ambitieuze jongeman veranderde in een artiest die zelfs zijn dood tot een meesterwerk maakte. Bowie inspireerde namelijk ook elke nieuwe generatie luisteraars en muzikanten. Zonder hem geen Radiohead, de band die zich succesvol transformeerde van een indierockband tot een elektronische supergroep. Zonder hem geen popiconen als Madonna, Lady Gaga of Miley Cyrus die zich voor elk nieuw album of tour een nieuw imago aanmeten. Om nog maar te zwijgen over de impact die hij op de mode had.

Bowie was de ultieme artiest. Hij ging door toen iedereen stopte, vernieuwde toen iedereen hetzelfde bleef doen. Hij stond uit de doden op toen iedereen dacht dat hij op sterven lag. En hij stierf toen iedereen dacht dat hij springlevend was.

Ground control to Major TomYour circuit’s dead, there’s something wrong.Can you hear me, Major Tom?

Vreemd hoe nu elk nummer van David Bowie plots een extra laagje krijgt. Alsof het nu pas duidelijk wordt dat hij altijd al van een andere planeet kwam. En het lag er nog wel zo dik bovenop.

YouTube
Bekijk hier de clip van ‘Space Oddity’

Lees ook:

Ode aan David Bowie David Bowie is overleden. Twee dagen na de lancering van zijn album Blackstar. Toeval? Toch niet. Luister maar mee naar het titelnummer. Een ode aan een halve eeuw onnavolgbare magie. Lees hier de ode van David Van Reybrouck terug