Op zondagmorgen 7 april, daags voor de komst van de Russische president Vladimir Poetin naar Nederland, zat minister Henk Kamp (Economische Zaken, VVD) op de bank bij Eva Jinek. De gastvrouw vroeg of het waar was dat de Russen een cadeautje meebrachten. Dat bevestigde Kamp glunderend. De minister vertelde dat de Russen op een mooie locatie in de Rotterdamse haven een heel grote olieterminal gaan bouwen. ‘Dat is erg goed,’ ‘Want Russische olie is erg belangrijk voor West-Europa. Rotterdam kan het distributiepunt worden voor die olie.’

Na de uitzending liet zijn ministerie een triomfantelijk uitgaan. ‘Het Russische oliebedrijf Summa en het Nederlandse opslagbedrijf VTTI gaan definitief een nieuwe olieterminal bouwen in de Rotterdamse haven,’ meldde het. Het ministerie voorzag dat de investering van ongeveer 800 miljoen euro banen en inkomsten zou opleveren en de toch al goede handelsrelatie met de Russen zou versterken. En het pochte dat Kamp persoonlijk enkele obstakels uit de weg had genomen.

‘Onder meer door problemen bij het verkrijgen van de benodigde vergunningen dreigde het project vast te lopen. Minister Kamp van Economische Zaken heeft onlangs in een gesprek met de Russische vicepremier Arkady Dvorkovich de belemmeringen voor de investering weten weg te nemen,’ schreef Economische Zaken. ‘Soms kun je als minister een verschil proberen te maken,’ zei de woordvoerder van Kamp tegen

Rotte eieren

Kamp bemoeide zich niet met zomaar een project. Op de Kop van de Beer, het laatste stuk leeg land in de haven van Rotterdam, moeten tientallen kolossale tanks komen voor de opslag van vooral ruwe olie. De olie komt straks uit de haven van het Russische Primorsk. Die haven is een deel van het jaar bevroren. Dan kan de olie er alleen weg in ondiepe schepen die ook als ijsbreker functioneren. De bedoeling is dat Rotterdam een vooruitgeschoven post wordt voor de opslag en overslag van Russische olie in mammoettankers die het naar alle hoeken van de wereld brengen.

Als de tanks er staan, kan er jaarlijks 72 miljoen ton doorheen worden gesluisd, waarvan 50 miljoen ton ruwe olie. Dat is gigantisch veel: de totale doorvoer van ruwe olie in Rotterdam is nu ongeveer

Bij de grootschalige overslag van ruwe olie onder de rook van het dichtbevolkte Rotterdam kan waterstofsulfide vrijkomen, een stof die een sterke stankoverlast veroorzaakt

Maar het is niet een kwestie van veel meer van hetzelfde. Want de ruwe olie die nu in Rotterdam aankomt, gaat bijna allemaal pijpleidingen in die het zwarte goud naar Europese raffinaderijen brengen. De olie die straks in de Sthandart-terminals komt, wordt overgeladen in schepen. Dat mag weinig spectaculair klinken, maar dat is het wel. Bij de grootschalige overslag van ruwe olie onder de rook van het dichtbevolkte Rotterdam kan onder meer vrijkomen, een stof die een sterke stankoverlast veroorzaakt. Het geeft de geur van rotte eieren en is behoorlijk giftig. Ook zal de tankterminal zorgen voor extra neerslag van stikstof op nabijgelegen natuurlijkgebieden die al overbelast zijn.

De Maasvlakte in Rotterdam. Foto: Misch Keijser/Hollandse Hoogte

En de winnaar is...

In 2010 schreef Havenbedrijf Rotterdam een open competitie uit voor het bouwen van de nieuwe tankterminal op ‘het laatste grote havengebied’ dat een omvang van maar liefst 55 hectare heeft. In december van dat jaar liet het havenbedrijf weten dat ‘meer dan twintig oliemaatschappijen, handelaren en terminal operators hebben deelgenomen aan de marktconsultatie’.

Eind 2010 maakte het havenbedrijf bekend dat Shtandart de winnaar was. Die onderneming is een joint venture van de Nederlandse terminalbouwer en het Russische oliebedrijf Summa. VTTI is weer een halve dochter van het Maleisische MISC en het Nederlandse Vitol, de oliehandelaar waar we ons dezer weken bij De Correspondent in vastbijten. Shtandart zit op een steenworp afstand van Vitol, aan dezelfde straat in een bedrijvenpark langs de A16.

De zege van Shtandart werd niet overal met gejuich ontvangen. De Nederlandse in tankopslag gespecialiseerde bedrijven Vopak en Argos, die ook aan de competitie meededen, dat de banden tussen Summa en Havenbedrijf te innig waren. De CEO van Summa, Zyavudin Magomedov, een van de getrouwen van de Russiche premier Dmitry Medvedev, kwam er gewoon voor uit dat hij hulp van hogerhand had gekregen. Hij zei dat de deal in Rotterdam er gekomen is door De betrokkenheid van hoge ooms werd bevestigd bij de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst tussen het havenbedrijf en Shtandart in oktober 2011. Daarbij waren toen de toenmalige Russische president Medvedev en premier Rutte aanwezig.

Het gevoel van handjeklap tussen het Havenbedrijf en Summa werd later gevoed door een opmerkelijke overstap. Wie aan de competitie wilde deelnemen kon zich melden bij mr. Abel Noordanus, toen een medewerker van het Rotterdamse havenbedrijf die betrokken was bij de beoordeling welk bedrijf het project het best kon gaan uitvoeren. Nu is dezelfde Noordanus topman bij Summa, dat de hoofdaandeelhouder is van de onderneming die de opdracht heeft gekregen. Noordanus zegt desgevraagd aan de telefoon dat het een niets met het ander te maken heeft. Pas een half jaar na toekenning van de opdracht kwam zijn nieuwe baan bij Summa in beeld.

Ook Leefbaar Rotterdam stelde februari dit jaar in de gemeenteraad vragen over de toekenning van de opdracht aan Shtandart. Raadslid Reinier de Jong wees op het niet echt glansrijke track record op het gebied van milieu en veiligheid van Summa in Rusland. Zo zou het bedrijf in de Haven van Primorsk verschillende milieuovertredingen hebben begaan en zouden omwonenden klagen over de vervuiling.

Het antwoord van het gemeentebestuur was dat het ‘kennis heeft genomen van de juridische procedure van één van de aandeelhouders van Shtandart TT, de Summa Group, in Primorsk.’ Maar dat dit ‘geen invloed op het contract tussen HbR en Shtandart TT[heeft]’.

Noordanus, betrokken bij de beoordeling welk bedrijf het project moest uitvoeren, is nu topman bij Summa, hoofdaandeelhouder van de onderneming die de opdracht heeft gekregen

Met de komst van Shtandart zijn zulke grote belangen gemoeid, dat presidenten en ministers zich ermee bemoeien. Reden te over om ons in Sthandart te verdiepen. De onderneming is deels in handen van Vitol, het bedrijf waar we alles van willen weten. En ze gaat dichtbij een stad waar honderdduizenden mensen wonen in een gebied dat al zwaar belast is enorme hoeveelheden extra olie overslaan. Kan dat zonder overlast en gevaar voor mens en natuur? En was het wel slim de opdracht te verlenen aan een joint venture die goeddeels in handen is van een Russisch oliebedrijf met een niet vlekkeloze reputatie?

Niet handig

Om te weten te komen hoe de vergunningverlening precies verlopen is, deed De Correspondent een verzoek om informatie op basis van de We waren verbaasd over de bemoeienis van al die hoge ooms. Hoezo kon Kamps ministerie op 7 april zeggen dat de bouw ‘definitief’ doorging, terwijl toen de vergunning nog helemaal niet was - en nog steeds niet is - afgegeven? Welke belemmeringen had de minister eigenlijk uit de weg genomen? En hoezo kon hij dat eigenlijk doen? Want niet Kamps rijksoverheid, maar de provincie is het ‘bevoegd gezag’ als het gaat om het afgeven van de vergunning.

We stuurden ons verzoek naar drie instanties: Kamps Ministerie van Economische Zaken, de Provincie Zuid-Holland en de gemeente Rotterdam. Al snel kwam er een telefoontje van de woordvoerder van Kamp. Of we ons verzoek niet konden intrekken. Reden: het was een heleboel werk, en bovendien had het ministerie hier niets over te zeggen. Maar het ministerie had zelf geschreven dat Kamp belemmeringen had weggenomen en dat in verband gebracht met de vergunningen. Dat was niet handig geweest, vond de woordvoerder die helemaal niet over de WOB-verzoeken op het ministerie gaat, want de minister kon dat helemaal niet.

Dat was ook de verdedigingslinie toen Kamerlid Liesbeth van Tongeren van GroenLinks er in mei 2013 over stelde. De belemmeringen waar Kamp het over had gehad op 7 april hadden helemaal niets met de vergunningen te maken, luidde het verhaal nu, maar ‘hadden betrekking op de onderzoeken naar explosieven uit de Tweede Wereldoorlog waardoor de ondertekening van de huurovereenkomst voor het terrein van Havenbedrijf Rotterdam N.V. (hierna: Havenbedrijf) aan Shtandart TT BV was vertraagd.’

Toch vreemd, want in het persbericht werd wel degelijk de suggestie gewekt dat de bemoeienis wél met de vergunningen had te maken. En hoezo kon het Wob-verzoek een heleboel werk zijn, als het ministerie er geen bemoeienis mee had gehad? Zes weken later kwam dan toch het formele antwoord. ‘Er zijn geen documenten bij het ministerie met de door u gevraagde informatie.’

Ook de gemeente Rotterdam stuurde ons met een kluitje het riet in. Ze bezorgde ons een viertal documenten, twee openbare stukken die ook op internet te vinden zijn en twee brieven van de provincie waar niets bijzonders in staat. Verder berichtte de gemeente ons verzoek te hebben doorgestuurd aan het Havenbedrijf. Maar dat liet weten ‘geen commentaar’ te hebben op ons verzoek.

De provincie Zuid-Holland was toeschietelijker. Zij speelde het verzoek door aan de Milieudienst Rijnmond (DCMR), de uitvoeringsinstantie die de vergunningverlening aan Shtandart behandelt. En de Milieudienst bezorgde ons een schijf met duizenden pagina’s aan rapporten, adviezen, notulen en e-mails.

Dat materiaal bleek hoogst interessant. Er rijst een beeld uit op van een procedure die onder hoge druk staat. Het MOET snel, staat met kapitalen in een interne email. Alhoewel er grote twijfels bij de Milieudienst waren over de plannen van Shtandart. Twijfels die tot op de dag van vandaag bestaan.

Een tanker vaart de Rotterdamse haven binnen. Foto: Mischa Keijser/Hollandse Hoogte

Zeer sterke geuroverlast

Het meest explosief is een advies van de afdeling Lucht van de Milieudienst van 16 april 2013, nog geen twee weken na Kamps optreden bij Jinek. In niet mis te verstane bewoordingen zegt de afdeling te vrezen voor grote overlast: ‘Gezien de ervaringen bij andere terminals in het Rijnmondgebied is de verwachting dat met name de CPC-blend (een van de oliesoorten die naar Rotterdam zullen komen, TV) en sommige soorten stookolie relatief zeer sterke geuroverlast zullen kunnen geven.’

Om stank af te vangen, zet Shtandart onder meer Odour Control Units (OCU’s) in, containers met waar de lucht doorheen wordt geleid. Dat systeem beoordeelt de Milieudienst als ‘ongewenst en risicovol’. De ervaring met OCU’s bij een andere terminal van opslagbedrijf Vopak in de Europoort ‘boezemt absoluut geen vertrouwen in’. Het is zeker, schrijft het Bureau Lucht, dat dit systeem niet zal voldoen aan de eisen van de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) wat betreft de uitstoot van Het bureau adviseert daarom ‘met klem’ in de vergunning vast te leggen dat geen gebruik mag worden gemaakt van OCU’s.

Sterke geuroverlast. Overtreding van de regels vanwege de uitstoot van stoffen die geuroverlast veroorzaken, maagklachten kunnen geven en bij hogere concentraties zelfs giftig zijn.

Dat is nogal wat. Sterke geuroverlast. Overtreding van de regels vanwege de uitstoot van stoffen die geuroverlast veroorzaken, maagklachten kunnen geven en bij hogere concentraties zelfs giftig zijn. Een klemmend advies. Als die raad niet wordt opgevolgd, is het einde oefening. Dat lezen we althans in een eerder verslag van 14 maart. Daarin staat: ‘Er wordt met de OCU’s niet voldaan aan de eisen van NeR, waardoor deze emissiepunten niet vergunbaar zijn.’ In lekentaal: bij de keuze van dit systeem wordt niet aan de regels voldaan en kan er geen vergunning worden afgegeven. Ook oordeelt dit verslag hard over het feit dat de geurmaatregelen verschillend worden beschreven in de vergunningaanvraag, de Milieu Effecten Rapportage en de publieksversie daarvan. ‘Dit had nooit in deze fase van het project mogen gebeuren!’ Het uitroepteken is niet van ons.

Geen weg terug?

De geurkwestie is bepaald niet het enige punt van zorg in dat verslag. Er is een waslijst van kritische opmerkingen over de stukken voor de vergunningsaanvraag die Shtandart heeft ingediend. Zo heeft het bedrijf eerder verzocht om in de veiligheidsanalyse met een lagere kans op falen van de opslagtanks te mogen rekenen dan gewoonlijk. Met het model Proteus wordt berekend hoeveel water vervuild wordt in geval van een olielozing. De nieuwe tanks zouden veiliger zijn dan de oudere types waarop de rekennormen zijn gebaseerd.

Maar de Milieudienst heeft dat afgewezen, omdat er geen wetenschappelijke grond voor een lagere faalkans is. Op 14 maart constateert het dat er, in tegenstelling tot wat is afgesproken, nog steeds met het aangepaste rekenmodel is gerekend. Zelfs nog ná de indiening van de defintieve vergunningsaanvraag op 19 juli is dit niet opgelost. Op 29 augustus 2013 schrijft DCMR aan Rijkswaterstaat: ‘MRA (Milieu Risico Analyse) is niet compleet. ‘Er ontbreekt nog een rapportage inzake aanpassing van de Proteus modellering.’ Blijkbaar is het risicomodel toch aangepast en is daar nog steeds geen goede verantwoording voor.

Vooral de kritiek van het Bureau Lucht op de geuranalyse veroorzaakt intern beroering in de Milieudienst. Er wordt een een ander onderzoeksbureau om een second opinion gevraagd. Maar wat als die opnieuw uitwijst dat het met de geur niet in orde is? In een op 26 maart verstuurde mail waaruit afzender en ontvanger zijn verwijderd, maar deel uitmaakt van interne mails van de Milieudienst lezen we: ‘Hmmm, via deze route ligt er dus een vergunning waarin een second opinion is opgenomen. Wat betekent dit als uit de second opinion volgt dat de terminal eigenlijk niet vergunbaar is vanwege geur? dan is er denk ik geen weg terug meer? Is dat verstandig?’

Een collega, ook geanonimiseerd maar gezien de directieve toon vermoedelijk een chef, antwoordt dat de uitkomst onmogelijk kan zijn dat Shtandart onvergunbaar is.

Een collega, ook geanonimiseerd maar gezien de directieve toon vermoedelijk een chef, antwoordt een dag later dat de uitkomst onmogelijk kan zijn dat Shtandart onvergunbaar is. Volgens hem of haar kan dat helemaal niet wanneer het bedrijf aan het zogeheten maatregelniveau 2 voldoet. Er worden drie maatregelenniveaus onderscheiden. Op het strengste niveau 1 is er geen geuroverlast buiten de hekken van de vestiging van het bedrijf. Bij niveau 2 verspreidt de stank zich weliswaar verder, maar reikt die niet tot plekken waar mensen wonen die er last van kunnen hebben. Maar voldoet de tankerterminal daar wel aan, als het risico bestaat op zeer sterke geuroverlast? Opmerkelijk is ook een andere formulering in dit schrijven. Er staat dat met het bureau Odournet dat zich over de geur zal buigen ‘is besproken dat ook de goede punten van de aanvraag aandacht dienen te krijgen in het rapport.’

Maar het bureau maakt in een pittig rapport dat het op 9 april 2013 aan de Milieudienst stuurt duidelijk dat het geen zin heeft iemand naar de mond te praten. Odournet heeft een rits van emissies die ten onrechte niet meegenomen zijn in de beschrijving van de uitstoot die de tankerterminal zal opleveren. Het bureau constateert dat de hoeveelheid vluchtige organische stoffen die geabsorbeerd moet worden 2,2 keer hoger ligt dan de maximale capaciteit van de OCU’s. Dat betekent dat ze in plaats van de voorgenomen één keer per jaar zeker eens in de vier, vijf maanden vervangen zouden moeten worden. De niet mis te verstane conclusie van Odournet: de informatie over de wijze waarop Shtandart kwalijke uitstoot zal afvangen ‘schiet in alle opzichten tekort.’

Zo kan het niet, concludeert de Milieudienst

Twee weken later maakt de Milieudienst in een intern verslag de balans op. Ze constateert dat de vergunningsaanvraag voor de tankterminal al een stuk is verbeterd ten opzichte van eerdere versies, maar nog lang niet voldoende. ‘De consistentie van de aanvraag is niet altijd goed. Dit betreft m.n. geur. Het gevoel ontstaat dat essentiële zaken niet goed op papier staan of anders op papier staan dan dat deze bedoeld zijn of waren.’ Zo kan het niet, zegt de Milieudienst onomwonden. ‘Het gebruik van OCU’s is voor de DCMR de belangrijkste reden om de aanvraag nog niet ontvankelijk te verklaren.’

Weer een maand later, in notulen van 28 mei 2013, vat De Milieudienst de stand van zaken aldus samen: ‘Door de DCMR is een kritisch en afwijzend advies afgegeven betreffende de voorgestelde wijze waarop geur in beeld is gebracht en geur wordt behandeld binnen de inrichting.’ In reactie op dit negatieve advies heeft Shtandart de Belgische firma Desotec uitgenodigd voor een presentatie met als doel de Milieudienst ervan te overtuigen dat de gewraakte OCU’s echt goed werken. Uit de notulen is niet op te maken dat de zorgen van de Milieudienst zijn weggenomen.

Dieselpomp op de Maasvlakte in Rotterdam. Foto: Mischa Keijser/Hollandse Hoogte

Luchtje

De zorgen richten zich ook op de zogenaamde CPC-blend. Deze soort kan zeer sterke geuroverlast geven, vreest de Milieudienst. ‘De CPC crude is dusdanig stankverwekkend dat relatief kleine incidenten met dit product, zoals morsingen bij monstername en bij schoonmaak- en reparatiewerkzaamheden, een grote impact kunnen veroorzaken in de omgeving,’ schrijft ook Odournet. Daarom moet er een speciaal protocol komen voor hoe er met dit type olie wordt omgegaan.

Enkele dagen later levert Royal Haskoning een geurrapport waarin opnieuw is opgeschreven welke maatregelen het bedrijf neemt om geuroverlast te vermijden, inclusief de gewraakte OCU’s. Conclusie: alles is dik in orde

Dat maakt het in Nijmegen gevestigde ingenieursbureau Royal Haskoning, dat ook al de vergunningsaanvraag voor Shtandart opstelde. Maar een technisch beleidsmedewerker van de Milieudienst vindt dat het stuk niet deugt. Hij schrijft op 11 juli 2013: ‘Even kort. We hebben vanmiddag het voorgestelde document besproken. Zoals het er nu ligt, is het niet goed.’

Enkele dagen later levert hetzelfde Royal Haskoning een geurrapport waarin opnieuw is opgeschreven welke maatregelen het bedrijf neemt om geuroverlast te vermijden, inclusief de gewraakte OCU’s. Conclusie: alles is dik in orde. De geur zal het nabijgelegen Hoek van Holland niet bereiken.

De Milieudienst krijgt het verzoek van Shtandart binnen enkele dagen naar het nieuwe geurrapport te kijken. Ze laat weten dat de gegeven tijdslimiet ‘niet reëel’ is, en geeft de waarschuwing dat wanneer Shtandart de aanvraag definitie indient voordat de Milieudienst haar heeft beoordeeld, dat ‘‘voor eigen risico’ is. De geadresseerde, vermoedelijk iemand van Shtandart, is onzichtbaar gemaakt in de stukken die we ontvingen. Maar het cc-adres, Vitol holding bv, is nog wel zichtbaar.

Shtandart besluit door te stomen. Op 19 juli 2013 ligt de voor de tankterminal er. Zijn nu alle heikele punten waar de Milieudienst eerder harde kritiek op had opgelost? Bepaald niet. Zoals al eerder is vermeld, is de milieurisicoanalyse bij de indiening nog steeds ‘niet compleet’. En Shtandart blijft werken met OCU’s, de dingen die als ‘ongewenst en ricicovol’ werden beoordeeld.

In een reactie laat Shtandart weten dat er in overleg met het Bureau Lucht voor een andere, dubbele uitvoering van de OCU’s is gekozen, waarbij twee containers achter elkaar worden geplaatst. Ook zou het negatieve advies van de Milieudienst louter gelden voor de overslag van stookolie. Shtandart zou nu het omstreden systeem alleen inzetten voor diesel en gasolie. Maar in het advies van 16 april is te lezen dat Bureau Lucht het gebruik van OCU’s überhaupt afwijst: ‘Bureau Lucht adviseert daarom met klem om in de vergunning vast te leggen dat geen gebruik mag worden gemaakt van OCU’s en dat alle stromen met stinkende stoffen die op de terminal vrijkomen, moeten worden aangesloten op een RTO.’ Een RTO (Regenerative Thermal Oxidiser) is een andere techniek om geur af te vangen.

In reactie op de vraag waarom Shtandart niet wachtte op het eindoordeel van de Milieudienst, schrijft de woordvoerder: ‘Hoewel de termijn om het rapport te beoordelen erg kort was, was er geen reden om aan te nemen dat bureau Lucht een negatief advies zou geven. Het nieuwe rapport is ontwikkeld na uitgebreid overleg met bureau Lucht. Shtandart heeft er daarom ook alle vertrouwen in dat de vergunning zal worden verleend.’

De Milieudienst zelf wil niet reageren op de vraag of alle zorgen zijn weggenomen. De persvoorlichter laat weten: ‘De DCMR beoordeelt op dit moment de aanvraag van Shtandart. Zodra de definitieve beoordeling er is wordt die gepubliceerd in een ontwerpbesluit in de regionale kranten, vermoedelijk half januari 2014. Alle kwesties die u aanhaalt in uw vraag zullen in het ontwerpbesluit aan de orde komen.’

Aanleg van nieuwe LNG (liquified natural gas)-terminal op de Maasvlakte. Foto: Mischa Keijser/Hollandse Hoogte

Goed nieuws

Conclusie: er ligt nu een vergunningsaanvraag waarin Shtandart voor bepaalde doeleinden nog steeds een systeem gebruikt dat de Milieudienst als ‘ongewenst en risicovol’ beoordeelt en dat eerder een reden was om de aanvraag niet ontvankelijk te verklaren.

Alleen had niemand in het publieke domein geweten dat er een luchtje aan de tankterminal zit, als dat niet door een Wob-verzoek naar buiten was gebracht. In de buitenwereld bestaat juist de indruk dat Shtandart het allemaal netjes voor elkaar heeft. Neem de kritische Vereniging van Verontruste Burgers van Voorne (VVBV): eind vorig jaar liet de vereniging in een persbericht met als kop ‘Goed nieuws Tank Terminal Europoort West’ weten enthousiast te zijn over de constructieve wijze waarop er van meet af aan overleg is geweest tussen de VVBV, Shtandart en het havenbedrijf. De vereniging sprak haar vertrouwen uit in de aanpak van Shtandart.

Aan de telefoon wil voorzitter Pieter Thomassen dat graag toelichten. Hij zegt onder de indruk te zijn van het ‘technisch goede ontwerp’ voor de afvang van de vieze lucht. Hoe hij dat kan beoordelen? Thomassen zegt het klappen van de zweep te kennen. Zelf heeft hij jarenlang in de olieindustrie gewerkt en is hij mede-directeur van de Vereniging Nederlandse Petroleumindustrie geweest. Als hij hoort dat de Milieudienst juist twijfels heeft over het technische ontwerp, reageert hij verbaasd. Daarover is in het goede overleg blijkbaar nooit gesproken.

Intussen marcheren de bevoegde instanties verder. Nog in september schreef een medewerker die zich met de milieuvergunning bezighoudt in een email waarin hij het project ‘politiek gevoelig’ noemt dat de ontwerpbeschikking in november ‘klaar MOET zijn.’ Dat de druk hoog is, blijkt ook uit een stuk van de Milieudienst uit maart waarin de stand van zaken op een rij is gezet. ‘Het Havenbedrijf doet er alles aan om het project door te laten gaan. Als dit ook zou mislukken zou derde project op die locatie zijn dat niet door zou gaan.’

De komende weken zullen we nog enkele artikelen publiceren over Vitol. Tips kunnen (versleuteld) gemaild worden naar maurits@decorrespondent.nl of tomas@decorrespondent.nl.

Lees ook het profiel van moederbedrijf Vitol Eerder schreven we een uitgebreid profiel van de grote maar relatief onbekende oliehandelaar Vitol, het moederbedrijf van het bedrijf dat de omstreden olieterminal in Rotterdam wil bouwen. Lees hier ons stuk ‘Over deze Nederlandse oliereus is nog nooit een Kamervraag gesteld’ Lees waarom we onderzoek doen naar Vitol Op 3 december hebben we het Vitol-dossier op De Correspondent geopend. Vitol is een Nederlands miljardenbedrijf dat vrijwel niemand kent. Zoiets noemen wij bij De Correspondent ‘breaking new’. Hier een korte uitleg wat we daarmee bedoelen en waarom we verschillende verhalen over Vitol willen publiceren