Tijdens een tergend saaie kantoorvergadering pakt Peter een schaar van tafel, stopt de bladen in zijn neusgaten en duwt de schaar langzaam omhoog. Dan: ‘Sorry jongens, ik moet gaan, ik heb een vreselijke bloedneus. En ik werk hier helemaal niet.’

Peter Griffin, het hoofdpersonage uit Family Guy, is de koning van het bedenken van manieren om uit ergerlijke situaties weg te komen. Omdat ik geen schaar in mijn tas heb, ben ik veroordeeld tot mijn situatie. In elk geval tot de volgende bushalte.

Ik landde net in Dublin, waar een baliemedewerkster me vertelde over de gevangenis die ik wil bezoeken. De snelste weg naar de Kilmainhamgevangenis blijkt een ritje met de sightseeing-dubbeldekker.

Het verlangen naar een vluchtroute komt door een groep studenten in de bus, die alleen lijkt te kunnen communiceren in schaarwaardige clichés:

  • Wanneer we een stukje langs het vliegveld moeten rijden om op de snelweg te komen: ‘Nou jongens, we gaan weer terug naar Nederland, dat was Dublin.’
  • Als iemand vraagt waarom er geklapt werd toen het vliegtuig aan de grond werd gezet: ‘Als ik koffie zet op mijn werk, klapt er ook niemand. Ja, zo is het toch? Hey.’
  • Als iemand voorstelt naar de dichtsbijzijnde pub te gaan: ‘Dit loopt nu al helemaal uit de soep. Hey, hey, hoorde je wat ik zei? Uít de soep he.’

Wanneer we een tunnel inrijden, tel ik de seconden tot het moment dat iemand gaat opmerken:

  1. dat het hier wel heel vroeg donker wordt, of
  2. dat ze lijden aan tunnelvisie.

Opmerking 1 komt na zeven seconden, dan herinner ik me dat ik een iPod in mijn zak heb.

Bij de laatste halte stap ik uit, volgens de buschauffeur is de gevangenis dichtbij. Afgeleid door een bordje waar ‘Safari’ op staat - mijn drank naar keuze, maar naar later blijkt ook de naam van een Iers kinderdagverblijf - neem ik de verkeerde afslag.

‘Zeg maar wat je nodig hebt love. Bier? Een broche? Deze kerstkaart? Een schaar?’

Als ik vervolgens midden in een woonwijk probeer te ontwaren waarom op alle huizen ‘Alone’ staat (het blijkt iets te betekenen als ‘privéterrein’), roept een vrouw met een boodschappentrolley vanaf de overkant van de straat: ‘Ya lost, love.’ Even twijfel ik of ze dat vaststelt of vraagt, tot ze oversteekt en uit het voorvak van haar trolley een verfomfaaide kaart haalt.

Met haar knokige vinger, twee kleuren nagellak langs haar nagelriemen, zwarte randjes onder haar nagel, wijst ze naar een klein plaatje met tralies op de kaart. ‘Je moet hier rechts en dan rechtdoor. Ik loop wel even mee tot op de hoek, love.’ Haar adem ruikt naar bier en honger.

Ze loopt mee tot op de hoek, waar ze een man groet en probeert om zijn hondje aan te halen. De man, zijn ogen naar de grond gericht, mompelt ‘Hello Jen,’ en trekt de hond naar zich toe. Jen vraagt of ze nog een stukje mee zal lopen. Ik knik van ja, Jen is een goede gids.

Ze wijst naar een prullenbak. ‘Dat lettertype, waarmee ze Litter hebben geschreven. Sierlijk, niet?’

Bij een pub, ergens tussen de wijk van Jen en de gevangenis in, staat een man in een bloederig schort een peuk te roken in de deuropening. Jen steekt haar hand op. De man maakt zich breed en verspert de ingang. ‘Vandaag niet, Jen.’

We lopen door, Jen blijft mensen groeten, mensen zuchten of draaien hun hoofd weg. Vlak voor de gevangenis moeten we even stoppen. Jen trekt haar jas uit, haar maillot omhoog en een blik bier uit haar trolley. ‘Wil je ook?’

Ze gaat op de stoeprand zitten. Ze is moe en moet nog heel veel doen vandaag. Ze heeft wel een boekje over de gevangenis, als ik wil? Ze rommelt in haar trolley en trekt er een los blaadje uit. Ik vraag haar wat ze allemaal in die trolley heeft verstopt. Jen begint dingen uit het karretje te trekken. ‘Zeg maar wat je nodig hebt love. Bier? Een broche? Deze kerstkaart? Een schaar?’

Verder lezen?

Iemand die ik niet ken: Disparu Elke twee weken schrijf ik over een moment dat ik deelde met iemand die ik niet ken. Een ontmoeting die de betovering verbrak, of het ongrijpbare verklaarde. Deze week: die met Disparu. Lees hier het stuk terug Iemand die ik niet ken: Toeval Elke twee weken schrijf ik over een moment dat ik deelde met iemand die ik niet ken. Deze week met de bewoonster van mijn nieuwe huis. Die meer op me lijkt dan ik kan geloven. ‘Oma had dit nooit geloofd.’ Lees hier deze ontmoeting Iemand die ik niet ken: Mama Elke twee weken schrijf ik over een moment dat ik deelde met iemand die ik niet ken. Deze week een intiem telefoongesprek met Mama, dat ik onbedoeld hoorde in de trein. ‘Chemo helpt niet.’ Lees hier deze ontmoeting