Socioloog Willem Schinkel stelt op De Correspondent een lijst samen van woorden die op het eerste oog niets met politiek te maken hebben, maar eigenlijk alles met politiek te maken zouden moeten hebben.

Dit wil ik onderzoeken als gastcorrespondent Politisering Onze tijd is gedepolitiseerd: politieke concepten worden onterecht voorgespiegeld als noodzakelijk. Zo worden nieuwe politieke werkelijkheden voor onmogelijk gehouden. Als gastcorrespondent Politisering wil ik de verbeelding daar tegen in stelling brengen door een Politiek Lexicon samen te stellen. Samen met jullie. Lees de oproep bij deze serie terug

Aan het begin van zijn zoektocht noemden jullie begrippen die dringend gepolitiseerd moeten worden. Daar zat ook ‘bureaucratie’ bij. Willem Schinkel vroeg mij daarom een gastbijdrage aan zijn Politiek Lexicon te leveren.

In bestuurderskringen is het erg populair om mensen in te delen in groendenkers, blauwdenkers, witdenkers, rooddenkers en geeldenkers. Dat kan soms leiden tot vreemde verwikkelingen. Niet lang geleden eindigde een onschuldige flirt met een dame in een café met de opmerking dat ik naar haar smaak ‘veel te blauw’ dacht. De gedachte zinderde na: zou ze nu iedereen vertellen dat ik een blauwdenker ben?

Ook wetenschappers creëren volop typologieën. Wetenschap, zo zei een vriend mij ooit, is weten in schappen stoppen.

Dat heeft ook nadelen. Die mevrouw in dat café zou ik graag willen uitleggen dat ik een mens van vlees en bloed ben, maar ik ben bang dat ze door het type de mens niet meer wil zien. En omdat de typologie onze manier van waarnemen dreigt over te nemen en in die zin zou kunnen leiden tot vooroordelen, is ze de laatste jaren in sommige wetenschappen enigszins in diskrediet geraakt. Je moet de mens achter het type wel blijven zien.

Toch kunnen wij wetenschappers onze neiging tot typologiseren niet zomaar afleggen: we zijn nu eenmaal wezens die ordenen, controleren en voorspellen. Het hoeft daarom niet te verbazen dat we typologieën nergens zoveel tegenkomen als in die toegepaste wetenschappen die het bureaucratische denken bij uitstek verspreiden: de bedrijfs- en organisatiekunde. Sla een gemiddeld handboek bedrijfskunde open en het wemelt van de typologieën: er zijn allerlei soorten organisatietypen, beslissingstypen, cultuurtypen, leiderschapstypen, strategietypen, structuurtypen en inderdaad ook bureaucratietypen.

Als typologiseren de kerncompetentie van de wetenschap zou zijn, dan is de bedrijfskundige de wetenschapper par excellence. Als ik hier mijn bureaucratentypologie wil presenteren, dan doe ik dat vanuit het wat ongemakkelijke besef dat ook ik me bevind in een bepaalde bedrijfswetenschappelijke traditie.

Maar over bureaucratie en bureaucraten wordt van alles en nog wat gezegd en een klein beetje orde kan helemaal geen kwaad, ook al dienen we steeds weer te beseffen dat die orde slechts schijn is. We hebben het immers over een zeer complex fenomeen.

Een bureaucratentypologie dus, in de volle wetenschap dat typologiseren een ronduit bureaucratische bezigheid is.

Ik spreek trouwens liever niet van typen, maar van ‘hoedanigheden.’ Een ouderwets woord dat lang geleden gelijkstond aan Belangrijk is dat we hier ‘kwaliteit’ niet verwarren met ‘eigenschap.’ Geen enkele van de vijf hoedanigheden die ik noem, is een essentiële eigenschap. Een bureaucraat heeft geen eigenschappen!

Het gaat wel om bepaalde kwaliteiten die de bureaucraat kan aannemen. Wat ik daarmee wil laten zien, is dat we in sommige hoedanigheden een bureaucraat helemaal niet fijn vinden, terwijl we hem in andere hoedanigheden eigenlijk wel mogen, ook al zal het nooit helemaal omslaan in grote liefde.

Nog een kleine opmerking vooraf. Bijna automatisch gaat het in mijn bureaucratentypologie over mannen. Misschien hoop ik tegen beter weten in dat vrouwen niet in staat zijn tot bureaucratie. Het is alsof bureaucratie vrouwen meer geweld aandoet dan mannen, ook al is duidelijk dat er zich onder bureaucraten tal van vrouwen kunnen bevinden. Ik hoop dat jullie dit willen meenemen in wat volgt.

1. De bureaucraat als duivel

In deze hoedanigheid gaat het om een gewetenloze, regels opleggende en regels uitvoerende man bij wie een bevel een bevel is. Empathieloosheid en onnadenkendheid zijn competenties van deze man. Hij maakt ook een radicaal verschil tussen de werkwereld en de privéwereld. Het is immers denkbaar dat hij een liefhebbende echtgenoot of vader is. We zien hem ook graag als iemand die op zolderkamers in een indrukwekkend speelgoedtreinlandschap navigeert.

Waarom spreekt het ons zo aan dat het kwaad in de wereld kennelijk niet nadenkt?

Natuurlijk komt hier de pseudoklassieke omschrijving naar voren die ooit door van werd gegeven. Toen deze in 1962 in Jeruzalem terechtstond voor zijn aandeel in de vernietiging van het Joodse volk en Arendt daar als journalist-filosoof bij was, leek haar conclusie onontkoombaar: de man achter het enorme kwaad kwam op haar over als een vrij banale persoonlijkheid. In de filosofische wereld heeft men Arendts bevindingen voor zoete koek aangenomen. Niets is immers verleidelijker voor denkers dan te denken dat niet denken de wortel van al het kwaad is.

Illustratie: Cliff van Thillo

Maar Arendt heeft ons zand in de ogen gestrooid, omdat ze zichzelf zand in de ogen liet strooien. In haar beschrijving van Eichmann heeft ze zich waarschijnlijk laten misleiden door het feit dat deze man maar al te goed wist dat hij de dood in de ogen keek en dat hij zijn leven als mislukt kon beschouwen.

De Eichmann ten tijde van de transporten naar de vernietigingskampen was, anders gezegd, een ander type dan de figuur die Arendt in Jeruzalem zag. In werkelijkheid schijnt de man geen bureaucraat te zijn geweest. Veeleer een man met een gevaarlijk soort charismatische uitstraling die andere mensen behoorlijk wist te infecteren met antisemitische onzin.

Eichmann is in alle opzichten dus een slecht voorbeeld, omdat hij vermoedelijk helemaal geen bureaucraat was. Heel belangrijk is dat niet, want we kunnen ons toch wel iets voorstellen bij het beeld van het banale, onnadenkende kwaad.

Maar: waarom spreekt het ons zo aan dat het kwaad in de wereld kennelijk niet nadenkt? Is dit geruststellend? En is wel nadenken een oplossing? En, kunnen we bij ontstentenis van Eichmann als geschikt voorbeeld dan nog wel spreken over een duivelse hoedanigheid van de bureaucraat?

2. De bureaucraat als megalomaan

We kennen de megalomane bureaucraat ook in Nederland maar al te goed, want hij heeft een naam. Soms heet hij Loek Hermans, soms Erik Staal, soms Jacques van Gaal of soms Joop Munsterman. Luchtkastelen bouwen is hun competentie. En steeds als de luchtkastelen ineenstorten, horen we dat hen geen blaam treft, dat er mooie besluiten zijn genomen en dat, als er haken en ogen aan die besluiten zitten, dit problemen zijn die de opvolgers vanzelf zullen oplossen.

Zelf omschrijven ze zich als rasbestuurders met stevige verworteling in de samenleving. Aan hun sociale netwerk ontbreekt niets. Jongens met passie voor Facebook en LinkedIn. Goed gebekt, soms zeer intelligent. Ze beschikken over nog een belangrijke competentie: ze kunnen anderen geruststellen. Toen Munsterman en zijn kompaan Aldo van der Laan vorig jaar aftraden als bestuurders bij FC Twente, wisten ze zeker dat ze hun club in goede en gezonde toestand achterlieten en dat ze tevreden konden zijn met de bereikte resultaten. Inmiddels weten de supporters beter.

Illustratie: Cliff van Thillo

Een derde competentie van deze bureaucraat is dat hij er bijzonder goed in is het essentiële niet te zien of te doen. Misschien gaat het om een minachting voor het essentiële. Je zou zeggen dat het bij opleidingen gaat om onderwijs en leerlingen, maar de directie houdt zich bezig met vastgoed. Je zou zeggen dat het bij voetbal gaat om voetballers en supporters, maar ook hier gaat de aandacht uit naar andere zaken zoals, wederom, vastgoed of rare investeringsmaatschappijen. Je zou zeggen dat het bij woningcorporaties gaat om wonen en bewoners, maar ook in dit geval zien we de aandacht verschuiven naar derivatenhandel of iets anders.

Het essentiële ‘deëssentialiseren’ en dat vervolgens duiden als visie: ziehier de grote camouflagetruc van de megalomane bureaucraat. Want deze bureaucraat verstaat zichzelf helemaal niet als bureaucraat. Integendeel, bureaucratie is voor gewone stervelingen. Hij ziet zichzelf het liefst als entrepreneur. Op zijn nachtkastje ligt de biografie van Steve Jobs. En in de organisatie slaagt hij er steeds weer in om scepsis te onderdrukken. Als we de drie competenties van de megalomane bureaucraat – luchtkastelen bouwen, geruststellen en van het essentiële afzien – onder één noemer willen brengen: het draait allemaal om het uitschakelen van tegenmacht.

De schade die ze de maatschappij berokkenen, is gigantisch. Denk aan de schandalen bij Vestia of ROC Leiden. Straffen is moeilijk, ook al roepen media dat iemand als Jacques van Gaal, verantwoordelijk voor de puinhoop bij ROC Leiden, zijn lintje moet teruggeven. Het punt is dat de hoofdschuldigen nooit alleen opereren. Ze hebben alleen maar jaknikkers om zich heen. En als iedereen in een bepaalde organisatie medeverantwoordelijk is, is niemand echt meer verantwoordelijk.

Daarom zullen ze – ondanks herhaalde oproepen om te straffen – ook steeds blijven opstaan. Een bureaucratie besturen moedigt op raadselachtige wijze roekeloosheid aan. Men zou dit kunnen aanduiden als de ‘criminogeniteit’ van bureaucratie: ze nodigt uit tot louche en crimineel gedrag. Want wie nooit in een luchtkasteel gelooft, is een spelbederver van het zuiverste water. We moeten dus vooral niet denken dat het onszelf niet zal overkomen als we eenmaal in het bureaucratische zog meedobberen. Er zou al wat gewonnen zijn als we mensen in psychologisch opzicht beter voorbereiden op de valkuilen.

3. De bureaucraat als engel

Hoewel we altijd voorzichtig moeten zijn met het vermoeden dat er historische continuïteiten zijn, is de verleiding erg groot om de huidige bureaucratie te zien als een soort geseculariseerde voortzetting van de kerkelijke hiërarchie. Wat de engelen waren voor de kerk, zijn de managers voor de bureaucratie. Engelen en managers zijn boodschappers.

Nu weten we dat bureaucratieën enorme communicatiesystemen zijn. We weten ook van managers dat ze de dag doorbrengen met communiceren: vergaderen, functioneringsgesprekken houden, kantinetafelgesprekken voeren en, als er geen levend wezen in de buurt is, zijn er nog de mogelijkheden om nota’s te schrijven, te e-mailen en te whatsappen. In die zin kent de manager geen professionele identiteit.

Wat de engelen waren voor de kerk, zijn de managers voor een bureaucratie

Overigens maakte de katholieke kerk een onderscheid tussen twee engelen: de assistent en de administrator. De eerste zit in de buurt van God en schouwt Zijn ideeën en draagt ze over aan de tweede, die vervolgens geacht wordt de ideeën van boven naar de mensen beneden te brengen. Belangrijker voor mijn bureaucratentypologie is hier dat er in het geweldige communicatiesysteem perverse prikkels zitten. Sommige engelen hebben de neiging bepaalde ideeën van bovenaf te verdraaien of zelfs ronduit te verdoezelen. Transparantie is het eeuwige probleem in een bureaucratie, want mensen zijn, hoe je het ook wendt of keert, creatieve consumenten van boodschappen en ideeën. Slecht nieuws van boven wordt vaak niet opgepikt door de mensen onderin en het omgekeerde gebeurt ook: slecht nieuws op de werkvloer wordt lang niet altijd opgepikt door de top.

Illustratie: Cliff van Thillo

In het eerste geval kunnen we denken aan pogingen om bijvoorbeeld ambtenaren tot een andere grondhouding aan te zetten. We weten bijvoorbeeld dat van gemeenteambtenaren steeds vaker wordt verwacht dat ze de wijk in gaan om daar keukentafelgesprekken met zogenaamde ‘zorgvragers’ aan te gaan, maar lang niet altijd zijn ze zich bewust van het hoe en het waarom van deze nieuwe activiteit, laat staan dat ze bereid zijn hun gedrag aan te passen. Keukentafelgesprekken ontaarden wel eens in keukentafelpreken. Het scheelt een paar letters, maar je zit meteen in een andere wereld.

In het tweede geval – als de communicatie van beneden naar boven ergens onderweg stagneert – is er de kans dat de top alle waarschuwingen niet wil horen, iets wat stelselmatig gebeurt bij megalomane bureaucraten die ieder tegengeluid afstraffen, maar ook iets wat de kleine bediende, die de administrator is, over zichzelf afroept en blijft afroepen, omdat hij weigert zijn kop boven het maaiveld uit te steken. Politieagenten klagen liever over de gang van zaken bij hun collega’s dan bij hun bazen. En je komt dit niet alleen bij de politie tegen.

Kortom, de communicatie in een bureaucratie verloopt niet altijd op rolletjes. Dat is menselijk. Het is voor een mens niet altijd even fijn om alleen maar een boodschapper te zijn.

4. De bureaucraat als planner

In deze hoedanigheid is de bureaucraat de belichaming van het stap-voor-stapdenken dat zo kenmerkend is voor een gemiddelde bedrijfskundeopleiding. Eerst dit, dan dat, dan zus, dan zo. Ziehier de intellectuele beschikking van dit bureaucraattype.

Laten we vooropstellen dat er niets mis is met planning. Zonder een agenda loopt mijn leven althans faliekant in het honderd. Misschien denk ik wel te blauw, zoals die mevrouw in het café me ooit verweet, maar de werkelijkheid even terzijde schuiven en vervolgens overzichtelijk maken in eenvoudige stappen, is bijna onze antropologische conditie. Het is in ieder geval de reden waarom bureaucratie, ondanks al het gemopper erop, ook zo onweerstaanbaar aantrekkelijk is. In strikte zin is het vermogen te plannen niets anders dan het vermogen om dingen in je hoofd te laten gebeuren voordat ze echt gebeuren. Als er in je hoofd rampen gebeuren die later niet in de werkelijkheid hoeven te gebeuren, dan is dat winst. Het hele punt met de megalomane bureaucraat die ik boven besprak, is natuurlijk dat er bij de constructie van luchtkastelen nooit het idee van een ramp opkomt.

Illustratie: Cliff van Thillo

Plannen is dus op zich het probleem niet, maar sommige mensen willen alles plannen. Ik denk bijvoorbeeld dat je dingen als verantwoordelijkheid of gezelligheid niet kunt plannen. Verliefdheid is ook niet te plannen. Op televisie kun je het zo regelen dat boeren vrouwen zien, maar of de vonk tussen een bepaalde boer en een vrouw overslaat, is afwachten. Een idee kun je ook niet plannen.

Daarom zijn ideeën enerzijds zo fascinerend én zo gevaarlijk. Een goede bureaucraat is realistisch en waarschuwt tegen idiotie. Maar als hij te machtig wordt, dan zou het met de creativiteit weleens gedaan kunnen zijn. Planning is angst voor ‘ongedetermineerdheid’ – niet precies weten hoe dingen gaan lopen of waar je uitkomt – en heeft dus de neiging om het ongedetermineerde als onbeheersbare uitwas buiten te sluiten.

En zo kan het gebeuren dat welwillende mensen heel goed in staat zijn om een wereld te scheppen waarin per definitie eerder in de onmogelijkheid dan in de mogelijkheid van iets wordt geloofd. Critici noemen dit middelmatigheid en ze verketteren haar in alle toonaarden. Maar: de middelmaat is de leuning waaraan vele mensen zich kunnen vastklampen.

5. De bureaucraat als aanmodderaar

Mijn laatste bureaucraattype voelt zich thuis in die middelmaat. Hij waardeert haar neutraliteit en hij respecteert dat niet alles zomaar naar jouw of mijn hand gezet kan worden. De middelmatigen zijn de buffer die ervoor zorgt dat een baas of een heel volk – laten we zeggen: een demagogische politicus met een opgejutte menigte in zijn kielzog – niet zomaar idiote dingen kan gaan doen.

Geduldig de waarde van traagheid en complexiteit bewaken: dat is het metier van de schrijvende en overleggende aanmodderaar. De prijs die hij betaalt is dat hij zijn ambities om excellent te worden aan de wilgen kan hangen. Hij weet: excellent zijn doe je maar als je Dafne Schippers heet.

Excellent zijn doe je maar als je als je Daphne Schippers heet

Die excellentie is natuurlijk de megalomane verleiding van de middelmatige, maar als er enig zelfinzicht is bij hem, dan is het wel dat aanmodderen het enige is wat in complexe, moeilijke situaties verwacht kan worden.

Dit is ook de reden dat al die veranderingen in de thuiszorg, in de medische zorg in het algemeen, bij de Nationale Politie, bij de invoering van Wet maatschappelijk ondersteuning in gemeenten, in het onderwijs of ook in het bedrijfsleven in het algemeen zo buitengewoon moeizaam verlopen.

En toch moet er een reden zijn waarom we de dingen doen zoals we ze doen. Die reden is niet altijd even verheffend en maakt ons niet altijd even gelukkig, maar de aanmodderaar doet zijn best en houdt vol, tegen heug en meug in, want er moet iemand zijn die het volhoudt, juist tegen heug en meug in.

Natuurlijk, ook bij dit laatste bureaucraattype dreigen perverse prikkels. Volhouden kan omslaan in onverschilligheid. Dat werpt natuurlijk ook meteen een smet op mijn bureaucratentypologie. We gingen van duivel naar aanmodderaar en ik suggereerde dat dit een reis was van minder fijn naar fijn. Maar ook bij de ‘fijnere’ bureaucraattypen liggen altijd de minder fijne hoedanigheden op de loer.

Ongetwijfeld. Het is ook maar een typologie en het aanbrengen van een typologie – ik hoop dat dit inmiddels duidelijk zal zijn – is zelf een bureaucratische exercitie.

Conclusie? We moeten het er dus maar mee doen. We hebben bureaucratieën en bureaucraten nu eenmaal niet omdat ze ons gelukkig maken. We hebben ze omdat er geen garantie is dat we in de complexe samenhang van onze maatschappij andere manieren hebben om de enigszins redelijke wensen en behoeften van mensen te bevredigen.

Illustratie: Cliff van Thillo (voor De Correspondent)

Eerder in het Politiek Lexicon:

Het is tijd voor een conclusie: witte onschuld is een illusie Het ‘kleine’ Nederland heeft er eeuwenlang een imposant imperialistisch rijk op nagehouden. Toch heeft het dat nooit echt willen weten. Dat heeft grote gevolgen voor de huidige racismediscussie: we blijven vergeten, ontwijken en ontkennen. Tijd voor een einde aan dat imperialisme. Vandaag in het Politiek Lexicon van socioloog Willem Schinkel: ‘witte onschuld.’ Lees het verhaal van Gloria Wekker hier terug Hoe drones oorlogen permanent maken Twee jaar geleden kocht het Nederlandse leger drones aan. Over twee jaar moeten ze actief zijn, maar ze zijn ‘vooralsnog onbewapend,’ aldus Defensieminister Jeanine Hennis-Plasschaert. Pure misleiding uit de marketingkoker van de wapenindustrie. In deze eerste aflevering van het Politiek Lexicon: drone-oorlogvoering. Hoe drones ons medeplichtig dreigen te maken aan een mondiale moordmachine. Lees het verhaal van Willem Schinkel hier terug